index
 

VIJFENTWINTIG JAAR POEZIE

Door Joyce Ernest

Op het plein voor het Markiezenhof in Bergen op Zoom voeren artiesten een spektakel op. Verderop klinkt gelach in de Ierse pub en wordt sushi opgediend bij de Japanner. Vanaf de bovenverdieping van zijn woning kan dichter/schrijver Albert Hagenaars het toneelstuk volgen. ‘Als ik de cultuur niet opzoek, komt hij hier naar me toe,’ zegt hij. Het huis is de ideale basis om steeds weer neer te strijken na zijn reizen. Hij is net terug uit Indonesië. Op tijd voor zijn vijfentwintigjarig jubileum als dichter en de daaraan gekoppelde presentatie van zijn nieuwste dichtbundel, ‘Drijfjacht’. Hij beschouwt de uitgave als een cadeau. ‘Het is een onverwacht initiatief van uitgever Frans Mink van Doorgeverij Zinderend. Het grappige is dat hij mij in 1978 als roerganger van uitgeverij WEL vroeg om mijn eerste bundel uit te geven.’ Albert Hagenaars (geboren in 1955 in Bergen op Zoom, Havo, pedagogische academie in Oudenbosch, studie Nederlands, studie Frans) schrijft vanaf zijn vijftiende. Toch werd hij niet meteen dichter/schrijver. Hij ging schilderen, opende een galerie en was ervan overtuigd dat hier zijn toekomst lag.

EXPRESSIE

Zijn eerste bundel, 'Stadskoorts', verscheen in 1979. ‘De ontvangst was ronduit negatief. Hoewel ik dat werk niet wil verzaken, zag ik achteraf ook wel dat het een slechte bundel was. Er zat geen vorm in. Het was pure expressie. Ik ben na die kritieken ontzettend veel poëzie gaan lezen. Mijn tweede bundel, ‘Spertijd’, was echt een revanche. De kritieken waren wisselend, met hele goede erbij. Ik werd in elk geval niet meer tot de grond afgebroken.’ Het schilderen was intussen op de achtergrond geraakt. Hij kon het schrijven niet meer loslaten, had zijn hart verloren aan de poëzie. Voor een groepsexpositie in het Markiezenhof maakte hij zijn laatste schilderij: ‘La toile de l’adieu’. Had hij van het schilderen wellicht kunnen leven, met poëzie lukt dat niet. ‘Tenzij je een tv-personality bent. Maar ik ben geen populaire dichter. Ik wil het ook niet zijn als ik me daarvoor in de smaak van het publiek moet schrijven. Ik wil iets maken dat er nog niet is.’ Om in zijn levensonderhoud te voorzien, ging Hagenaars lesgeven. Hij is al jaren docent Nederlands voor onder anderen politieke vluchtelingen. Momenteel is hij ook recensent literatuur en beeldende kunst bij de Haagse Courant en de Nederlandse Bibliotheek Dienst. Hij schrijft zijn gedichten en boeken vooral ’s nachts. Na ‘Stadskoorts' en ‘Spertijd’ zijn de poëziebundels ‘Intriges’, ‘Linguisticum’, ‘Moederland’, ‘Tropendrift’ en de romans ‘Dood Tij’ en ‘Butijn’ verschenen. Het meeste werk is door In de Knipscheer in Haarlem uitgegeven. Een van de mooiste complimenten die hij kan krijgen is als de recensent iets in zijn werk ‘typisch Albert Hagenaars’ vindt. Typisch Albert Hagenaars is de originele, krachtige beeldspraak, de strakke vorm en de spanning tussen die twee. Een tweede kenmerk is het schrijven over andere culturen, de wereld binnenhalen en de conflicten die er een rol bij spelen’. Hij gebruikt de stad vaak als metafoor. Parijs met zijn metrostelsel voor het onderbewuste. Rome met antiek en modern voor spanning. Tussen de gedichten met wereldsteden duikt er regelmatig een op met Bergen op Zoom: ‘Spuihuis’, ‘Café Stationszicht’. ‘Dat Bergen op Zoom mijn thuisbasis is komt door de locatie. Aan de ene kant bos, aan de andere kant water, langs de weg naar het oosten en langs de as van de Randstad naar Brussel en Parijs. Maar ik moet wel weg kunnen; het is me hier te klein.’

REIZEN

Weg is bij Albert Hagenaars frequent en naar verre oorden. Hij woonde in België en Frankrijk, bezocht de Verenigde Staten, Zuid-Amerika en vooral het Verre Oosten. Reizen is altijd een van zijn onderwerpen geweest. Naast andere culturen en de liefde. Deze onderwerpen keren ook terug in ‘Drijfjacht’. Daar staan gedichten in die nog niet eerder waren gebundeld. ‘Ik wilde aanvankelijk tien nieuwjaarskaarten met gedichten van mij en tekeningen van Jan Wessendorp bundelen. Maar ik ben bezig met een verbouwing en ik kwam daarbij nogal wat vroeger werk tegen. Met die gedichten ben ik aan de slag gegaan. De helft vond ik niet genoeg. Daar heb ik aan gesleuteld tot ze het niveau hadden dat ik nu van mezelf eis. Sommige gedichten waren goed zoals ze waren, maar pasten nooit in een context. Bijvoorbeeld het eerste in de bundel, over de dood van mijn moeder.’ De gedichten in ‘Drijfjacht’ zijn onderverdeeld in vier afdelingen. De eerste bevat gedichten met opdrachten. De tweede is geschreven op verzoek van de graficus Gerrit Westerveld . De derde afdeling bevat de Wintergedichten van de nieuwjaarskaarten en in de vierde staan vertaalde gedichten. De laatste drie, gedichten van Bert Bevers, vertaalde Hagenaars zelf in het Frans. In de Wintergedichten schrijft Hagenaars over schokkende wereldgebeurtenissen. Aanslag in tel Aviv. Gehangenen in Kabul. Moorden in Mugunga en Grozny. ‘Ik schrijf nu algemener. Ik zou nu niet meer de naam Phuket of New Orleans noemen. Ik wil het concrete gevoel vangen. Mijn gedichten zijn nu ook minder egogericht. Ik heb meer aandacht voor de buitenwereld. Het loopt parallel met je persoonlijke ontwikkeling. Je gaat meer relativeren. Mijn toon is misschien minder fel. Maar mijn gedrevenheid is gebleven. Gedrevenheid om te dichten, te reizen, andere culturen te ontmoeten. En de liefde, heel breed gezien, zal altijd een grote rol blijven spelen. Mijn liefdesleven is vaak onrustig geweest. Nu is het stabiel. Nu ik me zo voel gaat er heel veel werk verschijnen. Het beeld dat je ongelukkig moet zijn om creatief te zijn gaat voor mij niet op. Ik schrijf het beste al ik gelukkig ben.’ ‘Drijfjacht’, gedichten van Albert Hagenaars, uitgegeven door Doorgeverij Zinderend, presentatie op 23 september bij boekhandel Quist, Bergen op Zoom.


Een licht ingekorte versie van bovenstaande tekst werd gepubliceerd in dagblad BN/De Stem, op 14 september 2005.
De foto is van Thom van Amsterdam.

index