index






INTERVIEW VAN SONN FRANKEN MET ALBERT HAGENAARS

Sonn Franken, mediaman, fotograaf en auteur, besloot zich na het bekijken van de website Frozen Poets - Statues, tombs and other traces of poets, waarvoor hij foto's maakte, meer te richten op de achtergrond van de betreffende schrijvers en daar, samen met o.a. beschouwingen en door hem afgenomen interviews, een boek mee samen te stellen dat informatie geeft over het schrijven en lezen, uitgeven en promoten van boeken.

Van het een kwam het ander; al gauw had hij een grote verzameling materiaal: vraaggesprekken met schrijvers, herinneringen, etymologische ontdekkingen, lezersmeningen, beeldmateriaal, boekenreclame, essays, een monoloog over poëzie, reflecties op literaire manifestaties, mailverkeer, gedichten enzovoort, kortom een waar Pak van Sjaalman! De afwisseling doet de titel alle recht: 'Literaire Glibberingen & Poëtische Trilsels'.

Op zaterdag 24 juli 2021 werd het boek gepresenteerd, in Theater Den Enghel op de Grote Markt in Bergen op Zoom.
Ook werd 'Het doek valt' voorgesteld, een roman van de Vlaamse auteur Marc Kerkhofs.

De presentatie was in handen van Henk Witjes. Zangeres Sabine van der Zwan verzorgde de optredens tussendoor, Bastin van Elzakkers de fotografie.

Het boek bevat interviews van de auteur met Bert Bevers, Pim van Bommel, Henk Franken, Fiona Hack, Albert Hagenaars, Marc Kerkhofs, Motell Rijnen, Harry G. de Vries, Henk Witjes en Eric Wobma.




SCHRIJVERS IN BEELD - ALBERT HAGENAARS

Albert Hagenaars werd op 7 april 1955 in Bergen op Zoom geboren. Buiten het feit dat hij een vooraanstaand dichter en schrijver is, gaan zijn activiteiten op taalkundig gebied veel verder. Zo schrijft hij recensies voor NBD Biblion en dat deed hij ook jarenlang voor de Haagsche Courant. Het is dus vanzelfsprekend dat we hem de vraag voorleggen wat taal nu eigenlijk voor hem is?


Een korte maar effectieve definitie van taal is: alle verbale en non-verbale communicatie! Voor mij is taal echter nog zoveel meer: zich openvouwende geuren en kleuren, verglijdende smaken. Een zoekende vinger op de huid. Muziek, variërend van een op straat gefloten deuntje tot een overweldigende symfonie. Inslagen en huiveringen. Taal is geen instrument maar een organisme. Taal stroomt, verandert, is kortom léven!


Albert houdt zich bezig met zowel poëzie als wel romans. Maar wat maakt hem vooral een dichter? Het antwoord is er een zoals alleen Albert kan en zal geven:

Ik ben meer geïnteresseerd in cyclische processen dan lineaire dus ook daarom geef ik meer om gedichten dan om verhalen of romans. Goede poëzie kun je steeds blijven lezen, dag na dag, maand na maand, jaar na jaar. Ik heb gedichten in huis die ik zeker al honderden keren heb gelezen, vanaf m'n vijftiende, zestiende, en ik ben er nog steeds niet mee klaar! Een goede roman zoals 'Under the volcano' van Malcolm Lowry lees ik maximaal drie keer. En misschien op m'n ouwe dag toch nog één keer maar dan om andere dan literaire redenen.
Ik probeer gedichten te schrijven die anderen ook willen blijven lezen. Hoe dan ook schrijf ik de gedichten die ik mis, die nog niet bestaan, en dat zou ik ook doen, want het is geen keuze maar een onweerstaanbare drang, als niemand anders ze goed vond, wilde lezen of uitgeven.
Ik heb bij een baas nooit een voltijdsbaan gewild, juist om te kunnen schrijven. Ik heb altijd zeker 60 uur per week gewerkt en doe dat sinds m'n vervroegde pensionering nog steeds. Ik heb ook een eigen zaak gehad, een uitzendbureau voor taaldocenten gericht op het bedrijfsleven. Dat heette Fluent Business. Het draaide uitstekend. Maar omdat ik steeds minder aan schrijven toekwam, ben ik daarmee gestopt en voelde me daarna een stuk gelukkiger.


