INTERVIEW
VAN SONN FRANKEN MET ALBERT HAGENAARS
Sonn Franken, mediaman,
fotograaf en auteur, besloot zich na het bekijken van de website
Frozen Poets - Statues, tombs and other traces of poets, waarvoor hij
foto's maakte, meer te richten op de achtergrond van de betreffende
schrijvers en daar, samen met o.a. beschouwingen en door hem afgenomen
interviews, een boek mee samen te stellen dat informatie geeft over
het schrijven en lezen, uitgeven en promoten van boeken.
Van
het een kwam het ander; al gauw had hij een grote verzameling
materiaal: vraaggesprekken met schrijvers, herinneringen,
etymologische ontdekkingen, lezersmeningen, beeldmateriaal,
boekenreclame, essays, een monoloog over poëzie, reflecties op
literaire manifestaties, mailverkeer, gedichten enzovoort, kortom een
waar Pak van Sjaalman! De afwisseling doet de titel alle recht:
'Literaire Glibberingen & Poëtische Trilsels'.
Op zaterdag 24
juli 2021 werd het boek gepresenteerd, in Theater Den Enghel op de
Grote Markt in Bergen op Zoom. Ook werd 'Het doek valt'
voorgesteld, een roman van de Vlaamse auteur Marc Kerkhofs.
De
presentatie was in handen van Henk Witjes. Zangeres Sabine van der
Zwan verzorgde de optredens tussendoor, Bastin van Elzakkers de
fotografie.
Het boek bevat interviews van de auteur met Bert
Bevers, Pim van Bommel, Henk Franken, Fiona Hack, Albert Hagenaars,
Marc Kerkhofs, Motell Rijnen, Harry G. de Vries, Henk Witjes en Eric
Wobma.
SCHRIJVERS IN BEELD -
ALBERT HAGENAARS
Albert Hagenaars werd op 7 april 1955 in Bergen op
Zoom geboren. Buiten het feit dat hij een vooraanstaand
dichter en schrijver is, gaan zijn activiteiten op taalkundig
gebied veel verder. Zo schrijft hij recensies voor NBD Biblion
en dat deed hij ook jarenlang voor de Haagsche Courant. Het is
dus vanzelfsprekend dat we hem de vraag voorleggen wat taal nu
eigenlijk voor hem is?
Een korte
maar effectieve definitie van taal is: alle verbale en
non-verbale communicatie! Voor mij is taal echter nog zoveel
meer: zich openvouwende geuren en kleuren, verglijdende
smaken. Een zoekende vinger op de huid. Muziek, variërend van
een op straat gefloten deuntje tot een overweldigende
symfonie. Inslagen en huiveringen. Taal is geen instrument
maar een organisme. Taal stroomt, verandert, is kortom léven!
Albert houdt zich bezig met
zowel poëzie als wel romans. Maar wat maakt hem vooral een
dichter? Het antwoord is er een zoals alleen Albert kan en zal
geven:
Ik ben
meer geïnteresseerd in cyclische processen dan lineaire dus
ook daarom geef ik meer om gedichten dan om verhalen of
romans. Goede poëzie kun je steeds blijven lezen, dag na dag,
maand na maand, jaar na jaar. Ik heb gedichten in huis die ik
zeker al honderden keren heb gelezen, vanaf m'n vijftiende,
zestiende, en ik ben er nog steeds niet mee klaar! Een goede
roman zoals 'Under the volcano' van Malcolm Lowry lees ik
maximaal drie keer. En misschien op m'n ouwe dag toch nog één
keer maar dan om andere dan literaire redenen.
Ik probeer gedichten te schrijven
die anderen ook willen blijven lezen. Hoe dan ook schrijf ik
de gedichten die ik mis, die nog niet bestaan, en dat zou ik
ook doen, want het is geen keuze maar een onweerstaanbare
drang, als niemand anders ze goed vond, wilde lezen of
uitgeven.
Ik heb bij een baas nooit een
voltijdsbaan gewild, juist om te kunnen schrijven. Ik heb
altijd zeker 60 uur per week gewerkt en doe dat sinds m'n
vervroegde pensionering nog steeds. Ik heb ook een eigen zaak
gehad, een uitzendbureau voor taaldocenten gericht op het
bedrijfsleven. Dat heette Fluent Business. Het draaide
uitstekend. Maar omdat ik steeds minder aan schrijven toekwam,
ben ik daarmee gestopt en voelde me daarna een stuk
gelukkiger.
