index
 

 


 

INTERVIEW VAN OMROEP BRABANT MET ALBERT HAGENAARS OP ZATERDAG 14 MAART 1992, ONMIDDELLIJK NA DE PRESENTATIE VAN DE ROMAN ‘BUTIJN, HET BOZE OOG’.

 

 

Studiostem: ‘Butijn, het boze oog’, dat is de naam  van het nieuwste boek van de schrijver Albert Hagenaars uit Bergen op Zoom. In 318 bladzijden wordt het verhaal verteld van twee personen: Ben Butijn, een zestigjarige oorlogsfotograaf die op medisch advies teruggaat naar  zijn geboorteland Indië, en de Indische jongen Danny de Wit uit Den  Haag, die zijn vader op diens sterfbed heeft beloofd een keer naar het land van zijn tweede achtergrond te gaan. Afgelopen zaterdag werd het boek gepresenteerd. Veronique Roeg las het boek en sprak daarna met schrijver Albert Hagenaars. Vanaf het begin van het boek krijgt de lezer het idee dat hij daadwerkelijk in Indonesië zit. Hoe krijgt hij dat voor elkaar?

AH: Dat heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat ik vaak in Indonesië geweest ben. Op de momenten dat je zit te schrijven, ben je zo geconcentreerd bezig, dat je er midden in zit, dat je weer daar bent. Ik denk dat het Indonesië is dat zich zelf naar Nederland toegeschreven  heeft. Ik ben maar een medium.

VR: Het boek speelt in het heden. Toch spelen, zoals we dat hier in Nederland noemen, de politionele acties in Indonesië een belangrijke rol. Daar heb je ook onderzoek naar gedaan?

AH : De politionele acties worden aangekondigd in het boek. Die spelen zelf geen grote rol. Er is al veel over gepubliceerd. Waar ik in dit boek met name op gefixeerd was, was het beschrijven van de Bersiap, de zo genoemde vrijheidsstrijd van de Indonesiërs. Bersiap betekent letterlijk: Wees paraat! maar voor Indische en Hollandse Nederlanders was bersiap synoniem aan terreur. Met name vrouwen en kinderen werden belaagd door vele facties, allerlei militaire genootschappen die in die chaos, vooral in en rond de grote steden, een grote rol speelden in dat hele proces.

VR: Maar heb je zelf met Indonesië te maken? Waren jouw voorouders op een of andere manier Indonesiërs?

AH: Een goede vriend heeft mij gevraagd om, omdat ik schrijver was, zijn belevenissen en die van anderen een keer te boek te stellen. Hij heeft gezegd tegen mij. “Ik kan het niet, ik ben geen schrijver. Jij kan het, jij hebt het niet meegemaakt. Ik wil dat jij daarover een keer vertelt, want het was een groot probleem in Nederland toen de eerste Hollanders terugkwamen en ook de Indische mensen naar Nederland kwamen. Er was totaal geen aandacht voor die groep.

Dit boek is zeker ook bedoeld als een rechtvaardiging achteraf voor hun komst hier. En ik wil nogmaals benadrukken, dat het van veel belang is om aandacht te geven aan wat er toen gebeurd is, omdat het schandalig verwaarloosd is.

VR: Een beetje een goedmakertje?

AH: Nou, dat -tje mag er wel af.

VR: Het motto van de boekenweek van dit jaar is: Het prachtige rijk van Insulinde. Is het toeval dat de roman nu gepubliceerd wordt?

AH: Dat is zeker geen toeval. Het thema is pas vorig jaar door CPNB bekendgemaakt, maar ik was al jarenlang bezig aan het boek. Dat kan niet anders. Je kunt een boek als ‘Butijn, het boze oog’ niet in een half jaartje schrijven. Het kost jaren en jaren van studeren, van bijeengaren van informatie, van het voeren van gesprekken met veelal terughoudende mensen die gefrustreerd zijn door de slechte opvang in Nederland in de jaren veertig, vijftig. Toen zei mijn uitgever: “Ja, je kunt over een jaar dat boek nog wel een keer uitgeven” - want dat was de bedoeling, dat het in 1993 uit zou komen- “maar dan is er die hele golf van Indonesië-boeken overheen gegaan en dan is niemand meer geïnteresseerd. Dus zet alles op alles en probeer dit boek nu af te maken.”
Ik heb dat alleen kunnen doen doordat ik iemand gevraagd heb alles te typen, ik heb zelf niks getypt. Ik schrijf alles. Ik oefen mijn vak ouderwets uit, wat dat betreft.

Studiostem: Dat was Albert Hagenaars, schrijver van het boek ‘Butijn, het boze oog’, dat toch nog op tijd is afgekomen. Het boek kan trouwens gelezen worden als een reisverslag door Indonesië én als psychologische thriller, maar het boek is vooral bedoeld als een goedmaker, u hoorde hem dat zeggen, voor een lang verwaarloosd en verzwegen stuk Nederlandsch Indië.

Dit was een bijdrage van Veronique Roeg.


index