Als je de boeken van Albert leest, dan valt op dat reizen, locaties, culturen en identiteiten een grote rol spelen. In het verleden heeft hij tijd doorgebracht in Parijs, heden ten dage pendelt hij tussen Indonesië en Bergen op Zoom. Wat betekenen deze locaties eigenlijk voor hem?

In een stad als Parijs verblijven, op een eiland als Java maar ook nog zoveel andere plekken, betekent voor mij vooral leren van anderen én aspecten van jezelf in onbekende of minder vertrouwde omstandigheden ontdekken. Er is tenslotte altijd interactie tussen jezelf en de omgeving. Ik kan niet lang op één plaats blijven, moet er telkens tussen uit en in principe maakt het niet uit of ik naar een onherbergzaam overkomende plaats als Delfzijl ga, waar ik pas weer was, om de havens en de chemische complexen daar te bekijken, of een wereldstad als pakweg Lima, Peru, waar ik soms heimwee naar heb. Een vaste woonplaats moet aan veel voorwaarden voldoen. Op Java zitten we in een piepkleine dessa, wel voorzien van alle gemakken, waar ik van de drukte van kinderen, kippen en geiten geniet. Er zijn geen straten of auto's, maar de grote stad, Yogya, is gelukkig niet ver. In Bergen wonen we aan het Beursplein, één van de aangenaamste plekken van West-Brabant en dankzij de prikkelende animatie eveneens inspirerend. We zitten vaak in Antwerpen, Amsterdam, Maastricht, Zeeland, allemaal dichtbij.





Foto: Sonn Franken




Ik heb behoorlijk wat discussies met Albert mogen houden over taal, inhoud, vorm en welke mijlpalen een schrijfproces kent. Een hapje kaas, een glaasje port onder handbereik en de avond vordert gestaag. Ik weet nog hoe Albert constant schaaft, wikt en weegt. Hij legt zijn werk terzijde om het later weer op te pakken. Zo komen varianten steeds duidelijker en helderder tot het eindresultaat dat Albert voor ogen staat. Hij is steeds op zoek naar die ultieme vorm. Ik ben benieuwd hoe hij daar nu in staat.

Het zoeken maar de beste vorm van een tekst is van wezenlijk belang. Ik zeg nu wel vorm maar ik bedoel er de innerlijke structuur mee, de verhouding bijvoorbeeld tussen grammaticale functies en beelden, en niet zozeer de uiterlijke vorm of compositie.
Het schrijfproces kent, ook qua vorm, veel afwisseling. Ik maak soms gedichten die na drie versies al klaar zijn en dan elk ook nog in één ruk geschreven zijn. Ik heb ook verzen die na dertig versies pas klaar zijn en daar vele jaren over hebben gedaan, met de nodige tussenpozen uiteraard. Omdat ik niet alleen in gedichten denk maar ook in reeksen en bundels duurt het betrekkelijk lang voordat er een nieuw boek is. Ik publiceer echter pas als ik ervan overtuigd ben dat het geen herhaling van zetten is maar iets toevoegt. In 2021 komt m'n nieuwe bundel, 'Pelgrimsgrond' geheten, op de markt, zoals gewoonlijk bij In de Knipscheer in Haarlem. Tien jaar geleden schreef ik daarvoor de eerste regels. Tussendoor verschijnen wel constant voorpublicaties, kritieken en vertalingen en af en toe een kleinere bundel. Ik vind het prikkelend steeds naar een ander register over te springen, van een recensie naar een reisverslag en van een vertaling naar een brief enzovoort.


Albert is iemand die ook les geeft. Taal is belangrijk voor hem. Het is een middel om helder te kunnen communiceren, zeker ook als het mensen van verschillende achtergronden of nationaliteiten betreft. Ik heb met hem ook vaak over poëzie gesproken. Heb hem zelfs destijds mijn eerste schrijfseltjes voorgelegd. Steeds meer mensen lijken zich over te geven aan het schrijven van poëzie. Maar als het om het lezerspubliek gaat, lijkt echte poëzie echter bij de grote massa niet werkelijk binnen te komen. In mijn tijd op het Juvenaat was het een onderdeel van de taaleducatie. Moderne opleidingen bieden daar veel minder aandacht aan. Hoe staat Albert in dit alles?

