index
 


Albert Hagenaars & Claudia Lemette

In ‘Rondom BUTIJN’

 

* Gesprek met Albert Hagenaars over diens laatste roman BUTIJN

 

* Opgeluisterd met authentieke Indonesische dans door Claudia Lemette

 

* Albert Hagenaars signeert

 

Zaterdag 20 november, 20:00, Centre Culturel Beggen. Entree: LUF 150,00

 

 

__________________________________________________________________________

 

 

ONTVANGST DOOR HUBERT WELLENSTEIN

 

 

***

 

 

Dames en heren, hartelijk welkom op deze gecombineerde productie van de Nederlandse Vereniging Luxemburg en een kleine vereniging in oprichting, namelijk Double You, die zich sterk maakt voor het presenteren van literatuur en theater.

Uit naam van de Nederlandse Vereniging en Double You heet ik bijzonder hartelijk welkom de danseres Claudia Lemette en de auteur Albert Hagenaars, die vanavond het boek van Albert Hagenaars genaamd ‘Butijn, Het Boze Oog’ zullen presenteren.

 

De avond zal openen met een dans door Claudia Lemette in dit decor. Claudia Lemette is evenals Albert Hagenaars geboren in Bergen op Zoom. Onder de indruk van het thema van het boek, heeft zij zich laten inspireren tot een dans in de sfeer van het boek.

De dans staat in het teken van een tweeluik, dat hier visueel is uitgebeeld in twee panelen. Die staan voor het schematische, op logica en voorspelbaarheid gebaseerde, denkwerk van het westen. Dat beeld wordt aangevuld met het voor ons westerlingen vaak moeilijk toegankelijke en daardoor zeer intrigerend werkende spel van de wayang kulit, het schaduwspel, dat gewoonlijk met wayangpoppen wordt gespeeld maar dat wij vanavond in iets afwijkende vorm zullen zien. Namelijk, in plaats van de dalang, de poppenspeler, is het de danseres zelf, die de pop uitbeeldt. Tegen dit scherm ziet u de symboliek en het onverklaarbare, het geheimzinnige wellicht soms van alles wat wij als westerlingen zien in de oosterse cultuur.

Het boek Butijn zelf presenteert het conflict tussen oost en west dat, zoals de nauwkeurige lezer kan vaststellen, niet uitmondt in harmonie. Voor de twee hoofdpersonen in het boek blijft de tweespalt tussen oost en west, het verre oosten en ons westen, een onverenigbaar paar van werelden. Claudia Lemette daarentegen kan, omdat zij trouw blijft aan haar Indische achtergrond, en in haar nieuwsgierigheid naar haar roots, komen tot de complete harmonie. Wij zien in dit tableau een versmelting van onze hoekige denktrant in de vloeiende denktrant van de bewoners van de andere kant van de aardbol.

 

Na de dans van Claudia Lemette volgt een presentatie van Albert Hagenaars, de schrijver van het boek, in de vorm van een interview. Dat interview is niet gesloten, u bent te allen tijde van harte welkom voor het stellen van vragen en het onderbreken van het gesprek, puur om wat opstekers te geven.

 

Wij sluiten het eerste deel van de avond af met een pauze. Die zal worden gemarkeerd door de lezing van een gedicht door Albert Hagenaars. Tijdens de pauze krijgt u gelegenheid om onder het genot van een Indonesische lekkernij, aangeleverd door Toko Bandung, u allen wellicht bekend, zeer passend in deze sfeer, te snuffelen in het werk van Albert Hagenaars. Dat zal adequaat verlicht achter op die tafels voor u ter beschikking liggen en u kunt uw aankoop daar door Albert Hagenaars laten signeren.

 

Het tweede deel van de avond zal geheel in het teken staan van het boek Butijn, opnieuw in de vorm van een vraaggesprek. U wordt uitgenodigd zelf aan dat gesprek deel te nemen,

U hoort enige representatieve passages uit het boek ‘Butijn’. De avond zal afgerond worden met het allerlaatste hoofdstuk van het boek,een heel markante passage, die afsteekt tegen alles dat eerder in het boek te lezen valt. Bij het overgaan van de verlichting zal de avond overvloeien in een informeel samenzijn, achter in de zaal, hopelijk onder het genot van resterende dranken, en kunt u met Albert Hagenaars en Claudia Lemette over datgene dat u vanavond gaat horen en zien van gedachten wisselen.

Ik wens u een heel prettige avond.

 

 

***

 

 

Uitvoering van de door Claudia Lemette ontworpen choreografie bij ‘Butijn, Het Boze Oog’, op Degung-muziek.

 

 

***

 

 

HW  Dames en heren, Albert Hagenaars

 

Meneer Hagenaars, ik wilde graag een voorzet doen in een inleiding tot het boek ‘Butijn’ door enige aandacht te schenken aan het schrijverschap. Voordat je aan de creatie van een boek denkt, moet je een instelling hebben. Die maakt dat je tot die creatie kunt komen. Er zijn een aantal materiële omstandigheden waaraan moet worden voldaan om tot zo’n product te kunnen komen. De geest moet in een toestand verkeren waarin gedachtenbouwsels op een gave manier op het papier terecht kunnen komen. U bent betrokken in een communicatieproces waarin u stelling neemt ten aanzien van het probleem en besloten heeft om deze stelling uit te dragen en daar heeft u redenen toe die we hopelijk vanavond zullen zien en horen.