Als je de boeken van Albert
leest, dan valt op dat reizen, locaties, culturen en
identiteiten een grote rol spelen. In het verleden heeft hij
tijd doorgebracht in Parijs, heden ten dage pendelt hij tussen
Indonesië en Bergen op Zoom. Wat betekenen deze locaties
eigenlijk voor hem?
In een
stad als Parijs verblijven, op een eiland als Java maar ook
nog zoveel andere plekken, betekent voor mij vooral leren van
anderen én aspecten van jezelf in onbekende of minder
vertrouwde omstandigheden ontdekken. Er is tenslotte altijd
interactie tussen jezelf en de omgeving. Ik kan niet lang op
één plaats blijven, moet er telkens tussen uit en in principe
maakt het niet uit of ik naar een onherbergzaam overkomende
plaats als Delfzijl ga, waar ik pas weer was, om de havens en
de chemische complexen daar te bekijken, of een wereldstad als
pakweg Lima, Peru, waar ik soms heimwee naar heb. Een vaste
woonplaats moet aan veel voorwaarden voldoen. Op Java zitten
we in een piepkleine dessa, wel voorzien van alle gemakken,
waar ik van de drukte van kinderen, kippen en geiten geniet.
Er zijn geen straten of auto's, maar de grote stad, Yogya, is
gelukkig niet ver. In Bergen wonen we aan het Beursplein, één
van de aangenaamste plekken van West-Brabant en dankzij de
prikkelende animatie eveneens inspirerend. We zitten vaak in
Antwerpen, Amsterdam, Maastricht, Zeeland, allemaal dichtbij.

Foto: Sonn Franken
Ik heb behoorlijk wat
discussies met Albert mogen houden over taal, inhoud, vorm en
welke mijlpalen een schrijfproces kent. Een hapje kaas, een
glaasje port onder handbereik en de avond vordert gestaag. Ik
weet nog hoe Albert constant schaaft, wikt en weegt. Hij legt
zijn werk terzijde om het later weer op te pakken. Zo komen
varianten steeds duidelijker en helderder tot het
eindresultaat dat Albert voor ogen staat. Hij is steeds op
zoek naar die ultieme vorm. Ik ben benieuwd hoe hij daar nu in
staat.
Het zoeken
maar de beste vorm van een tekst is van wezenlijk belang. Ik
zeg nu wel vorm maar ik bedoel er de innerlijke structuur mee,
de verhouding bijvoorbeeld tussen grammaticale functies en
beelden, en niet zozeer de uiterlijke vorm of compositie.
Het schrijfproces kent, ook qua
vorm, veel afwisseling. Ik maak soms gedichten die na drie
versies al klaar zijn en dan elk ook nog in één ruk geschreven
zijn. Ik heb ook verzen die na dertig versies pas klaar zijn
en daar vele jaren over hebben gedaan, met de nodige
tussenpozen uiteraard. Omdat ik niet alleen in gedichten denk
maar ook in reeksen en bundels duurt het betrekkelijk lang
voordat er een nieuw boek is. Ik publiceer echter pas als ik
ervan overtuigd ben dat het geen herhaling van zetten is maar
iets toevoegt. In 2021 komt m'n nieuwe bundel, 'Pelgrimsgrond'
geheten, op de markt, zoals gewoonlijk bij In de Knipscheer in
Haarlem. Tien jaar geleden schreef ik daarvoor de eerste
regels. Tussendoor verschijnen wel constant voorpublicaties,
kritieken en vertalingen en af en toe een kleinere bundel. Ik
vind het prikkelend steeds naar een ander register over te
springen, van een recensie naar een reisverslag en van een
vertaling naar een brief enzovoort.
Albert is iemand die ook
les geeft. Taal is belangrijk voor hem. Het is een middel om
helder te kunnen communiceren, zeker ook als het mensen van
verschillende achtergronden of nationaliteiten betreft. Ik heb
met hem ook vaak over poëzie gesproken. Heb hem zelfs destijds
mijn eerste schrijfseltjes voorgelegd. Steeds meer mensen
lijken zich over te geven aan het schrijven van poëzie. Maar
als het om het lezerspubliek gaat, lijkt echte poëzie echter
bij de grote massa niet werkelijk binnen te komen. In mijn
tijd op het Juvenaat was het een onderdeel van de
taaleducatie. Moderne opleidingen bieden daar veel minder
aandacht aan. Hoe staat Albert in dit alles?