Elke maatschappij krijgt de cultuur die zij verdient. Ik schrijf ook niet bepaald poëzie die zoveel mogelijk mensen probeert te bereiken, al is meer positieve respons dan normaal mooi meegenomen, en maak ik ook wel eens een populair gericht vers. Ik mik liever op de kleine groep kenners. Ik had ook Duits en Frans in m'n eindexamenpakket en kreeg best veel poëzie als ik het aanbod tenminste vergelijk met dat van het hedendaagse middelbare onderwijs. Het werk van sommige dichters van wie ik nog steeds graag werk lees, is me toen aangereikt, op de eerste plaats Baudelaire, Engelse romantici van de tweede golf als Shelly en Keats, Rilke, Bachmann om de namen te noemen die nu meteen in me opspringen. Ik had gelukkig docenten die poëzie niet steevast als een verplicht nummer brachten maar regelmatig met plezier, en soms zelfs begeestering! M'n docent Frans beval me zelfs aan om méér poëzie op m'n leeslijst te zetten, in plaats van proza. Ik begreep pas toen ik Nederlands studeerde waarom hij zo'n ongewone raad gaf, aan mij als enige van de klas. Ik ben daar nog blij om!


Albert schrijft vaak over zijn reizen, interculturele relaties, vervreemding en identiteit. Als je zijn achtergrond een beetje kent kun je best een hoop herleiden. Maar dit verklaart zeker niet alles. Dus leg ik hem de vraag voor, waar komt bij hem de inspiratie vandaan? Ik ben ook benieuwd of hij daar concrete voorbeelden van heeft?

De meeste invallen krijg ik 's morgens vroeg in bed, wanneer ik net niet meer slaap maar ook nog niet helemaal wakker ben, én terwijl ik douch. De tijd dat het water over me heen stroomt zal ik dus onbewust wel als een symbolische daad ervaren. Vanmorgen had ik de volgende, telkens terugkomende regel in m'n kop: "Het onophoudelijk klapperen van het koord aan de vlaggenpaal". Ik wist niet wat het wilde beduiden. In een poging er vat op te krijgen verzin ik er dan een verhaal bij, liefst een spannend of geheimzinnig relaas.
Een gedicht begint dus met ofwel één bijzonder woord, een bijzondere woordgroep, ofwel met een beeld. Alles kan me inspireren: m'n vrouw, het bezoek aan een onbekende stad (ik heb opvallend veel stadsgedichten geschreven en m'n debuut heet zelfs 'Stadskoorts'), een motet, een vaag vertrouwde geur, een insect gevangen in een miljoenen jaren oud stuk barnsteen, zoals ik dat een keer in Riga kocht, nou ja, noem maar op.
Als tweede voorbeeld kan ik het woord 'orewoet' geven, een begrip dat de middeleeuwse Brabantse schrijfster en mystica Hadewych gebruikte. Niemand weet precies wat ze ermee bedoelde, al zijn er theorieën zat en is er ruimte voor nieuwe interpretaties. Zoiets fascineert me. Ik gebruikte 'orewoet' als een titel voor een eigen vers, waar ik ook citaten van haarzelf in vervlochten heb. Een recente versie van Hadewych is de naam Hedwig. Etymologisch is het woord verbonden met strijd, oorlog. Die relatie heb ik in genoemd gedicht natuurlijk ook gebruikt.


Zoals we aan de hand van heel wat voorbeelden al hebben kunnen constateren, zijn er behoorlijk wat schrijvers die zich aan de hand laten nemen door momenten en situaties. Albert is een wereldburger, die zich behalve aan vreemde oorden ook juist aan geschiedenis kan laven. Ik wil dan ook graag weten of en wanneer het moment zijn werk "kleurt".

Ja, zeker gebeurt dat. Vaak wil een dichter een moment vastleggen in taal. Bij mij gaat het niet zozeer om bevriezen maar om het blijvend benaderen of verdiepen van juist het moment van verandering, transformatie. Ik heb me censuur moeten opleggen voor woorden als overgaan, gaandeweg, worden, steeds, opnieuw, weer ... zo vaak, té vaak, bleek ik ze te gebruiken!
Ik heb direct na de aanslagen in Parijs, onder meer in de Bataclan, daar een gedicht over geschreven, en in opdracht van de gemeente Bergen op Zoom een vers ter gelegenheid van de afronding van de restauratie van die prachtige fontein tussen Bolwerk en Rijtuigweg, een rijksmonument. Maar er komt meer in een gedicht van de tijd waarin het ontstaat dan menig dichter zich realiseert. Veel later zie je dat beter dan wanneer je er met je neus bovenop zit. Ik zou echter geen chroniqueur zoals een stadsdichter willen zijn.


