index
 

INTERVIEW VAN WIM VAN TIL MET ALBERT HAGENAARS  

 


ORGANISATIE: Arsis Kunst en Sociëteit, i.h.b. Irene Weug, Riet Buuron en Gerrit Westerveld
PLAATS: Rembrandtstraat 71, Nieuw-Borgvliet
TIJD: Zondagmiddag 20 januari 2008, 15.00-18.00 uur
AANKONDIGING: Auke van der Heide
PUBLIEK: 70 bezoekers

Wim van Til:
Goedemiddag dames en heren. Het was de bedoeling om een overzicht te geven van wat Albert Hagenaars allemaal geschreven heeft. Dat gras is voor mijn voeten weggemaaid natuurlijk omdat Albert in zijn inleiding daar zelf al veel informatie over heeft gegeven.
Ik heb naarstig wat aantekeningen zitten maken in de loop van deze middag. Ik hoop dat ik dus een aantal vragen over zaken die vanmiddag naar voren zijn gekomen nog eens kan terughalen maar vergeef me dan dat ik soms even in mijn aantekeningen zoek.
Ik wil alvast zeggen dat ik straks graag zal eindigen met de conclusie dat er al die tijd dat Albert aan het schrijven is, geen moer is veranderd. Dat moet op zo'n manier naar voren komen, dat u dat ook als een compliment gaat ervaren.

Ik wil de wissel die Albert op mij gelegd heeft, graag naar u verleggen. Luister dus goed naar wat hij gaat vertellen en naar de vragen die ik zal stellen want ik probeer ze zo suggestief mogelijk te stellen zodat we bij die absolute conclusie uitkomen en dat er geen andere ruimte meer is.
Natuurlijk gaan we in die zoektocht allerlei nieuwe dingen ontdekken. We moeten zelf maar een beetje meebuigen om bij die conclusie uit te komen.

Heel zwart-wit even drie fasen terughalen die Albert ook al in z'n inleiding aangaf. In eerste instantie werd hij sterk beïnvloed door het expressionisme; hij heeft expressionistische gedichten geschreven, die barsten van de bijvoeglijke naamwoorden, de voltooide deelwoorden, de dubbel verbonden bepalingen, heel sterk grammaticaal bepaalde poëzie, waar de verfklodders van af druipen. Dat is zeg maar de eerste fase. Hij knikt dus we zitten op het goede spoor; de eerste vertaling van de beeldend kunstenaar Albert Hagenaars naar de dichter Albert Hagenaars. Nog nat van de verf schrijft hij de eerste bundel. Klopt dat?

AH  Ja, subjectief en objectief.  

WT  Kijk! Dan geef je zelf aan, dat dit zo ontwikkeld is.

AH  Klopt.  

WT  Dat je het expressieve wat losgelaten hebt.

AH  Precies. Het is ook logisch. Als je van je 15e tot je 20e voornamelijk bezig bent met schilderen en inderdaad schilderijen maakt met een mes en een dikke kwast en je dan meer gaat toeleggen op de poëzie, komen er bepaalde technieken van de schilderkunst in de taal terecht. Dat heb je goed gezien.

WT  Het lijkt me wel aardig om, ik weet niet of het origineel er nog is, een van de eerste gepubliceerde teksten van Albert eens te laten zien. Ik heb een kopie van die tekst meegenomen...dit is een van de eerste door Albert gepubliceerde teksten.

AH  Die heb ik zelf niet meer volgens mij...

WT  Een gedicht in het Frans. Je ziet aan de vormgeving al dat dit sterk beïnvloed is door de kunst in de jaren zestig. Hoewel het heel andere poëzie is, lijkt het op tekeningen die Chris van Geel maakte, schetsen met daar woorden tussendoor. Ken je dat gedicht nog?

AH  Van Chris van Geel?

WT  Nee, van jou.

AH  Nee...ja vaag.

WT  Hoe is het met je Frans gesteld tegenwoordig?  

AH  Een stuk minder.  

WT  Wil je er toch eens een stuk uit lezen, dan hebben jullie een idee. Mijn Frans is namelijk heel slecht.