U bent niet als schrijver begonnen. U bent begonnen als galeriehouder en beeldend kunstenaar en u heeft pas later gekozen  voor de literatuur. Een heel opmerkelijke verandering waarin u overigens niet de eerste bent. Er zijn geestesverwanten van u die dezelfde wisseling hebben gekozen. Ik zou graag van u willen horen hoe u tot die duidelijke omslag van de keuze van expressiemiddel bent gekomen.

 

AH  Ik denk niet dat er sprake is van een duidelijke omslag. Ik heb vanaf m’n vijftiende, zestiende al geschreven, alleen ik had nooit de ambitie om iets te publiceren. Ik was altijd bezig met tekenen, schilderen en die twee dingen waren voor mij eigenlijk het belangrijkste. Als ik schilderde, schreef ik ook vaak teksten in de nog natte verf, met een mes of penseel, en omgekeerd, als ik gedichten schreef, ik schreef voornamelijk poëzie in het begin, probeerde ik altijd het papier aantrekkelijker te maken door kleur te gebruiken.

In 1979 werd ik gevraagd door een uitgever, in Bergen op Zoom was dat nog, om gedichten die hij gelezen had van me, in boekvorm uit te geven. Ik heb er even over nagedacht en toen besloten dat inderdaad te laten doen. Daar heb ik spijt als haren op m’n kop van gekregen en niet alleen omdat de kritiek niet mals was maar ook omdat ik toen pas echt geconfronteerd werd met de mogelijkheden, technisch, van het métier. De drang tot wraak op mezelf, om te laten zien dat ik eigenlijk veel beter kon, heeft me doen besluiten verder te gaan.

Het tweede boek was naar m’n zin op het moment dat het uitkwam maar kort daarna wilde ik meer. Je wil steeds beter, steeds verder. Daar ben ik mezelf tegengekomen.

 

HW  Mag ik daaruit opmaken dat u terugkijkend u zelf daarvoor niet tegen bent gekomen?

 

AH  Ja, ik denk dat dat zo is. In de puberteit ben je op de buitenwereld gericht, om die te veroveren, om die te leren kennen in al z’n hoedanigheden. Pas op latere leeftijd kom je jezelf tegen, ook omdat het leven niet altijd even makkelijk is. Het tegenkomen heeft op zich niet veel te maken met het schrijverschap of het feit dat je schildert of een andere kunstdiscipline beoefent. Het heeft te maken met confrontatie en die confrontatie neemt toe naarmate je langer leeft, meer probeert, meer uitdagingen aangaat.

 

HW  Wat u dus doet is wel degelijk afgaan op het leven en aanleidingen zoeken om een sluimerend neigen tot iets te scheppen meer gestalte te geven?

 

AH  Ik heb wel eens gedacht dat ik niet zozeer het leven achternazat als het omgekeerde, dat het leven mij moest hebben. Dat heeft dan geresulteerd in een aantal bladzijden en een aantal gedichten.

 

HW  In uw overgang van het beeldend werken naar het schrijven kan ik me voorstellen dat je bij beide handelingen een handvaardigheid hebt, je hanteert een pen of een penseel, om je gedachtenspinsels neer te schrijven en ik heb vernomen dat u sinds kort een duidelijke kentering heeft meegemaakt, namelijk dat u het werk nu met een pc doet. Ik kan me voorstellen dat je als je als beeldend kunstenaar een basis hebt, als dat een tijdlang een expressiemiddel is geweest, het uitbeelden, het tekenen, dat het werken met een zo abstract en gemechaniseerd instrument als een schrijfmachine of een pc wellicht een remmende factor zal zijn. Hoe onderging u de overgang. Wat is de invloed op het stromen van gedachten en het neerleggen van gedachten op papier?

 

AH  Ik denk dat mijn pc dat beter uit zou leggen dan ikzelf. Het heeft er voor mij in ieder geval mee te maken dat ik nu twee tot drie keer zo snel schrijf. Ik had nooit gedacht dat ik ooit in staat zou zijn geweest om een boek of bundel door middel van een pc te maken. Maar ik ben verkocht, in die zin dat ik me nu niet meer voor kan stellen dat ik nog een boek, en zeker een lijvige roman als het boek waar we vanavond over praten, met de pen zou doen. Ik heb altijd gedacht dat de monitor gewoon te beperkt zou zijn om alle aantekeningen die ik tijdens het schrijven op m’n tafel heb liggen te vervangen. Ik moet iets kunnen pakken om documentatie te verzamelen, te kunnen vergelijken, en dat kan zo gauw niet, dacht ik, met de pc. Het feit wil echter, dat ik al na vier weken volkomen verslingerd was aan de pc, ík, a-technisch, en vaak zonder logisch denken, en m’n pc heeft ook in dat opzicht een voordeel, de pc dwingt je vaak tot logisch denken. Je kunt wel denken van ik ga het zó doen maar als je dan een verkeerde handeling uitvoert, reageert de pc heel recalcitrant.

 

HW  Is dat van dien aard, dat het ook op het wordingsproces van het boek zelf van invloed is?