Wat zou Albert als tips aan beginnende dichters mee willen geven?

Lees zoveel poëzie als je kunt, ook in vertaling en indien mogelijk oorspronkelijk werk in een andere taal. Waarom zou je het wiel opnieuw uitvinden? Maak gebruik van wat er al is. Zuig invloed aan en doe er iets mee, verwerk die, maak het persoonlijk.
Ik hoor regelmatig van jonge dichters dat ze dat juist willen vermijden. Ze zeggen dan niet beïnvloed te willen worden maar dat is een totaal verkeerd uitgangspunt. Je zit toch nooit in een vacuüm?! Bovendien word je pas een dichter als je invloed door je heen laat gaan en, na er de essentie van te hebben ondergaan, dan weer loslaat, op zoek naar andere bronnen. Wel moet je eigen persoonlijkheid de belangrijkste bron zijn en blijven. Alleen een ware dichter komt invloeden steeds te boven, vreet ze op en krijgt opnieuw honger!


Zoals gezegd is Albert een wereldburger. Getuige ook het feit dat hij zowel in BoZ woont als wel in Yogyakarta, Midden-Java, tegengestelde leefomgevingen. Hoe vergelijkt hij het Bourgondische van Noord-Brabant met het Aziatische van Indonesië?

Ik zie Nederland en Indonesië eerder als elkaar aanvullende werelden dan tegengestelde. In het oosten spelen traditie, spiritualiteit en respect een grotere rol dan hier. Veel is er, mede dankzij de groepscultuur en vooral de familie als vangnet, beter geregeld dan in Europa. Slechter zijn bureaucratie, ondoorzichtigheid en corruptie daarom ook. In het individueler gerichte West-Europa kun je je gemakkelijker terugtrekken in je eigen wereld en dat is me ook wat waard. Ik heb als individueel ingesteld persoon veel baat gehad van het denken en handelen in groepen. Maar ik walg van de uitwassen in het sociale verkeer hier, de hufterigheid die nog steeds groter wordt. Dan verlang ik naar de hoffelijkheid en het geduld en respect van de Javanen. In Indonesië heb ik dan weer moeite met de hiërarchie, die persoonlijke initiatieven remt, en de excessieve verschillen tussen rijk en arm.
De allereerste dagen in Indonesië, bijna 40 jaar geleden op het platteland van Noord-Sumatra, vormden een overdonderde ervaring, een heuse cultuurschok. Inmiddels is die wereld daar me zo vertrouwd dat ik juist vervreemding ervaar als ik weer in Nederland terugkeer en de gapend monotone en uitgestorven nieuwbouwwijken zie en natuurlijk ook donkere koude winterdagen onderga. Er is waar dan ook altijd iets wat je mist. Paradijzen bestaan niet. Ik combineer graag het beste van west en oost, dat is onderhand in me vergroeid.
Het Bourgondische karakter, dat oorspronkelijk noodgedwongen een politieke strategie inhield, zit 'm voor mij meer in het streven naar samen plezier maken en ja dus ook genieten van eten en drinken, simpel geluk ervaren, dan in de door de horeca en toeristenbedrijven te pas en onpas ingezette commerciële slogans onder het Bourgondische vaandel.


Corona haalt het beste maar ook het slechtste in mensen naar boven. Nu het niet zomaar een "tussenuurtje" is op ons levenspad, gaan mensen ook steeds meer nadenken over oorzaken, gevolgen, achtergronden en zelfs complotten. Een schrijver is vaak een thermometer van de samenleving. Hoe ervaart hij dat?