AH  Oké. Het is alleen geen gedicht maar een dichterlijke tekst in een catalogus bij een expositie van me in Frankrijk.  

avec des débris dans mes bras
je suis un glapeur sauvage
revêtu de des habits de cérémonie
qui se glisse
pas les ruelles obscures
de notre empire occidental

la nuit je vis comme
la bouche goulue
d’une femme à anvers

WT  Wat je al hoort hè, is dezelfde ritmiek, en er zit passie in. Je kunt Jacques Brel er naast zetten. Pak maar Brel met die muziek eronder en je krijgt diezelfde gepassioneerde drift die in die woorden zit en daar uit moet. Van meet af aan is dat een van de belangrijkste aspecten van jouw werk. Er zit drift in, die er uit moet. Is dat waarom je ‘‘Tropendrift’’ jouw kernboek noemt, voor poëzie dan?

AH  Ja, in die zin dat ‘Tropendrift’ een compilatie is van alles dat ik daarvoor heb ontwikkeld, ‘Tropendrift’ zich ook gaandeweg al ontwikkelde tot een richting in mijn poëzie, die de nadruk gaat leggen op spiritualiteit. Dat is voor mij op dit moment de drijvende kracht. Dus ik heb de drang tot expressie denk ik om weten te buigen tot een drang tot verdieping, die net zo goed met passie te maken heeft, die door passie aangezwengeld wordt.

WT  Is dat een verdieping die je in de gedichten legt of is dat een verdieping in jezelf?

AH  Allebei denk ik. Ik ben natuurlijk constant bezig met allerlei denkprocessen waarvan de gedichten een neerslag zijn. Als je aan een gedicht begint, kom je er op een andere manier uit als je verwacht. Ik heb nooit een gedicht geschreven waarvan ik in het begin, in de eerste strofe al wist hoe het zou eindigen. Ik heb wél gedichten geschreven die begónnen met het einde, waarna ik er middenstukken, begin, fragmenten aan toegevoegde. Het beïnvloedt elkaar.

WT  Er zit in jouw poëzie veel aandacht voor, een worsteling met compositie. Ik neem aan dat er eerst een amorfe berg ontstaat. Dan moet je er richting aan geven, vorm aan geven, dan ga je componeren.

AH  Ja, dat gebeurt vanuit de overtuiging dat echt grote kunst altijd een innerlijk noodzakelijke vorm heeft. Die vorm is dan, ook al wordt dat dan later pas ontdekt, harmonieus. Vandaar ook dat ik voor ‘Tropendrift’ bijvoorbeeld de Borobudur heb gekozen als uitgangspunt. Niet alleen voor de compositie maar ook voor de inhoud. De Borobudur is een tempel die stoelt op de drie primaire vormen die we kennen: het vierkant, de cirkel en de driehoek, die elk ook weer staan voor allerlei begrippen en stromingen, die ik wil absorberen en filteren. Daar moet dan uiteindelijk het effect uitkomen dat ik beoog, maar ook moet er het proces uitkomen waar ik in zit wanneer ik gedichten schrijf. Je hebt een doel voor ogen, maar het gedicht laat zich niet kisten, het moet zich ook niet laten kisten, het gedicht ontwikkelt zich als het goed is tot een serieus te nemen tegenspeler. De interactie tussen die twee plus later daar nog aan toegevoegd de receptie van de lezer met z'n eigen interpretatiemogelijkheden, levert het eindproduct, inclusief het proces dus, op.

WT  Je hebt een idee en daar ontstaat de compositie van de Borobudur uit. Nou ga je de gedichten in die compositie brengen.

AH  Ik heb heel lang aan die bundel gewerkt, eigenlijk vanaf 1983. Dat was één jaar nadat m'n tweede bundel uitkwam, die ik zelf als m'n officiële debuut beschouw. Het jaar daarop ben ik voor de eerste keer naar Indonesië gegaan. Dat was een cultuurschok, in alle opzichten. Toen werd ik gegrepen, schreef ik gedichten over Indonesië, over deze reis, die eigenlijk leken op de gedichten van ‘Spertijd’. Maar ik vind dat je een bundel pas moet uitgeven als er genoeg onderscheid is tot de andere bundels die al uitgegeven zijn. Anders kun je produceren met het motto van “u vraagt en wij draaien”. Dus ik kom pas met een bundel, vandaar dat ik ook niet zo veel produceer, als er daadwerkelijk qua thematiek, motieven en werkwijze en ook de compositie toch een verschuiving heeft plaatsgevonden. Dat is een eis die ik stel.

