Interview van Anja Van Geert met Albert
Hagenaars over ‘IJstijd’ van Erik Heyman (1960-2010), t.g.v. het
verschijnen van diens ‘Verzamelde Gedichten’.
Gemeenschapscentrum
Warande te Liedekerke. Vrijdag 8 oktober 2010. Optredens van: Patrick
Bernauw, Bert Bevers, Piet Brak, Chrétien Breukers, Alain Delmotte,
Paul Demets, Herman Fierens, Albert Hagenaars, Frank Pollet, Kirstin
Vanlierde, Herlinda Vekemans, Willie Verhegghe. Muziek van Eddy
Peremans (op gitaar). Moderator: Anja Van Geert.
Verhinderd om op te treden: Reine De Pelseneer en Paul Rigolle.
Aantal
aanwezigen: 300.
AVG:
Albert, ik wil het met jou hebben over Erik’s tweede bundel
‘IJstijd’, die door jou bij uitgeverij WEL uitgegeven werd. Hoe is
Erik bij jullie terecht gekomen?
AH:
Eriks gedichten kende ik begin jaren tachtig beter dan de dichter zelf.
Ik kwam zijn werk regelmatig tegen in allerlei kleinere literaire
tijdschriften.
We ontmoetten elkaar de eerste keer tijdens een literaire manifestatie
in Sint-Niklaas, georganiseerd door de redactie van het tijdschrift
VERS. Dat was op 2 april 1982. Behalve met hem maakte ik toen kennis met
o.a. José de Poortere, Kris Geerts en Patrick Bernauw. We maakten van
de gelegenheid gebruik om bundels te ruilen: zijn debuut
‘Neergeschreven’ tegen mijn tweede bundel ‘Spertijd’.
Een volgend treffen vond plaats in het Poëziecentrum Gent, waar ik hem
complimenteerde met zijn juist door Deus ex Machina gepubliceerde cyclus
‘De Vreemdeling’. We konden toen nog niet bevroeden dat deze reeks
later de bundel ‘IJstijd’ zou openen. Op dat moment had ik voor
mezelf al wel uitgemaakt dat het een goede zaak zou zijn als Erik in het
WEL-fonds opgenomen werd. We streefden toentertijd ook duidelijk naar
opname van meer jonge Vlaamse dichters. Wilfried van Craen, Roger
Rennenberg, Geert van Istendael en Phil Cailliau en anderen waren hem al
voorgegaan.
Het eerste contact tussen Erik en uitgeverij WEL werd eigenlijk gelegd
door enerzijds Frank Pollet en anderzijds Eric Wobma. Frank had al een
bundel bij WEL gepubliceerd, dat was ‘Zymose’. We hadden juist weer
meer contact omdat we ons voorbereidden op de tweede druk van ‘Zymose’.
Frank maakte duidelijk dat Eriks werk goed zou passen in het fonds van
de uitgeverij.
Eric Wobma was in die tijd een van de medewerkers van WEL. Hij was, en
is nog steeds trouwens, een opvallend gedreven én spontane man. Als hij
iets goed vindt, rust hij niet totdat iedereen in zijn omgeving daarvan
op de hoogte is en nu druk ik me voorzichtig uit. Momenteel is hij
filmmaker in Amsterdam, voor de productiemaatschappij Malende Vlinders.
En hij was onder de indruk van de laatste gedichten van Erik, vond dus
eveneens dat die door WEL uitgegeven moesten worden.
Erik kreeg zodoende allerlei signalen dat er bij WEL belangstelling
bestond voor zijn nieuwe werk. Een reactie bleef niet lang uit; op 3
augustus 1983 schreef Erik een lange brief met het verzoek om een bundel
bij WEL te mogen uitgeven. Enkele fragmenten uit die brief:
“Waarde Albert Hagenaars, zoals je wellicht al van Frank Pollet en
misschien ook van Eric Wobma hebt gehoord, zou ik graag een bundel aan
jullie team voorleggen. // Ik zie op dit ogenblik twee manieren om mijn
bundel samen te stellen. Het oorspronkelijk geheel (dat de titel
‘IJstijd’ meekreeg, de titelcyclus verscheen in Yang 104) is al een
goed jaar kant en klaar afgewerkt, en wacht dus eigenlijk al lang op een
definitieve vorm van publicatie. Ik werk sinds november vorig jaar aan
een reeks van 30 gedichten die ik graag zou afhebben voor het einde van
dit jaar. Daarom had ik ook al gedacht om een soort diptiek te vormen,
met de allerbeste gedichten uit de oorspronkelijke bundel en deze 30
nieuwe. Het enige probleem hiervoor natuurlijk is dat die 30 gedichten
niet te scheiden zijn en in reeksen van 10 bij elkaar horen. Ik wil dus
vrij zeker zijn van m’n stuk vóór ik publiceer. // Publiceer je
liever ‘IJstijd’ als aparte bundel –of publiceer je liever
helemaal niets, een even reële mogelijkheid natuurlijk, ik koester geen
wilde illusies- dan kunnen we daaromtrent onmiddellijk verder afspraken
maken. Ik geloof wel dat je een groot gedeelte van de gedichten uit
‘IJstijd’ al hebt gelezen, want gedichten ervan werden opgenomen in
Koebel, Poëziekrant, Appel, Vers en Deus ex Machina.”