Van complotdenkers moet ik niks hebben al is het uiteraard belangrijk kritisch te zijn. Ik kreeg van de redactie van het blad Brabant Cultureel het verzoek een gedicht over Corona te schrijven. In eerste instantie wilde ik weigeren, omdat er al ontelbare gedichten over het virus werden gemaakt. Maar toen ik erover nadacht werd ik toch gegrepen, vooral vanuit de gedachte dat de grootste uitbraken, in Noord-Brabant en Limburg, geassocieerd werden met carnaval, het levensfeest, het feest van nieuw leven bij uitstek! Dat contrast deed het 'm. Op dit gedicht, dat heel snel klaar was, kreeg ik meer reacties dan gewoonlijk het geval is.



CORONA-FEEST

Hij zwaait als nooit eerder
en ik zie wat hij ziet:

een man die zichzelf ziet
zwaaien in het raam dat verbindt
en scheidt

met achter hem, donkerder,
indringender, dat andere zwaaien,
het zwieren in overvolle straten

mensen buiten zichzelf van vreugde
tussen billen, dijen en buiken.

Ze hossen en knielen, aanbidden
het vlees, ontkennen het kruis, de as.

We zingen, zwanzen en kussen

we proosten en proesten. Wij hoesten.



Ik vraag me af of Albert iemand is die de rimpels van de samenleving vastlegt in zijn werk, beïnvloedt het hem als schrijver?

Naar aanleiding van deze vraag ben ik eens gaan turven op onderwerpen. Het meest schrijf ik, ook in m'n romans, over leven en dood, lust en liefde, reizen, religie, maar dit laatste zeker niet gebonden aan één geloof. Literair behandel ik dus tegenstellingen als heden en verleden, oorlog en geweld versus liefde, relaties tussen west en oost, man en vrouw, oud en jong.


Ik ken Albert nu al een behoorlijk tijdje. Met regelmaat is hij weer uitgevlogen om een of andere stad, of land, te bezoeken. Albert is en blijft immers wereldreiziger. Hoe kunnen we dit terugvinden in zijn werk?

Dat is overduidelijk, de meeste teksten gaan over bezochte landen en steden, ontmoetingen en ervaringen in de meest uiteenlopende sferen. M'n eerste roman speelt zich in Parijs af, de tweede in Indonesië. Er is geen reis waar ik literair niet mee bezig ben geweest. Van de werelddelen bezocht ik alleen Australië en Antarctica niet.


Ik kijk terug op al aardig wat discussies met deze Bergse schrijver. Ook in onze mail correspondentie kan ik het niet laten af en toe wat van mijn "schrijfseltjes" aan hem voor te leggen. We praten graag over inhoud en vorm. Op een gegeven moment legde Albert mij de vraag voor, nee de uitdaging, om letterlijk beelden van schrijvers op de gevoelige plaat vast te leggen. Fotografie is immers een andere passie van mij. Dikwijls kan ik het dan niet laten om aan een dergelijke foto een gedicht van eigen hand toe te voegen. Sommigen vinden een vergezellend beeld een aantasting van een gedicht. Wat is Alberts reactie daarop?

Een beeld en een tekst kunnen uitstekend samengaan! Wel mag het beeld geen plaatje bij een praatje zijn of andersom. In mijn bundel 'De derde oogst', die ook in het Engels en Indonesisch is vertaald, heb ik voor elk gedicht aan kunstenaars in zowel Nederland als op Java om een afbeelding bij de tekst gevraagd. De eis die ik aan zo'n combinatie stel is dat beide genres elkaar moeten aanvullen, versterken. Eén plus één is drie!
Momenteel werk ik samen met Edith Bons, een actieve kunstenares die zowel in haar geboorteland Indonesië als in Nederland exposeert. Ik maak 40 gedichten in twee talen bij evenzoveel schilderijen en sculpturen van haar voor een boek dat eind 2021 of begin 2022 uit moet komen, in Nederland en Indonesië.


Elke keer als ik Albert spreek, word ik geïnspireerd door zijn enthousiasme, zijn passie. Ik zie dan ook veel van zijn eigen persoon terug in zijn werken. Ik kan me dan ook niet aan de volgende vraag ontworstelen. Sommige dichters houden van afstand. Zij vermijden een link met de eigen persoon zoveel mogelijk. Wat zijn Alberts gedachten hier over?