WT  Houd je dan ook heel bewust rekening met het einde van een bundel, de laatste impressie die je een lezer meegeeft voordat hij de bundel weer dichtdoet? Het laatste woord, het laatste beeld dat je daar schetst, zou een opmaat kunnen zijn naar de volgende bundel.

AH  Ja, dat heb ik inderdaad gedaan bij ‘Spertijd’. In ‘Spertijd’ verwijs ik al naar ‘Linguisticum’. In ‘Linguisticum’ val ik in die valkuil van leegte en stilte, waardoor ik dus heel lang niet verder heb kunnen komen. Pas door het toelaten, wat voor mij aanvankelijk nog best moeilijk was, van spiritualiteit, soms ook religieuze gewaarwordingen, heb ik mezelf weer aangetrokken. De voorgaande bundels hebben dus ‘Tropendrift’ verder getrokken maar op zo'n manier dat ‘Tropendrift’ voor mij op een aantal punten een totaal andere bundel is geworden. Dat was de eis die ik gesteld had. Je moet niet met een herhaling komen. Daar heb ik een hekel aan. Ik houd niet van poëzie, van boeken, van schrijvers die wel veel succes hebben misschien maar die de zoveelste aflevering van die succesformule bieden.

WT  Als mensen thuis bundels van Albert hebben, moeten ze maar eens kijken naar de laatste woorden, de laatste oorspronkelijke woorden van gedichten van die bundels. In ‘Drijfjacht’ eindig je met een aantal vertalingen dus is het lastig om daarvan de laatste woorden te bekijken. ‘Stadskoorts’ eindigt met 'boulevardverdriet'. Kun je je een beeld vormen van boulevardverdriet? ‘Spertijd’ eindigt met: Ik leg me leeg en moe tussen de handen / waarbuiten een wereld verstrijkt. Kun je dat beeld combineren met ‘boulevardverdriet’?
‘Intriges’ eindigt met ‘Linguisticum’, en het tiende gedicht daarvan, dat heb je vanmiddag ook voorgelezen, dat is: De woorden leegte / aan de randen nog gekruld / maar niet lang / méér.
Ook daar zit de beweging in die je bij ‘boulevardverdriet’ al langzaam ziet langskomen. De woorden worden wat kaler misschien in ‘Spertijd’ en ‘Intriges’ en ze worden heel kaal in ‘Linguisticum’. En ‘Drijfjacht’ eindigt met: Ik lach mee maar de pen is weer al niet meer te houden.
‘Drijfjacht’ is niet een chronologisch geschreven bundel maar is wel gecomponeerd tussen ‘Intriges’ en ‘Tropendrift’. Dat heb je ongetwijfeld bewust gedaan?

AH  Ik vind dat de bundels zich moeten verhouden tot elkaar zoals de strofen van een gedicht. Uiteindelijk, ik hoop ook heel oud te worden, moet er een oeuvre zijn dat opgebouwd is uit al die verschillende bundels, zoals een tempel uit verschillende niveaus, of een kathedraal uit de pijlers, luchtbogen en het dak.

WT  Als deze vier bundels ‘Tropendrift’ als het ware hebben voortgetrokken, dan sta je dus nu op het punt om iets nieuws te gaan maken.

AH  Jaja.

WT  Iets héél anders?

AH  Maar jij zal het wel weer hetzelfde vinden!

WT  Op voorhand is dat jouw uitdaging, kijken van: lukt dat op die manier, om de draai te maken uit wat je altijd al drijft, en uit dat gruis met iets te komen, dat je zegt hé dit is een ander aspect van vernieuwing.

AH  Dat vind ik heel belangrijk, dat streef ik altijd na, innerlijke vernieuwing. Ik ben totaal niet geïnteresseerd in allerlei trends in de poëzie of de literatuur. Ik het begin was ik dat nog wel, ik heb daar wel wat invloed van ondergaan maar al heel lang niet meer. Ik heb met m'n eigen ontwikkeling te maken en daar is een van de grote punten toch wel dat ik aanvankelijk, tijdens de periode van ‘Linguisticum’, koos voor de kunst, voor verinnerlijking van de poëzie en dat dit fout was. Je moet kiezen voor het leven, het volle leven en daar moet poëzie een neerslag van zijn, een afronding eventueel.