Elke
maatschappij krijgt de cultuur die zij verdient. Ik schrijf
ook niet bepaald poëzie die zoveel mogelijk mensen probeert te
bereiken, al is meer positieve respons dan normaal mooi
meegenomen, en maak ik ook wel eens een populair gericht vers.
Ik mik liever op de kleine groep kenners. Ik had ook Duits en
Frans in m'n eindexamenpakket en kreeg best veel poëzie als ik
het aanbod tenminste vergelijk met dat van het hedendaagse
middelbare onderwijs. Het werk van sommige dichters van wie ik
nog steeds graag werk lees, is me toen aangereikt, op de
eerste plaats Baudelaire, Engelse romantici van de tweede golf
als Shelly en Keats, Rilke, Bachmann om de namen te noemen die
nu meteen in me opspringen. Ik had gelukkig docenten die
poëzie niet steevast als een verplicht nummer brachten maar
regelmatig met plezier, en soms zelfs begeestering! M'n docent
Frans beval me zelfs aan om méér poëzie op m'n leeslijst te
zetten, in plaats van proza. Ik begreep pas toen ik Nederlands
studeerde waarom hij zo'n ongewone raad gaf, aan mij als enige
van de klas. Ik ben daar nog blij om!
Albert schrijft vaak over
zijn reizen, interculturele relaties, vervreemding en
identiteit. Als je zijn achtergrond een beetje kent kun je
best een hoop herleiden. Maar dit verklaart zeker niet alles.
Dus leg ik hem de vraag voor, waar komt bij hem de inspiratie
vandaan? Ik ben ook benieuwd of hij daar concrete voorbeelden
van heeft?
De meeste
invallen krijg ik 's morgens vroeg in bed, wanneer ik net niet
meer slaap maar ook nog niet helemaal wakker ben, én terwijl
ik douch. De tijd dat het water over me heen stroomt zal ik
dus onbewust wel als een symbolische daad ervaren. Vanmorgen
had ik de volgende, telkens terugkomende regel in m'n kop:
"Het onophoudelijk klapperen van het koord aan de
vlaggenpaal". Ik wist niet wat het wilde beduiden. In een
poging er vat op te krijgen verzin ik er dan een verhaal bij,
liefst een spannend of geheimzinnig relaas.
Een gedicht begint dus met ofwel
één bijzonder woord, een bijzondere woordgroep, ofwel met een
beeld. Alles kan me inspireren: m'n vrouw, het bezoek aan een
onbekende stad (ik heb opvallend veel stadsgedichten
geschreven en m'n debuut heet zelfs 'Stadskoorts'), een motet,
een vaag vertrouwde geur, een insect gevangen in een miljoenen
jaren oud stuk barnsteen, zoals ik dat een keer in Riga kocht,
nou ja, noem maar op.
Als tweede voorbeeld kan ik het
woord 'orewoet' geven, een begrip dat de middeleeuwse
Brabantse schrijfster en mystica Hadewych gebruikte. Niemand
weet precies wat ze ermee bedoelde, al zijn er theorieën zat
en is er ruimte voor nieuwe interpretaties. Zoiets fascineert
me. Ik gebruikte 'orewoet' als een titel voor een eigen vers,
waar ik ook citaten van haarzelf in vervlochten heb. Een
recente versie van Hadewych is de naam Hedwig. Etymologisch is
het woord verbonden met strijd, oorlog. Die relatie heb ik in
genoemd gedicht natuurlijk ook gebruikt.
Zoals we aan de hand van
heel wat voorbeelden al hebben kunnen constateren, zijn er
behoorlijk wat schrijvers die zich aan de hand laten nemen
door momenten en situaties. Albert is een wereldburger, die
zich behalve aan vreemde oorden ook juist aan geschiedenis kan
laven. Ik wil dan ook graag weten of en wanneer het moment
zijn werk "kleurt".
Ja, zeker
gebeurt dat. Vaak wil een dichter een moment vastleggen in
taal. Bij mij gaat het niet zozeer om bevriezen maar om het
blijvend benaderen of verdiepen van juist het moment van
verandering, transformatie. Ik heb me censuur moeten opleggen
voor woorden als overgaan, gaandeweg, worden, steeds, opnieuw,
weer ... zo vaak, té vaak, bleek ik ze te gebruiken!
