![]() |
||||||||||||
GEDICHT ‘VISSERSHAVEN’ OP GEVEL IN HAVENKWARTIER | ||||||||||||
![]() |
||||||||||||
Woningbouwcorporatie Stadlander realiseerde in de periode 2012-2014 samen met zorginstelling Tante Louise-Vivensis een nieuwbouwcomplex in het historische havenkwartier van Bergen op Zoom, bestaande uit herenhuizen, eengezinswoningen, zorgappartementen en overige appartementen plus penthouses, een hoftuin en een parkeergarage. De gebouwen kregen de gezamenlijke naam Vissershaven, naar een van de belendende oude binnenhavens.
In
overleg met het Comité Stenen Strofen werd besloten op een kale gevel op de
hoek van de Van Konijnenburgweg en het Wagenpleintje een gedicht aan te
laten brengen. De keuze voor de literaire klus viel op Albert Hagenaars.
VISSERSHAVEN Hier groeide, uit de stilte van een broeiend bewierde kreek, het havenkwartier van een stad die zich laafde aan keramiek en gezoden zout, Bourgondische bluf, geloof en bijgeloof, en die verviel maar meer dan zichzelf overtrof. Hier verstomden stemmen van vuur aan- blazende jagers, Keltisch vloekende verkenners, kalkbranders en batteraven, en verwoei de walm van turf voor Vlaanderen, Engelse wol, rottende meekrap en drek op drogend slijk. Hier vermaalde de molen aan de houwer Scheldewater tot Spaanse matten en dukaten en voerden schuiten verloren woorden aan, in de spiritusfabriek met zalf te verstoken tot een diepere verbeelding dan die historie biedt. En hier ook zuigt nu een blinde gevel zich vast op uw ogen, ontvouwt taferelen die u vermoedt te moeten vertalen als doel, of als tol
voor overdracht: zin van oorsprong en einde,
![]()
![]()
INLEIDING
Het is een bijzonder moment om vanmiddag op de hoek van de Van
Konijnenburgweg en het Wagenpleintje te staan. Dat zeg ik niet alleen
omdat mijn gedicht ‘Vissershaven’ op de nieuwe gevel achter mij werd
aangebracht en omdat ik hier vlakbij woon maar ook omdat de locatie gezien
kan worden als een symbool van mijn poëtische opvattingen.
Veel dichters trachten de tijd stil te zetten in hun teksten of om er
verloren stilte en rust in op te roepen. Ik kan als lezer genieten van
dergelijk werk. Maar ik ben zelf uit op beweging, op dynamiek en vooral op
meer transformatie. Ik beschouw de opdracht om een gedicht te maken voor dit
complex, zo goed ingepast in de eeuwenoude omgeving, dan ook als een
passende metafoor voor mijn werk.
Het havenkwartier is vaak de economische ruggengraat van Bergen op Zoom
geweest. Vlakbij de plaats waar we nu staan zijn sporen van activiteiten uit
de prehistorie gevonden. Misschien vond er toen al op een eenvoudig niveau
uitwisseling van producten of diensten plaats.
In de Romeinse tijd al was het gebied een belangrijk
pottenbakkerscentrum. De lokaal vervaardigde voorwerpen werden in een
relatief groot gebied verspreid; er zijn veel vondsten gedaan in het gebied
tussen de kop van Nood-Holland, het IJssel-gebied en Noord-Frankrijk. De
export vond voornamelijk via de rivieren en zeearmen plaats.
In de Middeleeuwen ontstond een havenkwartier. Zonder haar oude
binnenhavens zou Bergen niet de stad zijn geworden die ze nu is. Er vond
bijvoorbeeld opnieuw een omvangrijke productie van aardewerk plaats. De
pottenbakkerijen zetten klei in keramiek om en vormden door hun bijna
700-jarig bestaan de grootste factor van transformatie.
Hier kwam de Engelse en Schotse wol aan, die omgezet werd in laken ofwel
verschillende vormen van textiel. In dezelfde tijd werden meekrapbieten,
waarvan de wortel kleurstof bevat, in grote hoeveelheden aangevoerd om het
laken te kunnen verven. Uiteraard verwijs ik hier in de tekst van
‘Vissershaven’ naar.