 

AH  Ja, absoluut. Als ik een zin gemaakt heb en ik ben daar niet helemaal tevreden over, maar ik zie dat pas drie zinnen verder, kan ik nu snel het woord dat me hindert, of de woordvolgorde die niet naar m’n zin is, wijzigen. Heel snel, zonder de lijn te verstoren die ik volgde door de alinea’s aaneen te rijgen. Als je schrijft, kan dat op een gegeven moment niet meer want dan is het hele vel dichtgekladderd. Althans, dat is bij mij het geval. Ik zeg niet dat het bij andere schrijvers ook zo is. Er zijn schrijvers, die eerst heel goed nadenken en dan alles pas neerzetten en die misschien ook nog eens bijschaven, maar hem daarna loslaten. Ik ben helaas een schrijver die moeizaam werkt, in die zin dat ik pfff tien versies nodig heb, voordat ik tot het uiteindelijke resultaat kan komen. Dus ook in dat opzicht is het best een betrouwbare trawant.

 

Bezoekster: Mag ik even een vraag tussendoor stellen. Bewaart u al die tussenversies of gooit u die altijd weg?

 

AH  Toen ik met de hand schreef, bewaarde ik ze allemaal want ik hoopte natuurlijk dat nog eens ooit een of ander letterkundig museum daar een hoop geld voor zou betalen. Zoals een schilderij meer waarde heeft door de signatuur van de maker, zo heeft een bepaalde versie van een gedicht in wording een bepaalde waarde voor de bibliofielen. Nee, het is in de eerste plaats voor mezelf bedoeld. Ik wil later nog eens kijken hoe het proces precies is gegaan en ik hoop daar dan iets van te kunnen leren, zodat de processen waarin ik op het moment van nakijken zit, wat sneller kunnen gaan. Ik hoef dan geen omwegen te maken misschien. Daarnaast heb ik iets van de verzamelaar die zich verzet tegen het weggooien van zo’n moeizaam bevochten versie. Dat is persoonlijk. Ik ken schrijvers die álles weggooien wat niet overeenkomt met het uiteindelijke resultaat, zoals het in druk verschijnt. Soms schrijf je de hele nacht. Ik schrijf altijd ’s nachts, dat moet ik erbij vermelden, ongeveer van half elf tot vier uur, dat is de beste tijd voor mij en ik kan het mezelf niet aandoen om een alinea waar ik uren misschien over gedaan heb, niet eens door te schrijven maar door te denken, in één keer weg te gooien. Dat is moeilijk. Het nadeel van de pc is dat je die versies kwijtraakt. Ik wil niet elke tien minuten of zo een kopietje gaan maken van de huidige versie. Dus ik heb nu veel minder materiaal maar dat is ook wel goed, omdat ik niet al te groot behuisd ben. En geloof me, alle kamers staan van de plint tot aan het plafond vol kasten met boeken, mappen met documentatie. Het is verschrikkelijk.

 

HW  Dat dit boek geschraagd is door een zeer uitgebreide documentatie, dat kan de lezer alleen maar bij benadering vermoeden. Ik heb de gelegenheid gehad onder de sluier te kijken en te zien welk een enorm voorbereidend werk achter dit boek ligt. Ik kan me voorstellen dat de omvang van het achtergrondonderzoek dat u heeft moeten doen voor dit werk -dat wordt gekenmerkt door vaak heel minutieuze beschrijvingen, van kleine elementen uit het dagelijkse leven, een schat aan informatie-  aanleiding zou kunnen geven tot het beschrijven van een heel ander thema maar uitgaande van dezelfde ingrediënten.

 

AH  Het is natuurlijk belangrijk dat dit boek zich afspeelt in de periode 1945- 1946. In het begin van het boek zijn dat de flashbacks. Naarmate het boek vordert, wordt die periode belangrijker, om diverse redenen. De meest eenvoudige vragen krijg je niet beantwoord, als je er in die periode niet bij bent geweest. Ik was er niet bij. Ik ben pas tien jaar later geboren. Heel eenvoudige zaken over bijvoorbeeld hoe de mensen in Indonesië, toen nog officieel Nederlands oost-Indië, hun deur afsloten. Wat voor fietsen waren er? Dat soort details, ja daar ben je een tijd mee bezig, voordat je de antwoorden bij elkaar hebt gesprokkeld. Het wordt een dwang om dat tot in de details te verantwoorden. Op een gegeven moment kun je niet meer terug, je wilt wel terug want je wilt dat allemaal niet meer, je wordt er niet goed van soms, maar er is geen weg terug. Je moet verder. En daarom heb ik ook dankbaar gebruik gemaakt van tientallen gesprekken met mensen, die die periode wel, en ik moet in dit verband zelfs zeggen, aan den lijve hebben ondervonden, en die mij uitvoerige, helaas soms tegenstrijdige, informatie hebben gegeven. Daar heb ik mijn keuze uit moeten maken.