AVG: De
bundel was dus toen nog niet klaar.
AH:
Nee, verre van dat. Medio
september, net terug van m’n eerste reis naar Indonesië, liet
ik Erik weten dat ik graag een bundel van hem bij WEL zou uitgeven. Ik
nodigde hem meteen uit om voor te komen lezen tijdens de viering van het
tienjarige bestaan van WEL op 5 november dat jaar, zodat we
‘IJstijd’ zouden kunnen aankondigen. Hij reageerde positief: “Ik
kom, al moest ik liftend in Bergen op Zoom geraken.” Er was toen
namelijk een staking in Vlaanderen, waardoor er geen treinen en bussen
reden. Hij beloofde het script van ‘IJstijd’ dan mee te brengen.
Op 15 oktober schreef hij dat hij een nieuwe titel voor het boek
verkoos: ‘Mijn Bevroren Oog’. De tweede reeks van 30 gedichten, die
later ‘Polarisatie’ is gaan heten, wilde hij verder verdelen. De
eerste twintig teksten zouden dan onder de titel ‘De Veerkracht Van De
Woorden’ vallen, en de laatste 10 onder een nader te kiezen benaming.
Hij wilde extra tijd om de bundel af te maken, nu tot Nieuwjaar.
Twee weken later schreef ik Erik ‘Mijn Bevroren Oog’ een slechte
titel te vinden. Ook keurde ik het merendeel van een aantal ontvangen
gedichten af omdat ze te weinig afstand namen van z’n debuutbundel
‘Neergeschreven’, die bij VERS was verschenen, en de invloeden van
o.a. Pernath en Pollet m.i. te weinig verwerkt waren. Als compensatie
stelde ik voor de reeks ‘De Vreemdeling’ op te nemen en
‘IJstijd’ in de planning naar voren te halen. Ook verschafte ik hem
de mogelijkheid de plaats van Roger Rennenberg in te nemen in het
avondprogramma van de feestavond rond WEL, zodat de aanwezige KRO
opnamen van zijn optreden zou kunnen maken. Die opnamen waren bestemd
voor het culturele radioprogramma Spektakel. Erik ging akkoord met de
nieuwe opzet en hield de titel ‘IJstijd’ aan. Hij deed veel
voorstellen voor de technische uitvoering van de bundel, die vrijwel
allemaal overgenomen werden.
Hij bleek begin januari opnieuw extra tijd nodig te hebben voor de
afronding van de tweede reeks, ‘Polarisatie’, die nu weer uit 30
gedichten bleek te gaan bestaan. Hij hoopte dat de bundel er in mei kon
zijn en wilde een presentatie waarop ook Peter Verhelst en Paul van Loon
konden voorlezen. Na een opsomming van allerlei ideeën en technische en
inhoudelijke details, o.a. over het gebruik van dia’s tijdens de
presentatie, besloot hij (even citeren uit een brief): “Je
ziet, ik weet soms ook wel wat ik wil.” Ik schreef hem dat we op enkele uitzonderingen na met zijn wensen rekening zouden houden.
Op 15 januari, hij moet die laatste weken dus hard gewerkt hebben,
leverde hij de laatste gedichten in. Hij begeleidde ze met de woorden:
“Hier zijn ze dan, de laatste
loodjes. Oef, zou ik zo zeggen. It’s up to you now. Het zou prachtig
zijn als de bundel kon verschijnen in the cruellest month…” WEL
ging met de gedichten akkoord.
AVG:
Hiermee verwees hij naar de bekende dichtregel uit ‘The Waste Land’
van T.S. Eliot: April is the
cruellest month. Een regel die ook in de eerste drie gedichten uit
de cyclus ‘Polarisatie’ voorkomt.
AH:
Jawel, maar het is niet helemaal waar. Die verwijzing komt in het eerste
gedicht van élke reeks in ‘Polarisatie’ voor, dus in de gedichten
1, 11 en 21. In het eerste gedicht “Wie
zegt ons welke is de kwaadste maand”, in het elfde “Wie
zegt hem welke is de kwaadste maand” en in het laatste van deze
drie: “Wie zegt haar welke is de kwaadste maand”. Drie variaties op
hetzelfde stramien en daarmee drie verschillende perspectieven. Dit is
natuurlijk een mooi voorbeeld van de ingenieuze manier waarop Erik zijn
bundel samenstelde. Hij was een echte constructeur.