Ik heb direct na de aanslagen in
Parijs, onder meer in de Bataclan, daar een gedicht over
geschreven, en in opdracht van de gemeente Bergen op Zoom een
vers ter gelegenheid van de afronding van de restauratie van
die prachtige fontein tussen Bolwerk en Rijtuigweg, een
rijksmonument. Maar er komt meer in een gedicht van de tijd
waarin het ontstaat dan menig dichter zich realiseert. Veel
later zie je dat beter dan wanneer je er met je neus bovenop
zit. Ik zou echter geen chroniqueur zoals een stadsdichter
willen zijn.
Wat zou Albert als tips aan
beginnende dichters mee willen geven?
Lees
zoveel poëzie als je kunt, ook in vertaling en indien mogelijk
oorspronkelijk werk in een andere taal. Waarom zou je het wiel
opnieuw uitvinden? Maak gebruik van wat er al is. Zuig invloed
aan en doe er iets mee, verwerk die, maak het persoonlijk.
Ik hoor regelmatig van jonge
dichters dat ze dat juist willen vermijden. Ze zeggen dan niet
beïnvloed te willen worden maar dat is een totaal verkeerd
uitgangspunt. Je zit toch nooit in een vacuüm?! Bovendien word
je pas een dichter als je invloed door je heen laat gaan en,
na er de essentie van te hebben ondergaan, dan weer loslaat,
op zoek naar andere bronnen. Wel moet je eigen persoonlijkheid
de belangrijkste bron zijn en blijven. Alleen een ware dichter komt invloeden steeds te
boven, vreet ze op en krijgt opnieuw honger!
Zoals gezegd is Albert een
wereldburger. Getuige ook het feit dat hij zowel in BoZ woont
als wel in Yogyakarta, Midden-Java, tegengestelde
leefomgevingen. Hoe vergelijkt hij het Bourgondische van
Noord-Brabant met het Aziatische van Indonesië?
Ik zie
Nederland en Indonesië eerder als elkaar aanvullende werelden
dan tegengestelde. In het oosten spelen traditie,
spiritualiteit en respect een grotere rol dan hier. Veel is
er, mede dankzij de groepscultuur en vooral de familie als
vangnet, beter geregeld dan in Europa. Slechter zijn
bureaucratie, ondoorzichtigheid en corruptie daarom ook. In
het individueler gerichte West-Europa kun je je gemakkelijker
terugtrekken in je eigen wereld en dat is me ook wat waard. Ik
heb als individueel ingesteld persoon veel baat gehad van het
denken en handelen in groepen. Maar ik walg van de uitwassen
in het sociale verkeer hier, de hufterigheid die nog steeds
groter wordt. Dan verlang ik naar de hoffelijkheid en het
geduld en respect van de Javanen. In Indonesië heb ik dan weer
moeite met de hiërarchie, die persoonlijke initiatieven remt,
en de excessieve verschillen tussen rijk en arm.
De allereerste dagen in Indonesië,
bijna 40 jaar geleden op het platteland van Noord-Sumatra,
vormden een overdonderde ervaring, een heuse cultuurschok.
Inmiddels is die wereld daar me zo vertrouwd dat ik juist
vervreemding ervaar als ik weer in Nederland terugkeer en de
gapend monotone en uitgestorven nieuwbouwwijken zie en
natuurlijk ook donkere koude winterdagen onderga. Er is waar
dan ook altijd iets wat je mist. Paradijzen bestaan niet. Ik
combineer graag het beste van west en oost, dat is onderhand
in me vergroeid.
Het Bourgondische karakter, dat
oorspronkelijk noodgedwongen een politieke strategie inhield,
zit 'm voor mij meer in het streven naar samen plezier maken
en ja dus ook genieten van eten en drinken, simpel geluk
ervaren, dan in de door de horeca en toeristenbedrijven te pas
en onpas ingezette commerciële slogans onder het Bourgondische
vaandel.
Corona haalt het beste maar
ook het slechtste in mensen naar boven. Nu het niet zomaar een
"tussenuurtje" is op ons levenspad, gaan mensen ook steeds
meer nadenken over oorzaken, gevolgen, achtergronden en zelfs
complotten. Een schrijver is vaak een thermometer van de
samenleving. Hoe ervaart hij dat?