 

HW  Er is een andere kant aan het boek. We hebben een gezien wat het componeren van inhoudelijke aspecten met zich meebrengt maar een boek heeft ook een fysiek aspect. Mijn mening is dat het belang hiervan onderschat wordt. Mijn vraag ten aanzien van het boek is: in hoeverre heeft u een zegje gehad in de uitvoering van het boek? Ik denk dat u concessies heeft moeten doen…

 

AH  Er zijn drieduizend correcties geweest en niet van fouten. Toen ik het boek inleverde, na vier jaar werk, was ik ervan overtuigd dat er taalkundig gezien geen fouten meer in zaten. Een wekenlange sessie met m’n uitgever, in Amsterdam, heeft erin geresulteerd, dat er drieduizend wijzigingen kwamen, variërend van een ander letterteken tot het schrappen van complete alinea’s. Of tot het toevoegen van een nieuw hoofdstuk. Dus ik ben wat dat betreft best beproefd. Alleen, je raakt eraan gewend. Er is geen boek dat zomaar ingeleverd wordt en direct daarna in die vorm uitgegeven.

 

HW  Is het zo, dat je als schrijver gezien de ontwikkelingsgeschiedenis van je ervaringen, geleidelijk aan bij de uitgevers meer prestige krijgt en dat zij bereid zijn om aan jouw naam een andere uitvoering te associëren?

 

AH  Er is altijd een spanningsveld tussen schrijver en uitgever, maar niet alleen tussen deze twee mensen. Je hebt met een ontwerper te maken, met een zetter, met een drukker, met iemand die de tekst tot een geheel maakt als je de floppy’s inlevert . Met al die mensen moet er gesproken worden. Er is een fotograaf, er is iemand die de public relations verzorgt, je moet mensen te woord staan van de krant, je komt op de radio in interviews, je komt op de bühne in Beggen in Luxemburg. Dat zijn allemaal facetten die het boek bepalen. Ik geloof dat een boek niet een product is dat door de schrijver helemaal losgelaten wordt. Er is pas sprake van werkelijke communicatie, culturele uitwisseling, op het moment dat het boek op een bepaalde manier maar met zeker zoveel liefde als de schrijver het gemaakt heeft door de lezer gelezen wordt. Ik geloof dat het boek pas bepaald kan worden, daar waar die twee lijnen elkaar kruisen. Dus dit is niet alleen maar mijn boek, het is óók mijn boek. Het is net zo goed een boek van ieder van u vanavond bijvoorbeeld in de zaal. Er zijn veel anonieme lezers, die hier een bepaalde kijk op hebben, maar die hoeft niet overeen te komen met de kijk die ik als schrijver en gedeeltelijk ook als lezer op het boek heb. Ik kijk nu alweer anders tegen het boek aan als ik er anderhalf jaar geleden tegenaan keek toen ik het inleverde, of drie jaar geleden toen ik het nog aan het maken was. Er is een krachtenveld tussen mensen met verschillende belangen. In het beste geval gaan die belangen parallel maar dat is niet altijd zo en ja, dat betekent inderdaad concessies doen. In dit geval zijn er weinig spanningen geweest tussen de verschillende mensen die aan het boek meegewerkt hebben en is het boek er uit komen te zien op een manier die ik drie jaar geleden wilde. De foto bijvoorbeeld is niet mijn keuze maar ik vind het wel een mooie keuze. Hij geeft de thematiek goed weer. De kleur rood, een wens van mezelf, is gehonoreerd.

 

HW  U zegt, ik kijk terug en ik zie het boek anders als drie jaar geleden. Heeft u het gevoel dat het boek wel in die richting voortleeft, bij de lezer, afgaande natuurlijk op de echo’s die u krijgt, waarin u in eerste instantie het boek besloot ter wereld te brengen? Of ziet u langzamerhand een afdwaling van al datgene dat in eerste instantie voor u belangrijk was? Ziet u dat de lezers er heel andere dingen uit halen en merkt u nu pas eigenlijk wat u geschreven heeft?

 

AH  Het is niet of of, het is én én. Ik krijg reacties zoals ik ze gehoopt had, ik krijg ook reacties die ik absoluut niet gewenst heb. Dat zijn soms heel vervelende reacties. Mensen die ik niet ken en die zich dan op basis van lezing van het boek voorstellen dat ze jou goed kennen. Die de schrijver vereenzelvigen met een van de hoofdpersonen en dat kan vervelend zijn, soms ook heel leuk maar er komen in ieder geval reacties die heel onverwacht zijn. Dat vind ik op zich interessant. Het voegt voor mij iets toe aan het proces van de totstandkoming van het boek want het boek is voor mij niet afgelopen op het moment dat het in de boekwinkel ligt. Het gaat nog door…de reacties, vooral de recensies maar ook soms brieven die met iets komen dat voor mij verrijkend is. Al die reacties samen bepalen mede de kijk op m’n eigen product want ik ben natuurlijk niet objectief. Ik zou zeggen, de schrijver is een van de minst geschikte personen om een zo objectief mogelijk oordeel te kunnen geven over z’n boek. Hij heeft er te lang op gezeten, dag in dag uit, of in mijn geval nacht in nacht uit. Je wordt er soms stapelgek van.