WT  Levert poëzie voor jou dan commentaar op?

AH  Ja ook maar poëzie moet zoveel leven authentiek in zich hebben, dat er dus een andere conclusie aan te verbinden valt dan wanneer je bij het uitgangspunt plant. Dat vind ik nogal een groot verschil.

WT  Moet jij verrast worden door je eigen poëzie?

AH  Ja zeker.

WT  Je gaf in je inleiding vanmiddag al aan, dat je met het schrijven van ‘Linguisticum’ toegaf aan een drang om ook talige poëzie te maken. Dat paste in jouw gedrevenheid om ook poëzie van Hans Faverey te leren kennen, de Raster-dichters.

AH  Als je onderzoek doet naar poëzie, dan streef je ook naar puurheid en puurheid wordt al heel gauw vereenzelvigd met leegte en stilte. Ik vind, ik gelóóf dat dat een denkfout is. Het is heel makkelijk om dit te denken maar puurheid kan ook een overvolle kroeg zijn, een overweldigende natuur en haar wemeling van kleuren en krachten. Authenticiteit, misschien moet ik dat woord gebruiken, eerder dan puurheid.

WT  Nee, ik houd van puurheid, laten we dat maar even aanhouden.

AH  Dat is ook heel duidelijk in jouw eigen poëzie te zien.

WT  Ja maar het gaat om jouw poëzie. Wat mij opviel, is dat je zei: "Dat was voor mij een soort doodlopende weg. Ik kwam op het punt dat ik niet verder kon." Wat tegelijkertijd voor Jan Walraven een punt was waar hij juist wel mee verder kon, daar iets mee ging creëren dat hij daarvoor nog nooit had gedaan. Dat was nieuw. Die puurheid creëert dus kennelijk wel, en dat is een rare paradox, voor andere kunstenaars een kans om een stap te zetten waar jij inhield.

AH  Maar dan praat je wel over een vertolking.

WT  Ja ja maar waarom stop jij dan op dat punt? Een doodlopende weg is in taal alleen maar een woord.

AH  Daar heb je gelijk in.

WT  Dan kun je die doodlopende weg dus gewoon doorlopen.

AH  Soms niet. Soms is het goed een pas op de plaats te maken om tot een periode van bezinning te komen, goed na te denken over wat je wilt, wat je kan, wat je moet. Zoals ik al in mijn inleiding heb gezegd, ik was wel met taal bezig, alleen niet met poëzie zozeer, ik heb toen romans geschreven en ik werkte ondertussen aan ‘Tropendrift’ maar dat ging in een heel langzaam, frustrerend langzaam tempo. Je hebt je ups en downs en ik had toen m'n eerste grote crisis in de poëzie. Daar ben ik ook weer uitgekomen. Er is inderdaad iets nieuws uitgekomen maar ik had blijkbaar, denk ik achteraf, die frustratie, die periode van nihilisme nodig om verder te kunnen. Ik kon toen niet direct verder.

WT  Je hebt in ‘Moederland’ een cyclus opgenomen waarin je heel talig, heel vormtechnisch bezig was.

AH  Ik kon natuurlijk in mijn toespraak niet voorlezen uit alle bundels.

WT  Nee je kon het niet lezen maar het gaat hier kort om de vorm waarin wat korte drieregelige uitgangspunten spelen. Je hebt je daar weer wel aan een vorm bezondigd.

AH  Dat heeft ook te maken met een opdracht van de betreffende uitgever, dat was Gerrit Westerveld van Kleinood & Grootzeer.

WT  Hoe doe je dat dan? Ga je dan ook kijken of je de inhoud van zo'n opdracht toch weer terug kunt krijgen in je eigen stroom van bijvoorbeeld mijn gedichten horen bij elkaar en ze moeten uit eindelijk een onderdeel vormen.