AVG:
Maar toch kon de bundel niet in april, de kwaadste maand, verschijnen.
AH: Nee, dat ging niet voor de uitgeverij. We zaten met nog twee andere
uitgaven, de herdruk van het al eerder vermelde ‘Zymose’ van Frank
Pollet en de debuutbundel van Marijke van Hooff. We hadden bovendien nog
geen definitief kaftontwerp, foto’s, bio- en bibliografische gegevens
en andere zaken.

V.l.n.r.: Anja Van Geert, Herlinda Vekemans, Frank Pollet en Albert
Hagenaars. Foto: Bert Bevers.
AVG: Uit jullie correspondentie bleek dat hij pas medio juli reageerde
met “Ik wist niet dat er ook nog
bio- en bibliografische nota’s werden opgenomen. Bijgaand vind je wat
ik daarin kwijt wil: zo weinig mogelijk!”
Erik wou vooral de gedichten laten spreken?
AH:
Ja,
en daarover schreef hij nog “De
indeling van IJstijd lijkt me bijzonder goed geslaagd, het lijkt me dat
de gedichten in de bundel zullen kunnen ademen, wat erg belangrijk is.”
In februari stuurde hij de eerste ontwerpen voor de omslag van de
bundel, gemaakt door Marek de Bisschop. Bij het herlezen van onze
briefwisseling uit die tijd heb ik de volgende momenten gevonden.
Begin maart 1984 stuurde hij portretfoto’s voor de achterkant van het
boek. Hij beloofde gauw een snorrende tekst voor de achterkant op te
sturen. Ook kon hij melden dat Willy Tibergien al aan Bernard Dewulf had
gevraagd een recensie over ‘IJstijd’ voor Poëziekrant te schrijven.
In april schreef hij dat hij wegens een verblijf in Londen de tekst voor
de achterkant nog niet kon sturen. Marek was ook nog niet klaar met het
definitieve kaftontwerp.
Halverwege april werden de door hem gezonden foto’s wegens te weinig
kwaliteit afgekeurd. Ik nodigde hem en passant uit op een literaire
avond in Vlissingen te komen voorlezen.
Begin mei pas stuurde hij de nieuwe foto’s en het definitieve
kaftontwerp. Over de foto’s zei hij: “Dat ik er ondertussen al iets kaler uitzie moet de lezer er dan maar
bijnemen –weet die veel dat ook dat een aanduiding voor IJstijd kan
zijn…?” De flaptekst bleek gemaakt door Herman Janssens, die hij
omschreef als “onze plaatselijke
Achterbergspecialist”. Hij had er bij Janssens op aangedrongen in
elk geval zijn achtergrond als fysicus te koppelen aan het vakmanschap
van T.S. Eliot en als centrale thema’s te noemen het verlies en de
spanning tussen haat en liefde.
Eind mei, een maand na de door hem gewenste verschijningsdatum, kreeg
hij bericht dat de uitgeverij met alles akkoord ging.
Hij stelde als datum voor de presentatie vrijdag 28 september voor.
Plaats van handeling: Denderleeuw. In een p.s. noteerde hij: “Ik
wil in géén geval als leraar gebrandmerkt worden in mijn bundel: je
krijgt het etiket leraar-dichter al zo vlug opgespeld dat ik het niet
zelf hoef uit te lokken Bovendien vind ik het schoolmeesterachtig staan.
Vandaar het wat vagere fysicus.”
Eind augustus spoorde hij de uitgeverij aan om de presentatie vóór 2
november te organiseren, omdat hij na die datum milicien zou zijn. Hij
verwachtte uitzending naar Duitsland. Hij bleek enkele gedichten uit
‘IJstijd’ naar de Prijs van de Vlaamse Poëziedagen te hebben
gestuurd.
Omdat ‘IJstijd’ tegelijk met ‘Een Huid Van Regen’ van Marijke
van Hooff zou verschijnen vroegen we hem of Marijke op de presentatie
van ‘IJstijd’ mocht komen voorlezen. Erik zou dan ook op de
presentatie van haar debuutbundel in Breda kunnen komen voordragen. We
maakten vaak gebruik van dit soort koppelingen.
Op 13 september schreef hij “vanaf een zonnig terras op de Oude Markt van Leuven” dat hij de
drukproeven had ontvangen en die al vier keer had doorgespit. Toch
stelde hij ook nu nog wijzigingen voor, die niet altijd verbeteringen
waren.