 

HW  Je zou hieruit opmaken dat naar uw oordeel een boek een in zich besloten weg gaat die maar in beperkte mate wordt bepaald door ingrepen van de auteur.  Je zou kunnen zeggen dat het boek al bestaat en dat de schrijver als een medium als het ware dat boek, en daar bedoel ik dan mee de gedachte, naar buiten brengt. Is dat een verkeerde visie? Als u het boek een dusdanige autonomie geeft, als creatie waarbij de lezer de tweede helft of een belangrijk deel van de wordingsgeschiedenis van het boek in de hand heeft, hoe ver zijn we dan af van het idee dat een boek bestaat voordat de schrijver kwam om neer te schrijven wat er in dat boek thuis zou horen?

 

AH  Dat vind ik interessant maar bij cultuur, cultuuroverdracht veronderstel je een uitzender en een ontvanger. Een symfonie kan nog zo mooi zijn, door het orkest op een prachtige manier uitgevoerd worden, als er geen kip in de zaal zit is een groot gedeelte verloren natuurlijk. Er is een ontvanger nodig en die kan nooit dezelfde antenne hebben als de schrijver. Twee lezers kunnen dat niet eens. Elk is bepaald zoor z’n eigen achtergrond, z’n eigen ideeën, de componenten die hem tot een persoonlijkheid maken. Er zijn geen twee mensen hetzelfde. Dat betekent dat als een boek 2000 keer gelezen wordt, je 2000 keer een andere versie krijgt. Bovendien, al zou een lezer hetzelfde boek drie maal lezen dan is dat nog drie maal een ander boek want bij de tweede keer haalt hij er details uit die hij de eerste keer niet gezien heeft en die alles toch weer net iets anders maken. Ik geloof niet dat er zoiets bestaat als objectiviteit. Alleen in dit geval, omdat het boek pretendeert een weergave te zijn van een stuk contemporaine geschiedenis, een geschiedenis waar Nederland veel mee te maken heeft, moet je dat natuurlijk toch op een manier brengen dat het aanvaardbaar is. Ook voor de mensen die die periode wel degelijk meegemaakt hebben. Dat was mijn grote angst bij dit boek: dúrf ik dat wel, mág ik dat wel gezien de thematiek, gezien het feit dat ik in zekere zin een buitenstaander ben, mag ik zo’n thematiek aansnijden? Ik heb daar lang over getwijfeld en op basis van gesprekken met mensen die die periode wel meegemaakt hebben (ik doel nu met name op de periode van de Japanse concentatiekampen in Indonesië en met de onmiddellijk daarop volgende zgn. Bersiap, de periode van de bevrijdingsstrijd van met name de Indonesische jongeren, de Pemuda), heb ik besloten om ermee door te gaan, temeer omdat de persoon die model heeft gestaan voor de belangrijkste hoofdpersoon van het boek er bij mij op aangedrongen heeft  door te gaan. Hij heeft gezegd: ‘Albert, jij kan het, jij bent schrijver, jij moet dat doen, jij hebt voldoende afstand daartoe.’ Dus hij maakte dat tot een voordeel. Toen heb ik gezegd: ‘Oké, ik doe het.’ Hij kon het wel meegemaakt hebben maar hij kon er niet over schrijven, hij was geen schrijver. Dat heeft voor mij de doorslag gegeven. Bij andere boeken, met mijn eerste roman, ben ik zeven jaar bezig geweest. Ik ben een uitzondering, gelooft u mij. Er zijn heel wat jonge scribenten die elk half jaar een lijvige roman produceren. Ik heb wat meer tijd nodig, ik ben een laatbloeier.

 

HW  Het is niet alleen kwestie van een laatbloeier zijn maar u geeft uzelf de tijd om een geesteskind naar buiten te brengen, iets te presenteren waarvan u denkt dat het geschreven moet worden. Dit boek heeft voor u wel degelijk een, als ik dat zware woord mag gebruiken, missie?

 

AH  Ja.

 

HW  Dit boek wil een aanzet geven tot het vullen van een lacune in onze vaderlandse geschiedenis?

 

AH  Er zijn allicht andere doelen die ik met het schrijven van het boek heb. Ik geloof, dat is mijn stellige overtuiging, dat élk boek van een schrijver vervuld moet zijn met een bepaalde missie, en dat hoeft niet een missie te zijn die je kan vangen op drie A-4-tjes, met 1 a , b, c, 2 a , b, c, enzovoort want heel veel van een boek komt onbewust en daar heb ik ook al vaak leuke herinneringen en ervaringen mee opgedaan. Vaak zegt een lezer: ‘Hé, dat heb je goed gedaan! Ik heb dat daar in dat hoofdstuk gezien en dat komt daar terug.’ Dan ben ik werkelijk stomverbaasd maar dan heb ik blijkbaar toch onbewust deze componenten aangebracht. Het feit dat ik dat onbewust doe wil natuurlijk niet zeggen dat het minder recht van bestaan heeft. Ik geloof dat de meeste kunst tot stand komt juist in die periode dat je in een trance bent, in een roes, dat je onderbewuste de overhand neemt en het logische van onze alledaagse realiteit uitschakelt. In de 19e eeuw hadden ze het over een muze. Die werd dan vaak afgebeeld als een wulpse jonge dame. Helaas zit de muze van mij verborgen in de elektronica van de pc. In het zachte zoemen ’s nachts, dat heel rustgevend is, in de muziek op de achtergrond, bij dit boek was het de muziek die we zojuist gehoord hebben. Elk boek vraagt z’n / haar eigen ontstaansomstandigheden. Bij elk boek luister ik naar andere muziek. Ik heb bij m’n eerste roman lang zitten luisteren naar muziek van Bach bijvoorbeeld. Bij poëzie zit ik soms naar oude rock & roll te luisteren. Het zijn heel snelle gedichten dan.