AH  Inhoudelijk wel maar technisch gesproken heb ik me toen voor het eerst gewaagd aan de haikoe, met variaties daarop. Dat kwam omdat ik toen een fervent lezer was van haikoes. Ik had er in het begin niet veel mee, ik had er denk ik ook vooroordelen tegen maar dat kwam ook omdat ik niet altijd goede voorbeelden had. Ik heb door vol te houden fantastische haikoes ontdekt en het kriebelde om die te vertalen. Ik heb er ook een heleboel vertaald. Die zijn nog niet gepubliceerd. Ik vond het ook een uitdaging om zelf haikoes te maken. Dat heb ik gedaan door me niet te houden aan de uitgangspunten van de haikoe want er zijn allerlei voorschriften voor maar door er wat vrijer mee om te gaan, gebaseerd op m'n eigen ervaringen in de bundels daarvoor.

Vraag uit het publiek:  wat is precies een haikoe?

AH  Een haikoe is een Japanse versvorm die respectievelijk bestaat uit 5, 7 en 5 lettergrepen.

WT  Eigenlijk klanken, in het westers vertaald met lettergrepen, omdat wij de kleur van klanken niet meer zo sterk onderscheiden. Voor ons is een woord opgebouwd uit lettergrepen, zo leren we dat op school en dat is handig, terwijl in veel oosterse talen de klank van een woord de betekenis bepaalt. Daar wordt veel meer in klanken gewerkt. In Nederland hebben we dat vertaald naar 17 lettergrepen en de vorm is strikt vastgelegd in 5,7, 5 lettergrepen.

AH  Er zit een wending in, in de Japanse traditie, en een beeld dat met de natuur te maken heeft en een contrast van beweging en stilstand.

WT  En een contrast tussen boven en beneden, het tastbare en het abstracte, het concrete en het spirituele. Heel kort samengevat.

WT  Dat moet voor jou een enorme uitdaging zijn, om in de vormvastheid nou juist iets te vinden.

AH  Ik heb er ook variaties op toegepast, dus ik houd me niet aan de vorm.

Vraag uit publiek:  die drie regels, uit ‘Drijfjacht’, mag ik die eens horen?

AH  Deze bundel lag niet op de tafel omdat hij is uitgegeven door Frans Mink van Doorgeverij Zinderend. Hij zou komen met boeken van Ewoud van Doorn en mij. Hij is om onbekende redenen misschien in Middelburg blijven steken omdat hij daar gisteren de presentatie had van de nieuwe bundel van Johanna Kruit. Maar ik zal met genoegen de eerste haikoe uit het exemplaar van Wim voorlezen.  

opent zij haar plooi
licht woedt in riet, dit penthouse
biedt wat geen ontziet

Ik zie nu veel wenkbrauwen omhoog gaan.

WT  Het is een goede traditie bij een haikoe dat hij tweemaal gelezen wordt.  

AH  Oke, ik doe een tweede poging.

opent zij haar plooi
licht woedt in riet, dit penthouse
biedt wat geen ontziet

WT  Dan zou je tussen deze haikoe en het eerste gedicht uit ‘Tropendrift’ heel aardige parallellen kunnen trekken. Dan moet je wel even moeten harken en schuren maar dan krijg je hem er wel bij in.

AH  Knippen en plakken.

WT  Dan heb je daarmee ook weer aangegeven dat het met elkaar verband houdt. Je zei ook in je inleiding dat er dingen zijn die je aantrekken, de raadsels van de taal trekken je aan, de geheimen van het gedicht. Heb je ze al ontrafeld?

AH  Nee.. 

WT  Nee, dat dacht ik al!  

AH  En daarom blijft een gedicht ook werken. Ik geloof dat een gedicht een tekst is, een gecomprimeerde tekst meestal, met een raadsel, die de lezer het idee geeft dat-ie het kan begrijpen als hij maar genoeg leest. Er zijn gedichten die ik tomeloos bewonder, ik blijf die ook lezen, met name gedichten van Baudelaire. Daar zit een werking in, die ik niet kan analyseren. Vergelijk het maar met de liefde. Probeer maar eens een gevoel van verliefdheid in woorden te vangen, probeer dat maar eens te analyseren. Dat moet toch niet! Dat zou je toch niet moeten kunnen doen? Of het geloof, probeer het godsbegrip maar eens voor jezelf weer te geven in een bewoording. Dat levert machtig interessante stof op maar uiteindelijk levert het niet de ontraadseling op van wat je als een geheim ziet. De werking daarvan bepaalt natuurlijk mede de kracht. Het is heel erg moeilijk om zulke gedichten te maken, af te stellen voor de lezer want als dat wel kan dan is het een kunstje, dan is het niet goed, dan is het een technisch trucje en verliest het z'n waarde. Een gedicht moet ook voor mij tot op zekere hoogte zichzelf ontstijgen, moet uit alle mogelijke betekenissen van de tekst, je kan zeggen opstijgen, je kan ook zeggen naar beneden zakken, het maakt niet uit in welke richting, als het maar in een andere dimensie is, een ander perspectief biedt. Ik denk dat daar de waarde van poëzie zit.

