![]() |
ATELIERLEZING |
|
|
||
Ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag organiseerde
kunstenaar/voormalig academiedocent Jan Wessendorp (ºSoerabaya) op
zaterdag 23 oktober 2010 een culturele avond met bijdragen van tal van
collega’s en vrienden in zijn atelier in de Korte Dubbelstraat, in het
Havenkwartier van Bergen op Zoom.
LEZING ‘Poëzie’
is afkomstig van het Griekse woord ‘poièsis’, wat zoveel betekent
als: het scheppen van voorstellingen. Het oorspronkelijke werkwoord
wilde de wereld zowel veranderen als voortzetten. Van
m’n zestiende tot m’n twintigste schreef ik licht absurdistische
gedichten die voornamelijk associatief tot stand kwamen, al kende ik de
principes van het Surrealisme, dat er ten grondslag aan ligt, toen nog
maar oppervlakkig. Een
van de overgebleven teksten uit die tijd is: JACHT OP DE BISMARCK vuur schreeuwde sir john tovey wat
ik eigenlijk aardiger vind is een teruggevonden aforisme uit 1973: de overeenkomst tussen Nooit
ben ik geïnteresseerd geweest in het alleen afbeelden of beschrijven.
Als schilder zou ik daarom ook niet geboeid zijn om fotografisch te
schilderen al heb ik veel respect voor het vakmanschap van de mensen die
het kunnen. Wat ik er meestal in mis is de expressie van de maker, jet
persoonlijk perspectief. Bij mij moet dat dus betekenen: de uitdrukking
van iets anders dan de waargenomen werkelijkheid. Maar ik geef
onmiddellijk toe dat dit een vage uitspraak is, vertroebeld als hij
wordt door de onbetrouwbaarheid van onze zintuigen en het grote belang
dat we ook aan projectie moeten toekennen. Over expressie had mijn debuut in elk geval niet te klagen. Dat was ‘Stadskoorts’, een dun bundeltje dat in 1979 op de markt gebracht werd door uitgeverij WEL. ‘Stadskoorts’ bevat hoofdzakelijk gedichten die je dus zeker expressionistisch mag noemen. Het probleem was dat ze een puur egodocument vormden, nog niet de particuliere gewaarwordingen ontstegen. Dat zag ik zelf ook wel in. Anders zou ik hoe dan ook in die richting verder zijn gegaan. Eén kort voorbeeld slechts van deze postpuberale aandoeningen: ik graaf en grot in vlees Het was tijd om het roer snel om te gooien. Ik las altijd al wel veel poëzie, vooral Nederlandstalige en Franse maar nu begon ik systematisch te lezen om een beter beeld te krijgen van de laatste ontwikkelingen. Ik volgde veel literaire bladen en nam een abonnement op een paar, o.a. op Literair Paspoort en het toen nog niet zo lang bestaande Poëziekrant uit Gent, zodat ik ook het Vlaamse speelveld kon overzien. Ik kwam toch al vaak in Vlaanderen, vooral Antwerpen en Brussel, dus dat was een relevante aanvulling.
Op
dat moment waren er ruwweg drie stromingen actief, een neo-realistische,
een neo-romantische, en een zogenaamde talige. Van de eerste moest ik
sowieso niet veel hebben, de bouwstenen daarvan bleven teveel gebaseerd
op de waarneembare werkelijkheid. De uitloper van de romantiek kwam neer
op gezemel en aanstellerij, in Nederland waren diverse sonnettenbakkers
populair. Dat was geen alternatief. En aan de derde, de talige of witte
poëzie was ik nog niet toe, die was te abstract, te weinig vlees en
bloed. In
‘Spertijd’ probeerde ik een betere balans te vinden tussen het wat
en het hoe. De inhoud mocht niet meer onderdoen voor de vorm. Ik leerde
dat suggereren en oproepen treffender kan werken dan uitschreeuwen. MAAGDENBURG Grauwe velden. Gesloten land. Wankelend Een herinnering splijt plots de reis, opent de bol, en in een verwarrend beeld van sikkels uit een achtergrond van dood water naar mij uit- Nog opent het bevreesd gezicht op de ruit de mond Toch
was ik nog niet helemaal tevreden, voelde dat er meer mogelijk moest
zijn, dat er nog andere dimensies waren. Het was tijd om te onderzoeken
hoe de poëzie de perken van de taal te buiten gaat. Vooral door contact
met een nieuwe vriend, de Brusselse dichter en criticus Phil Calliau,
ging ik me bezighouden met de al eerder genoemde talige poëzie, ook wel
witte poëzie of Raster-poëzie genoemd, naar het tijdschrift dat er een
grote maar zeker niet eenkennige belangstelling voor had. De reeks ‘Linguisticum’,
de naam zegt het al, bestaande uit 10 teksten, ontstond en werd meteen
opgenomen in een boek over opkomend talent van In de Knipscheer in
Amsterdam. Dat was een bepalend moment want ik publiceer nog steeds bij
deze uitgeverij. Ook verschenen gedichten van me in Raster. Ik lees nu
een kort gedicht voor uit ‘Linguisticum’. Deze cyclus werd voor de
tweede keer gedrukt in de bundel ‘Intriges’, om poëticale redenen
plaatste ik die achterin. IV Een trein die door de velden, Daar ben ik in, En op de taalkaart Op die overgang beschrijf ik. Ander prefix, Ik heb het vroeger wel eens zo voorgesteld dat ik op een dood spoor was beland. Dat beeld wil ik nu graag bijstellen. Weliswaar was ik tegen een onneembare muur opgelopen en wilde ik me niet verder meer ontwikkelen in die richting, maar ik bleef wel schrijven. Ik kon niet anders. Ik richtte me alleen voornamelijk op proza, enkele jaren later verscheen de eerste roman, ‘Dood Tij’.