 

HW  Dat is leuk om even bij stil te staan. Kunt u zeggen dat voor het bereiken van een verhoogde literaire toestand de muziek een belangrijk middel is?

 

AH  Ja. Het is natuurlijk niet zo, dat ik zit te typen of te schrijven terwijl ik een bepaalde tekst volg die gezongen wordt. Dat vervaagt na soms vijf minuten, soms na een uur. Het kost me gemiddeld een uur om erin te komen. Dan zit je te staren naar dat lege scherm, tot je ogen verkolen en de hele wereld er als een vierkant uitziet of je zit te kijken naar dat lege papier. Op een gegeven moment gebeurt er iets, dat kan ik verder niet analyseren, dat kan ik niet beschrijven, waardoor je gegrépen wordt, en dan is er geen houden meer aan, dan schrijf je soms tien bladzijden. Misschien gooi je er dan negen weer weg de volgende dag, als je weer uit die roes bent want je kunt niet alles gebruiken. Het is vaak gewoon heel slecht maar ook op die slechte bladzijden zitten dan toch elementen waarvan je denkt, hé dat mag niet verloren gaan. Dat idee is dan toch boven gekomen. Daar ga ik mee verder.

 

HW  De pragmatische vraag dringt zich denk ik bij iedere lezer op een gegeven moment op, zeker bij een boek dat het product is van lang nadenken en dóórdenken, het lang doorworstelen van de tekst: zou het ook wellicht in minder bladzijden kunnen en mijn vraag aan u is…we hebben gezien dat u bij terugkijken het boek anders ziet als op het moment dat het boek uit uw pen vloeide of via uw vingers op het scherm kwam… zou u terugkijkend zeggen: ‘Gegeven dit thema en gegeven de vorm die ik heb gekozen kan ik nu met minder bladzijden toe? En ik zou het wel willen herschrijven, ware het niet dat nu andere onderwerpen dringen om aandacht te krijgen?’

 

AH  Nee! Volmondig nee! Misschien is het de droom van elke schrijver om zoveel mogelijk informatie te geven van zo weinig mogelijk omvang. Door zo compact mogelijk te zijn, zonder dat de mogelijkheid tot overdracht daarvan hinder oploopt. Als mijn uitgever er geen stokje voor had gestoken, dan was ik steeds verder gegaan met het boek en was het misschien wel 600 bladzijdes geweest. Je kan aan elk boek eindeloos blijven werken, alleen je kunt net zo goed telkens een ander boek maken. Je ideeën veranderen, je verandert zelf. Als je een boek niet meer los zou laten, zou je na bijvoorbeeld tien jaar toch weer opnieuw moeten beginnen want de bladzijdes die je in dat eerste jaar geschreven hebt, zijn van iemand die je niet meer bent. Het was voor mij, vooral in het begin, altijd een groot probleem, het is voor veel schrijvers nog steeds een groot probleem, voor schilders natuurlijk ook en componisten: de vraag, wanneer is een kunstwerk áf? Omdat alles vloeibaar is, we hebben dat juist ook een beetje in de dans gezien, waarin dat westerse en dat oosterse motief tegen elkaar uitgespeeld werden, en die daarin toch weer samenvallen, voelt het op een gegeven moment áf. Of kun je zeggen, voor deze periode kán het af zijn. En dan moet je afkicken. Dan kun je een tijd niks meer doen. Dan heb je een soort postnatale depressie, literair. Na een jaar word je weer gegrepen door een bepaald idee en dan ga je weer met een ander boek verder.

 

HW  Ik zou graag willen weten, puur uit nieuwsgierigheid naar het proces van het maken van zo’n boek, en nogmaals, het is een vraag die voortkomt uit de vaststelling dat dit boek heel markante onderscheiden passages heeft in ritme en stijl, in gebeurtenissen ook…mijn vraag is deze: je zou voetstoots aannemen dat dit boek in de volgorde is geschreven waarin het gelezen wordt maar als je dit boek een tweede keer leest, word je je steeds bewuster van het feit dat het boek met panelen werkt. Het toneel hier onderschrijft dit mooi: we hebben een paneel rechts en een paneel links, elk in een eigen kleur, en hoe meer ik dit allemaal op me in laat werken, hoe meer ik de indruk krijg dat Butijn een constante wisseling is, zonder onderbreking, van een paneel naar een ander. Waar ik heen wil is dit: ik zou me voor kunnen stellen, dat u die afzonderlijke panelen helemaal niet in deze volgorde hebt geschreven.