Een maand later liet hij trots weten met enkele gedichten uit IJstijd,
ingestuurd onder het aan Eliot ontleende pseudoniem Alfred J. Prufrock
de A. de Pesseroey - J.L. de Belderprijs 1984 te hebben gewonnen. De
definitieve datum van de presentatie was nu zaterdag 27 oktober en de
qua naam veelbelovende locatie de Feestzaal van het Heilig-Kruiscollege
in de Nieuwstraat in Denderleeuw. Hij bevestigde ook de ontvangst van de
eerste exemplaren van de bundel. De lezers in het voorprogramma zouden
inderdaad Paul van Loon, Peter Verhelst en Marijke van Hooff zijn.
Op 27 oktober presenteerde ik namens uitgeverij WEL ‘IJstijd’. De
gedichten werden door verschillende medewerkers voorgelezen en ook de
citaten van Eliot kwamen aan bod. Al die teksten werden tegelijk op twee
diaschermen gepresenteerd bij door Erik samengestelde muziek. De
diamontage had hij samen met een oud-leraar gemaakt. Precies als hij
was, kon hij melden dat er 64 uur in was gestoken. Erik las zelf ook een
tekst voor en trakteerde de aanwezigen op een ijsje wat goed paste bij
de lage temperatuur in de zaal. Later bood zijn moeder een kleiner
gezelschap in de ouderlijke woning zelfgemaakte mattentaart aan, een
Geraardsbergse specialiteit. Je herinnert je soms vreemde dingen. Bijna
onmiddellijk daarna moest hij inderdaad als soldaat naar Duitsland.
Later sprak hij er z’n frustratie over uit dat de diensttijd in het
buitenland verhinderde dat hij actief kon zijn bij de promotie. Hij
moest interessante uitnodigingen afslaan. Hij zat in Duitsland, in
Siegen om precies te zijn, in zijn tweede ijstijd maar met heel wat
minder plezier: Eind december schreef hij, genietend van zijn eerste
verlof:
“’t Is wel een enorm
vervelende zaak, die legerdienst, elk normaal sociaal functioneren wordt
er door belemmerd, zeker als je in Duitsland gekazerneerd bent. Maar ja,
daar duurt de dienst dan ook twee volle maanden minder.” Om er
ironisch aan toe te voegen: “Legerdienst
Verwoest Literaire Carrière te D.”
AVG:
Net als de anderen koos je een gedicht uit de reeks ‘Polarisatie’.
Wil je dat nu voorlezen?
AH: Graag. Ik heb het derde
gedicht van de derde reeks gekozen, dat ik het boeiendste van de hele
afdeling acht. In een korte tekst, die zich schijnbaar eenvoudig laat
lezen, zitten tal van tegenstellingen zoals veilig en gevaarlijk,
vrijheid en gevangenschap en ook geloof versus wetenschap. Als klap op
de vuurpijl voert hij een vrouwelijk personage op, een waarzegster die
hij ongetwijfeld van de door hem zo bewonderde Eliot had overgenomen,
een dame die van beide themagebieden weet blijkt te hebben. Ik vind
zoiets fantastisch, ook al omdat hij dit alles in een onderkoelde stijl
brengt.
POLARISATIE
iii.iii
Zij
zal zachthandig van uw vrijheid
U
beroven. Richt op de wentel-
Trap
van haar verlangen
Steeds
uw stap.
Dan
wordt zij zwijgzaam bij
De
koelte van haar bloed.
Zij
legt de kaarten
Leest
uw lot.
Zij
begeleidt u veilig naar
Het
priemgetal van god.
AVG:
Volgens afspraak lees je tenslotte het gedicht dat je onlangs naar
aanleiding van ‘Polarisatie iii.iii’ maakte.
AH:
Ik heb dit gedicht in de zomer gemaakt, op Java, en vrij snel voor mijn
doen. Ik kon me bijna twee maanden lang volledig op het schrijven
richten. Een paar dagen lang was ik intensief bezig met het herlezen van
‘Polarisatie’ maar ik had in Nederland de keuze al gemaakt om op
gedicht iii.iii te reageren en daarbij beide betekenissen van ‘priem’ te
gebruiken. Mijn tekst kreeg als titel de slotregel van Eriks gedicht:
HET
PRIEMGETAL VAN GOD
Voor
Erik Heyman
Waren
woorden als getallen voor jou
of
waren getallen als woorden,
taal
voor de exacte gewaarwording?
Ik
zou willen dat je dat nu wist.
Meer
nog, ook dat je kon vertellen
over
je weg nadat je bent weggeraakt,
en
over het alles en het niets
die
zouden moeten samenvallen
in
de formule die je zelf ooit bedacht
toen
je verdwaalde in een gedicht
en
jezelf vond op de priem van god,
niet
langer deelbaar in dat begrip.
AVG:
Ik dank je hartelijk voor je bijdrage aan dit programma.
|