Ondertussen
schreef ik af en toe gedichten die de draad van ‘Spertijd’ weer
oppakten. Dat gaf me de gewaarwording een stap terug te doen en bracht
me daarom aan het twijfelen. Voor alle zekerheid wilde ik ze in
portefeuille houden, al verscheen er rechts en links soms wel wat van in
tijdschriften. Het was poëtisch een verdomd lange stille periode.
Tussen ‘Intriges’ en de vierde bundel, ‘Tropendrift’, ligt maar
liefst 17 jaar. De eerste gedichten van ‘Tropendrift’ waren zelfs al
in 1983 deels onder woorden gebracht, tijdens m’n eerste reis naar het
verre oosten. Langzaam maar zeker raakte ik overtuigd van de waarde van
de gedichten maar nu zat het probleem ’m in hun samenhang. Vooral het
ontbreken van een overtuigende compositie hield zo lang de publicatie
tegen. Oppervlakkig
gezien beschrijft ‘Tropendrift’ een reis via Thailand, Singapore en
Sumatra naar Java en langs dezelfde route terug. Dat verschafte me de
mogelijkheid een cyclische structuur te gebruiken met een zwaartepunt in
het midden: Java. Centraal op dat kleine maar in alle opzichten zo
belangrijke eiland bevindt zich de Borobudur, een monument dat op
verschillende manieren de levensloop van de mens en diens gewenste
spirituele ontwikkeling weergeeft. Enerzijds met de drie geometrische
basisvormen: het vierkant als basis en daarboven diverse kleiner
wordende cirkels. Het zijaanzicht van de piramide levert de driehoek op.
Anderzijds door de beweging van beneden naar boven waar, bij de stoepa,
alles samenvalt en oplost, inzicht verondersteld wordt door te breken. De
behoefte aan synesthesie werd deels gevoed door Baudelaire en diens
geestelijke voorgangers Het feit dat sommige van zijn gedichten zo lang
in een lezer kunnen doorwerken, moet wel iets zeggen over hun kwaliteit,
hun belang. Ook z’n kunstkritieken, waarvan enkele principes nog
steeds hoogst actueel zijn, misten hun uitwerking niet. Ik
wil zijn gedicht ‘Correspondances’ voorlezen, dat ik mede met het
oog op deze lezing in het Nederlands heb vertaald omdat ik niet tevreden
was over de gangbare vertalingen in het Nederlands van o.a. Bert Decorte,
Petrus Hoosemans en Peter Verstegen, die teveel concessies hebben moeten
doen aan de eindrijmen. Ik liet die los en verving ze door andere vormen
van klankovereenkomst.
Let
u op die laatste woorden: les
transports de l’esprit et des sens. Het gaat dus niet alleen,
zoals bij de traditionele synesthesie, om een uitwisseling tussen de
zintuigen onderling. Er is ook een wisselwerking tussen de gewaarwording
én de geest, die uiteraard veel meer omvat dan het denken. Ik
lees het laatste van de drie gedichten over dit overweldigende monument: BOROBUDUR
III Ik streel de aders van dit
brekend boek, honing Weet je al, die laatste
nacht in onze lege kamer, In deze broze ochtendwind
eindigt het Wat
van geen enkel belang mag zijn is een tegenstrijdigheid. Natuurlijk kan
alles van belang zijn of worden. Ik bedoelde er echter mee dat verkregen
inzicht zich niet moet laten aantasten door oppervlakkigheid,
uiterlijkheden. ATELIERBEZOEK Voor Jan Wessendorp
De stad slaapt. Over de Oosterschelde, die nu een Ik breek baan en zie je staan in het ondoor- die heviger golven al, verstrengeld raken in kleur, Spanning bouwt zich zienderogen op. Hier ont- Ik mis de kinderstem die haast onhoorbaar hoog En
ik hoop u allen ook…ik dank u.
|
||
|
![]() |