 

AH  Dat klopt. Een van de eerste hoofdstukken die ik geschreven heb, is het laatste. Ik geloof niet in de chronologische tijd. Die kan makkelijk zijn om tot bepaalde resultaten te komen, die te maken hebben met een vraag en een antwoord, vraag en aanbod, functioneel bepaald in onze toch bedrijvige westerse wereld. Ik geloof dat een emotionele tijd, een psychische tijd veel belangrijker is. Een simpel voorbeeld: een plezierige gebeurtenis die drie jaar geleden is, kan ik nu heel levendig oproepen met de kracht van een ervaring die nog maar drie dagen oud is. Het kan mij voorkomen, alsof het nog maar kort geleden is. Natuurlijk werkt dat hetzelfde bij vervelende gebeurtenissen of, zwaarder uitgedrukt, trauma’s. Iets dat veertig jaar geleden gebeurd is, kan nog zo sterk z’n werking doen gelden, dat het zelfs het leven van nu, de alledaagse werkelijkheid van nu, compleet kapot kan maken. Dat bedoel ik met psychische tijd. Chronologische tijd heeft daar geen enkel antwoord op.
In veel culturen wordt ook het belang van de cyclische tijd aangetoond. Sinds bijvoorbeeld de komst van het Christendom zijn wij overgestapt op de lineaire tijd. De heilsleer, het vooruitzicht op een hiernamaals, maakt dat dit bestaan dan ophoudt. In andere religies komt dat terug, bijvoorbeeld met reïncarnatie. Niet dat ik daar in geloof maar dit fascineert me erg. Ik houd me daarmee bezig. Dat zorgt ervoor dat je veel vraagtekens hebt, bij alles wat je hier altijd geleerd hebt.

 

HW  Als u zegt, wat je hier geleerd hebt, bedoelt u daarmee de waarden of de ervaring van elementen als tijd?

 

AH  Waarden, normen, voorschriften, regels, alles wat je aangeleerd is. Thuis, op school, in de maatschappij. Daar kun je veel vraagtekens bij zetten.

 

HW  Iets dat door sommigen wordt gezien als het toppunt van het schrijverschap is dat een boek ook nog wordt vereeuwigd in de vorm van een film. Dat sluit meer aan bij de vorige vraag dan het eerste vermoeden doet denken. We hebben gezien dat je dat boek systematisch als panelen zou kunnen zien. Iemand kan zeggen: ik zie daar afzonderlijke scènes in. Een filmmaker zou zich daarom tot dit boek en dit thema aangetrokken kunnen voelen en er iets mee doen. Ik zou graag willen weten hoe u als schrijver, die hier wellicht nog niet bij stilgestaan heeft, op deze associatie reageert.

 

AH  Ik heb er wél bij stilgestaan. Het is een stille wens natuurlijk, dat een boek verfilmd wordt maar zodra een producent of een regisseur op me af zou stappen en zeggen: ‘Ik ben geïnteresseerd in dat boek,’ dan heb ik er niks meer mee te maken want een film is een andere discipline. Ik ben geen filmer. Je hebt schrijvers die het scenario gaan schrijven van zo’n film. Dat zou ik misschien wel doen maar ik denk dat ik me er verre van zou houden. Hij kijkt maar. Dat is zíjn invulling. Als ik vind dat de overeenkomsten tussen film en boek groot zijn, dan wil ik ook nog wel meedoen aan de promotie van de film. Als ik er niet achter kan staan, dan bemoei ik me daar niet mee. Dan is het zijn film.

 

HX  Dan heeft u afstand gedaan van uw geesteskind?

 

AH  In juridische zin. Je verkoopt natuurlijk je rechten.

 

HW  Zou u uw rechten verkopen?

 

AH  Die zijn verkocht. Het boek is juridisch gezien niet meer van mij. Als een boek uitgegeven wordt, teken je een contract met de uitgever. De meeste contracten houden in, dat de schrijver toezegt dat hij zijn eerstvolgende boek ook aanbiedt aan deze uitgever. Dat recht heeft de uitgever. Wil je dat niet doen, dan zullen de meeste uitgevers zeggen, ‘Tant pis, dan zoek je maar een andere uitgever’.

 

HW  En dat zou er op neerkomen, dat u in zeker opzicht opnieuw zou moeten beginnen?

 

AH  Nee.

 

HW  Dat toch niet? De situatie is economisch veranderd.

 

AH  De contracten zijn hetzelfde.

 

HW  Als u met een nieuwe uitgever zou beginnen, dan kan ik me voorstellen dat hij in een andere school denkt, het boek op een andere manier ontvangt, wellicht ook andere dingen van u als auteur verlangt, zodat u een andere creativiteit aan de dag zou leggen.

 