WT  De gedichten van ‘Spertijd’ zie je als je echte start.

AH Ja.

WT  Ik ben dat fundamenteel niet met je eens want je had daarvoor ‘Stadskoorts’ nog en daarvoor nog andere dingen. Als je dan zegt, alles houdt met elkaar verband, dan hoort ‘Spertijd’ niet je eigenlijke debuut te zijn.

AH  Klopt, daarom gebruikte ik ook het woord ‘eigenlijk’ en niet ‘feitelijk’!

WT  Dan eindig je een gedicht met: Alles is in zich besloten, zelfs het andere. Dek je je daar als dichter niet heel erg in?  

AH  Waar tegen?

WT  Tegen begrip, tegen onbegrip, tegen duiding.  

AH  Die tekst heb ik geschreven vijfentwintig jaar geleden. Ik sta er nog steeds achter. Nu ook weer. Jij leest hem en ik denk, oei, als ik hem niet zelf geschreven had, zou ik hem graag zelf geschreven willen hebben. Als hij van een andere dichter was geweest, had ik gezegd: hé, goede dichter! Maar dit is natuurlijk een voorbeeld van een paar woorden waar je lang over na kan denken. Ik weet niet meer precies wat ik er destijds zelf mee heb bedoeld maar waarschijnlijk heeft het er mee te maken dat ik me toen al realiseerde, dat er een andere dimensie is, een andere werkelijkheid waar je rekening mee moet houden. Mdat is een reconstructie van nu.

WT  Achteraf interpreteren is dat dan.  

AH  Ik ben nu een lezer geworden.  

WT  Wat me nu intrigeert, en dat heeft meer met ‘Stadskoorts’ te maken, is dat de eerste druk van ‘Stadskoorts’ een gewijzigde versie is en de tweede druk van ‘Stadskoorts’ de oorspronkelijke versie. Wat doe jij met omkering van tijd? Daar zit je de hele tijd mee hè?

AH  Dat is een van de technieken die inhoudelijk belangrijk zijn: veel omkeringen, tegenstrijdigheden, contrasten. Poëzie kan niet bestaan zonder tegenstellingen die doorwerken.

WT  Hoe mooi zijn de naakte kleren van de keizer?

AH  Héél mooi! Dat vinden dus heel veel lezers van dat verhaal over de keizer want het is een classic! Dat gaat door...

WT  Oké. En in hoeverre is het terug redeneren naar betekenissen in vroegere poëzie voor jou en voor jouw poëtica belangrijk?

AH  Dat is moeilijk vast te stellen. Ik lees eigenlijk niet zo veel terug in mijn verschenen poëzie. Ik richt mij voor 99% op de gedichten die nu tot stand komen. Ik lees wel eens terug, zeker als ik voorlees, maar ik heb nu al een behoorlijk lange tijd niet voorgelezen. Dan denk ik, ja mooi. Dan kies ik ook gedichten die ik zelf nog steeds goed vind, of mooi. Dat valt hopelijk meestal samen. En soms gebeurt dat ook niet.

WT  De tien mooiste gedichten van Albert Hagenaars? Zijn die er?  

AH  Dat is elke dag anders. Dat hangt sterk af van hoe je je voelt, hoe de dag is. Kleine, triviale elementen bepalen mede zo'n keuze. Ik heb wel een top 300 gemaakt van gedichten van anderen die ik heel goed vind, en langere tijd goed vind. Die heb ik laatst, een paar weken geleden op m'n site gezet. Het zijn gedichten die mij blijven verwonderen, misschien ook beïnvloeden, hopelijk beïnvloeden. Dat weet je niet, dat is een moeilijk volgbaar proces. Ik ben wel bezig met voorkeuren, alleen is dat aan verandering onderhevig.