Enkele eeuwen later werd een ander gewas van essentieel belang: de
beetwortel ofwel suikerbiet. Door concentratie ontstond in Bergen op Zoom
een van de grootste suikerfabrieken van het land. De biet werd niet alleen
in suiker omgezet maar leverde ook perskoeken op, veevoeder dat als
retourvracht de haven weer verliet, alsmede moutsuiker, dat een smaakstof
voor bier is.
Bovendien werd de afloopstroop melasse aangewend voor het maken van
alcohol. In 1899 kwam de Zuid Nederlandsche Melasse Spiritus Fabriek tot
stand, die onder de populaire naam Spiritusfabriek bekendheid kreeg. Ik
gebruik de naam natuurlijk niet toevallig in het gedicht.
De schuimaarde tenslotte, een vrijgekomen stof uit ruwsap, werd
hergebruikt als mest, wat voor een dichter eveneens een dankbaar motief is.
Helaas had ik hier niet genoeg regels meer voor.
De aanvoer van suikerbieten vond plaats aan de Vissershaven en Zuidzijde
Haven.
We kijken vooruit. Momenteel is de stad bezig zich te ontwikkelen tot
een van de landelijke centra voor biotechnologie. Sinds enkele jaren is
hiertoe de Green Chemistry Campus in de nabije Theodorushaven actief. Daar
zijn in enkele jaren al tientallen in deze sector actieve
onderzoeksbedrijven gevestigd. De economen verwachten hierdoor duizenden
banen te kunnen realiseren.
De plek die nu Vissershaven heet was nog meer aan verandering onderhevig
dan de haven tussen de Ham en het Spuihuis. De Vissershaven was aanvankelijk
een verdedigingsgracht, werd onder meer het reservoir en de doorlaat van de
al deels gerestaureerde watermolen, een passage naar de industriële
Zeelandhaven, die alweer verdwenen is en momenteel een winkelcentrum in
opbouw herbergt.
De Vissershaven is nu een recreatieve plas, gelegen pal naast de
gerestaureerde watermolen die misschien deels een museale functie krijgt, en
naast dit nieuwe wooncomplex met verschillende woonvormen. Omdat tenslotte
ook een watermolen voor transformatie staat, heb ik dit belangrijke symbool
eveneens nog in het gedicht gebruikt.
Ik wil alle betrokken partijen en sponsors bedanken voor de kans om
midden in dit dynamische gebied een gedicht te publiceren dat in woorden
uitdrukking wil geven aan het belang van verandering en overgang, kortom
energie.
Tenslotte wil ik de hoop uitspreken dat niet alleen de passanten maar
ook de huidige en toekomstige bewoners van het complex Vissershaven en
omgeving vaak in dialoog zullen willen gaan met de regels die hen in
figuurlijke zin vertegenwoordigen, vooral in de laatste strofe.
![]()
Comité Stenen Strofen slaagde er op initiatief van de voormalige
stadsarchivaris Cees Vanwesenbeeck in sinds 1997 al 18 gedichten in de
openbare ruimte van de stad te laten opnemen, meestal uitgevoerd op groot
formaat. Dichters die inmiddels, al dan niet via hun erven, een bijdrage
leverden zijn: Benno Barnard, H.C. ten Berge, Bert Bevers, Frans Budé,
Maria van Daalen, Aleidis Dierick, Anton van Duinkerken, Anna Enquist, Peter
Ghyssaert, Johanna Kruit, Pieter Langendijk, Y. Né, Ester Naomi Perquin,
Hans Tentije, Jabik Veenbaas, Victor Vroomkoning en Hans van de Waarsenburg. Alle ontwerpen zijn van de hand van ontwerper Marc Meeuwissen. De jury
bestaat uit Wim van Til (directeur van het Poëziecentrum Nederland), Tony
Rombouts (eresecretaris van de Vlaamse Vereniging van Letterkundigen) en
telkens de voorgaande dichter. Er
zijn meerdere steden in Nederland met poëzieroutes, de Bergse onderscheidt
zich daarvan door de opdracht aan de dichters om een passende tekst te
schrijven voor de hen toegewezen locatie.
|
||||||||||||