Van
complotdenkers moet ik niks hebben al is het uiteraard
belangrijk kritisch te zijn. Ik kreeg van de redactie van het
blad Brabant Cultureel het verzoek een gedicht over Corona te
schrijven. In eerste instantie wilde ik weigeren, omdat er al
ontelbare gedichten over het virus werden gemaakt. Maar toen
ik erover nadacht werd ik toch gegrepen, vooral vanuit de
gedachte dat de grootste uitbraken, in Noord-Brabant en
Limburg, geassocieerd werden met carnaval, het levensfeest,
het feest van nieuw leven bij uitstek! Dat contrast deed het
'm. Op dit gedicht, dat heel snel klaar was, kreeg ik meer
reacties dan gewoonlijk het geval is.
CORONA-FEEST
Hij zwaait
als nooit eerder
en ik zie wat hij ziet:
een man
die zichzelf ziet
zwaaien in het raam dat verbindt
en scheidt
met achter
hem, donkerder,
indringender, dat andere zwaaien,
het zwieren in overvolle straten
mensen
buiten zichzelf van vreugde
tussen billen, dijen en buiken.
Ze hossen
en knielen, aanbidden
het vlees, ontkennen het kruis, de
as.
We zingen, zwanzen en kussen
we
proosten en proesten. Wij hoesten.
Ik
vraag me af of Albert iemand is die de rimpels van de
samenleving vastlegt in zijn werk, beïnvloedt het hem als
schrijver?
Naar
aanleiding van deze vraag ben ik eens gaan turven op
onderwerpen. Het meest schrijf ik, ook in m'n romans, over
leven en dood, lust en liefde, reizen, religie, maar dit
laatste zeker niet gebonden aan één geloof. Literair behandel
ik dus tegenstellingen als heden en verleden, oorlog en geweld
versus liefde, relaties tussen west en oost, man en vrouw, oud
en jong.
Ik ken Albert nu al een
behoorlijk tijdje. Met regelmaat is hij weer uitgevlogen om
een of andere stad, of land, te bezoeken. Albert is en blijft
immers wereldreiziger. Hoe kunnen we dit terugvinden in zijn
werk?
Dat is
overduidelijk, de meeste teksten gaan over bezochte landen en
steden, ontmoetingen en ervaringen in de meest uiteenlopende
sferen. M'n eerste roman speelt zich in Parijs af, de tweede
in Indonesië. Er is geen reis waar ik literair niet mee bezig
ben geweest. Van de werelddelen bezocht ik alleen Australië en
Antarctica niet.
Ik kijk terug op al aardig
wat discussies met deze Bergse schrijver. Ook in onze mail
correspondentie kan ik het niet laten af en toe wat van mijn
"schrijfseltjes" aan hem voor te leggen. We praten graag over
inhoud en vorm. Op een gegeven moment legde Albert mij de
vraag voor, nee de uitdaging, om letterlijk beelden van
schrijvers op de gevoelige plaat vast te leggen. Fotografie is
immers een andere passie van mij. Dikwijls kan ik het dan niet
laten om aan een dergelijke foto een gedicht van eigen hand
toe te voegen. Sommigen vinden een vergezellend beeld een
aantasting van een gedicht. Wat is Alberts reactie daarop?
Een beeld
en een tekst kunnen uitstekend samengaan! Wel mag het beeld
geen plaatje bij een praatje zijn of andersom. In mijn bundel
'De derde oogst', die ook in het Engels en Indonesisch is
vertaald, heb ik voor elk gedicht aan kunstenaars in zowel
Nederland als op Java om een afbeelding bij de tekst gevraagd.
De eis die ik aan zo'n combinatie stel is dat beide genres
elkaar moeten aanvullen, versterken. Eén plus één is drie!
Momenteel werk ik samen met Edith
Bons, een actieve kunstenares die zowel in haar geboorteland
Indonesië als in Nederland exposeert. Ik maak 40 gedichten in
twee talen bij evenzoveel schilderijen en sculpturen van haar
voor een boek dat eind 2021 of begin 2022 uit moet komen, in
Nederland en Indonesië.
Elke keer als ik Albert
spreek, word ik geïnspireerd door zijn enthousiasme, zijn
passie. Ik zie dan ook veel van zijn eigen persoon terug in
zijn werken. Ik kan me dan ook niet aan de volgende vraag
ontworstelen. Sommige dichters houden van afstand. Zij
vermijden een link met de eigen persoon zoveel mogelijk. Wat
zijn Alberts gedachten hier over?
Elke
literaire tekst is, gewild of ongewild, persoonlijk. Dat is
prima zolang een beschreven gebeurtenis, hetzij ontstaan
vanuit de verbeelding hetzij gebaseerd op de realiteit, zich
maar uitstrekt tot diep in de leeservaring en daar iets
teweegbrengt.