WT  Ik wou, want we gaan straks naar de drank, bijna afsluiten. Het is allemaal hetzelfde, daar ben ik mee begonnen. Op bladzijde 93 van ‘Tropendrift’, als u die bundel heeft aangeschaft, kunt u meelezen, daar staat...ik weet niet of ik het goed uitspreek: Bhinneka tunggal ika.  

AH  Dat spreek je goed uit.

WT  Dat is...

AH  Sanskriet...

WT  En dat betekent...

AH  Eenheid in verscheidenheid.

WT  Ze zijn velen, ze zijn één.

AH  Zo kun je het ook opvatten. Het is het motto van de jonge republiek Indonesië, maar dat motto is al heel erg oud. Ik vond dat zo'n mooi motto want als je door Indonesië reist en misschien hebben velen van u daar al gereisd, dan word je geconfronteerd met elke keer juist dit motto. Er zijn ongeveer 13.000 eilanden, 300 talen, verspreid over een grond- en watergebied van IJsland tot achter de Oeral en met een bevolking dan nog eens van 230 of 240 miljoen inwoners inmiddels dus Nederland is een erwt vergeleken bij de voetbal van Indonesië. Dat motto zou eigenlijk voor alles moeten gelden, niet alleen voor de poëzie, niet alleen voor de politieke en de culturele identiteit van Indonesië maar ook voor het leven. Je moet dingen toelaten, je moet niet bang zijn. Daarom heb ik ook al in het begin van mijn inleiding gezegd: ik ben een voorstander van de multiculturele samenleving. Dat kan niet anders want de wereld is één aan het worden, met alle voor- en nadelen. Je moet niet angstig daarop reageren, je moet invloeden toestaan, jezelf verrijken met andere culturen, andere talen en alles wat daarmee te maken heeft. Dat is voor mij een van de belangrijkste uitgangspunten. Dat zal ook in mijn nieuwe poëzie en in mijn nieuwe proza duidelijk naar voren gebracht worden.

WT  Want er komt nieuwe poëzie?

AH  Ja.  

WT  Daar heb je niks van laten horen vanmiddag.

AH  Nee.  

WT  En er komt nieuw proza? Daar heb je niks over verteld.

AH  Ik moet me beperken tot één uur.  

WT  Dus dat betekent dat we in 2009, 2010...  

AH  Zo vroeg al?  

WT  Binnenkort dus...  

AH  Jullie lachen nu wel maar ik ben echt een langzame schrijver. Ik doe jarenlang over de meeste gedichten. Het gebeurt hoogst zelden dat ik een gedicht in een week af heb maar dan ik zelf verbaasd, en achterdochtig. Ik weet wel, er zijn mensen die schrijven de prachtigste gedichten in heel korte tijd, die ik mooi en goed vind, maar ik ben een langzame werker.  

WT  Zweet, hard werken, de bespreking van je eerste bundel had meteen…  

AH  Maar nu schrik ik er zelf niet meer van, nu schrikt het publiek misschien. Hopelijk.

WT  En het blijft ondanks alle publicaties, ondanks de groei van je vaardigheden, hard werken...

AH  Ja, heel goed.

WT ... om jouw gedicht te krijgen waar het uiteindelijk thuishoort.

AH  Dat klopt.

WT  Er is geen moer veranderd dames en heren.

                                            ***

AH Misschien zijn er nog een paar kritische vragen over jouw vragen in de zaal.

Jan Walraven: Ik heb nog een vraag. Het intrigeert mij dat u zegt: er is geen moer veranderd. Dat doet mij denken aan Pierre Boulez, die iedereen hier in de zaal moet kennen, een dirigent van 90 jaar, in de glorie van zijn leven. Die heeft altijd een uitspraak heeft gedaan: Vivaldi heeft maar één concert geschreven! Dat vind ik wel een groot compliment.  

WT  Dat zijn ze allemaal.

JW  Ze zijn allemaal hetzelfde zegt-ie.

WT  Nee, dat zijn ze allemaal, ik zeg niet dat ze allemaal hetzelfde zijn. Dat geldt natuurlijk voor de gedichten van Albert Hagenaars ook. Er zijn er vele en ze zijn één! En dat is goed, dat moet je meenemen. Zo bedoel ik het. Albert ik dank je hartelijk!


index