AH  Klopt! Dat is hetzelfde bij muziek. Heb je een gigantische hit gescoord met een bepaald nummer, dan zal de platenmaatschappij, even symbool voor de uitgever, verlangen, dat je weer zo’n succesnummer schrijft. Meer en meer beschouw ik de commercie als een gesel, als een aanslag op het onafhankelijke, vrije, creatieve denken en doen. Dat is een probleem. Elke schrijver wordt daarmee geconfronteerd. Gelukkig heb ik een uitgever, die zich heel menselijk opstelt, die mij niet ziet als een nummertje, dat elk jaar een bepaald aantal titels op de markt gooit. Het is iemand die me creatief begeleidt, meegroeit bij het proces. Al in een vroeg stadium kan hij daarbij betrokken zijn. Het kan zijn dat-ie zegt, zou je dat niet zo doen, dat en dat niet laten? Bij mij gaat het niet zo ver.
Ik vind het echter bedenkelijk, dat de commercie, de niets ontziende commercie want ik ben op zich niet vies van commercie in het algemeen, datgene wat ik wil doen in het gedrang brengt. Daar zie ik een groot gevaar. Kijk eens naar de poëzie, de winkeldochter van de literatuur, niks slechts over winkeldochters, maar dat woord geeft al aan dat poëzie verdrongen is naar de marge in het literaire bedrijf, terwijl het vroeger, in de zeventiende, achttiende eeuw het toppunt was. Je telde pas mee als je dichter was. Nu word je meewarig bekeken, als je bekent dat je gedichten schrijft. De oplagen van poëziebundels die vroeger duizenden exemplaren telden, zijn in de loop van de jaren gekrompen tot, als je geluk hebt, duizend. De realiteit van landelijke oplagen, dan praat ik over Vlaanderen en Nederland, is 600, 800 en van een heel bekende dichter misschien duizend, twaalfhonderd. Een herdruk van een poëziebundel is zeldzaam! Ik ben bang, dat het na de poëzie ook met de romankunst deze kant op zal gaan. Als je kijkt naar bijvoorbeeld de Top-10 van de grote dagbladen, de grote weekbladen, dan zie je dat er gemiddeld vier, vijf bekende tv-persoonlijkheden in die literaire Top-10 staan. Dat is ook niet vreemd want veel mensen kopen dat boekje dat in de boekhandel naast de kassa ligt, omdat ze de foto van die meneer of mevrouw herkennen. En die vinden ze misschien nog leuk ook. Ik hoef geen voorbeelden te noemen. Daarmee wil niets gezegd zijn van de kwaliteit van het boek, alleen, ik wil benadrukken dat het mechanisme van het kopen en verkopen van een boek bepaald wordt door, meer en meer, buitenliteraire redenen. Dat is kwalijk. Elk land misschien, krijgt de cultuur die het verdient.

 

HW  Ik wilde deze ronde over het schrijverschap besluiten met het aspect dat u heel terecht aanstipt, namelijk de toenemende visualisering van onze informatiemedia. Als je goed kijkt naar de manier waarop een gegeven groep kennisneemt van informatie, stel je vast dat er in toenemende mate gebruik is van picturale communicatiemiddelen.

 

AH  In de computertechnologie of –omschrijvingen wordt weer het woord ikonen gebruikt. Heel typisch.

 

HW  Het is karakteristiek dat steeds meer boodschappen in een vorm van een pictogram tot ons komen.

 

AH  Word Perfect wordt meer en meer vervangen door Windows. Alleen deze namen zeggen het al. Op zich ben ik daar niet bang voor. Je kunt ook als schrijver heel beeldend werken maar ik zou graag tot besluit van dit gesprek een gedicht voorlezen. Dit boek staat dan wel centraal vanavond, maar ik heb ook gedichten geschreven tijdens de keren dat ik in Indonesië was. Ik zou graag mijn lievelingsgedicht daarvoor willen nemen en er nog iets over willen vertellen.

 

HW  Heel graag.

 

AH  De eerste keer dat ik in Indonesië was, heb ik Noord-Sumatra bezocht. Dat was in 1983. De grootste bevolkingsgroep van Noord-Sumatra zijn de Bataks en de Bataks beschouwen een eiland in het bekende Toba-meer op Noord-Sumatra als hun oerland. Dat eiland heet Samosir. Ik was op Samosir en ik had er ’s avonds een gesprek met een Indonesische mevrouw en dat gesprek heeft me zo aangegrepen, dat ik dat later verwerkt heb tot een gedicht. Ik zit er al tien jaar aan te werken. Veelal schrappen, schaven, weer een woordje erbij, een woordje eraf. Ik lees het gedicht graag twee keer. Mijn gedichten zijn toch voornamelijk bedoeld om gelezen te worden dus ik denk dat eenmaal lezen niet volstaat.

 

 

SAMOSIR

 

In de verte lichtte het uit een krater.
Eén ogenblik staat de hemel in zwavelgroen,
weerspiegelt meer nog zich in het meer,
dan is alles weer donker als voorheen.

De oude vrouw lacht met onverholen spot
als ik haar vraag naar de geheimen van het land
en legt haar hand op mijn dij. Ik droom
maar voel hoe het eiland in ons langzaam stijgt.

‘Zoo, zonder het te zien, is eenieder van U.
Wat voor zin hebben al uw reizen? zegt ze
en vervolgt met wat mijn antwoord nooit kan zijn.
Wij drinken zwijgend onze koud geworden thee.

Klik hier voor de definitieve versie van het gedicht.

 

HW  Wij gaan ons nu even vertreden. Achter in kunt u het werk van Albert Hagenaars nader bekijken. U kunt daar uw boek laten signeren, indien u wenst onder het genot van een lekkernij die inmiddels op temperatuur zal zijn.

Ik dank u zeer voor uw aandacht. We zien elkaar straks weer. We gaan dan verder met het boek ‘Butijn, Het Boze Oog’.

________________________________________________________________________

Het tweede deel van het vraaggesprek, de verkenning van het boek zelf en het voorlezen eruit, is verloren gegaan.


index