Wanneer ik een literaire tekst
lees, vraag ik me nooit af óf, en zo ja in hoeverre, de
vertelling op belevenissen van de auteur berust. Ik geniet van
de klankovereenkomst, van de melodie of juist het stotende
ritme en laat me bij voorkeur vervoeren door de beelden, de
fantasie en, bij een thriller of whodunnit, door de spanning
en de plot. Het moet toch om de kwaliteit van het geschrevene
gaan?! Ik laat dergelijke overwegingen graag aan de
interpretatie van de lezer. Het zal me worst wezen of hij of
zij koppelingen legt tussen het product en de producent.
Daarom ook geen pseudoniem voor mij.
Ik werk graag samen met collega's,
vertalers, muzikanten, kunstenaars, ik noem Bert Bevers met
wie ik een paar maal zelfs sámen aan één gedicht werkte (zie
de uitvoering in roestvrij staal in Kijk in de Pot), de
schilder Jan Wessendorp, componisten en musici als Jan
Walraven, Dirk Stromberg en Wim van den Boom. Samen met mijn
vrouw Siti heb ik al ruim 200 Nederlandstalige gedichten in
Bahasa Indonesia vertaald én gepubliceerd. Ook tijdens het
ontstaansproces houd ik dus dikwijls geen afstand.
Als Albert nu, 'du moment',
de mogelijkheid kreeg een plaats op deze wereld te bezoeken,
welke zou hij dan kiezen en waarom?
Ik moest
eind maart vanwege Covid 19, op dringend verzoek van het
Ministerie van Buitenlandse zaken, hals over kop Indonesië
uit. Ik was daarvóór al van plan met m'n Bergse hardloopmaatje
Marco in september IJsland te bezoeken. Er is daar maar één
stad, en die is nog klein ook, én ik heb meer op met steden
dan met de natuur, reden waarom het land nooit prioriteit voor
me had. Maar het is één van de laatste landen van Europa die
ik nog niet bezocht. Nu ik er niet zonder risico naar toe kan,
lijkt het eiland ineens een begeerlijk oord. Onbereikbare of
verboden gebieden intrigeren nu eenmaal, zeker ook in de
literatuur.
Hoe wil Albert herinnerd
worden als zijn tijd op deze aardkloot voorbij is?
Als iemand
die in de kracht van het woord gelooft en ondanks alle
negatieve tendensen in de wereld positief blijft ingesteld.
Leef zolang je leven kunt, en leef intensief!
Albert Hagenaars, iemand
die ik een aantal jaren geleden wat van mijn schrijfseltjes
voorlegde. De man die me een schop onder de kont gaf om mijn
stukje proza uit te laten groeien tot mijn allereerste
gepubliceerde werk. Sindsdien heeft hij de schrijver in me
doen ontwaken. Iemand waarmee ik tot de late uurtjes kan
praten over schrijven in de meest uitgebreide zin. Albert,
wereldburger, schrijver, dichter, en vooral iemand die ik
waardeer om zijn enthousiasme, kennis en passie. Het voelt
goed om dergelijke mensen tot je vriendenkring te mogen
rekenen. |
Andere vraaggesprekken werden afgenomen met Bert
Bevers, Pim van Bommel, Henk Franken, Fiona Hack, Marc Kerkhofs,
Motell Rijnen, Harry G. de Vries, Henk Witjes en Eric Wobma.
Tevens is er aandacht voor: Jacob Cats, Jules Deelder, Anton van
Duinkerken, A.M. de Jong, Adriaen Valerius en Jules Verne.
LITERAIRE GLIBBERINGEN & POETISCHE TRILSELS; Sonn Franken;
302 pagina's; Formaat A4; Uitgeverij Boekenindustrie; Veere en Velp;
Juli 2021; ISBN: 9 789492 046574; NUR: 320, 309; € 24,95 (paperback)
en € 34,95 (luxe editie).

Foto: Bastin van Elzakkers

Sonn Franken. Foto:
Bastin van Elzakkers

V.l.n.r.: Pim van Bommel, Marc Kerkhofs, Sonn
Franken. Foto: Bastin van Elzakkers

Marc Kerkhofs. Foto: Bastin van Elzakkers

Zangeres Sabine van der Zwan. Foto: Bastin van
Elzakkers

Foto: Siti Wahyuningsih
|