Elke literaire tekst is, gewild of ongewild, persoonlijk. Dat is prima zolang een beschreven gebeurtenis, hetzij ontstaan vanuit de verbeelding hetzij gebaseerd op de realiteit, zich maar uitstrekt tot diep in de leeservaring en daar iets teweegbrengt.
Wanneer ik een literaire tekst lees, vraag ik me nooit af óf, en zo ja in hoeverre, de vertelling op belevenissen van de auteur berust. Ik geniet van de klankovereenkomst, van de melodie of juist het stotende ritme en laat me bij voorkeur vervoeren door de beelden, de fantasie en, bij een thriller of whodunnit, door de spanning en de plot. Het moet toch om de kwaliteit van het geschrevene gaan?! Ik laat dergelijke overwegingen graag aan de interpretatie van de lezer. Het zal me worst wezen of hij of zij koppelingen legt tussen het product en de producent. Daarom ook geen pseudoniem voor mij.
Ik werk graag samen met collega's, vertalers, muzikanten, kunstenaars, ik noem Bert Bevers met wie ik een paar maal zelfs sámen aan één gedicht werkte (zie de uitvoering in roestvrij staal in Kijk in de Pot), de schilder Jan Wessendorp, componisten en musici als Jan Walraven, Dirk Stromberg en Wim van den Boom. Samen met mijn vrouw Siti heb ik al ruim 200 Nederlandstalige gedichten in Bahasa Indonesia vertaald én gepubliceerd. Ook tijdens het ontstaansproces houd ik dus dikwijls geen afstand.


Als Albert nu, 'du moment', de mogelijkheid kreeg een plaats op deze wereld te bezoeken, welke zou hij dan kiezen en waarom?

Ik moest eind maart vanwege Covid 19, op dringend verzoek van het Ministerie van Buitenlandse zaken, hals over kop Indonesië uit. Ik was daarvóór al van plan met m'n Bergse hardloopmaatje Marco in september IJsland te bezoeken. Er is daar maar één stad, en die is nog klein ook, én ik heb meer op met steden dan met de natuur, reden waarom het land nooit prioriteit voor me had. Maar het is één van de laatste landen van Europa die ik nog niet bezocht. Nu ik er niet zonder risico naar toe kan, lijkt het eiland ineens een begeerlijk oord. Onbereikbare of verboden gebieden intrigeren nu eenmaal, zeker ook in de literatuur.


Hoe wil Albert herinnerd worden als zijn tijd op deze aardkloot voorbij is?

Als iemand die in de kracht van het woord gelooft en ondanks alle negatieve tendensen in de wereld positief blijft ingesteld. Leef zolang je leven kunt, en leef intensief!


Albert Hagenaars, iemand die ik een aantal jaren geleden wat van mijn schrijfseltjes voorlegde. De man die me een schop onder de kont gaf om mijn stukje proza uit te laten groeien tot mijn allereerste gepubliceerde werk. Sindsdien heeft hij de schrijver in me doen ontwaken. Iemand waarmee ik tot de late uurtjes kan praten over schrijven in de meest uitgebreide zin. Albert, wereldburger, schrijver, dichter, en vooral iemand die ik waardeer om zijn enthousiasme, kennis en passie. Het voelt goed om dergelijke mensen tot je vriendenkring te mogen rekenen.



Andere vraaggesprekken werden afgenomen met Bert Bevers, Pim van Bommel, Henk Franken, Fiona Hack, Marc Kerkhofs, Motell Rijnen, Harry G. de Vries, Henk Witjes en Eric Wobma.

Tevens is er aandacht voor: Jacob Cats, Jules Deelder, Anton van Duinkerken, A.M. de Jong, Adriaen Valerius en Jules Verne.



LITERAIRE GLIBBERINGEN & POETISCHE TRILSELS; Sonn Franken; 302 pagina's; Formaat A4; Uitgeverij Boekenindustrie; Veere en Velp; Juli 2021; ISBN: 9 789492 046574; NUR: 320, 309; € 24,95 (paperback) en € 34,95 (luxe editie).




Foto: Bastin van Elzakkers





Sonn Franken. Foto: Bastin van Elzakkers





V.l.n.r.: Pim van Bommel, Marc Kerkhofs, Sonn Franken. Foto: Bastin van Elzakkers





Marc Kerkhofs. Foto: Bastin van Elzakkers





Zangeres Sabine van der Zwan. Foto: Bastin van Elzakkers





Foto: Siti Wahyuningsih









index