Uitnodiging literaire actie via FaceBook
Auteur en dichter Frank Pollet nodigde tien FaceBook-vrienden uit om
deel te nemen aan een literair project via FaceBook. De opdracht was
“om een lijstje te maken met tien boeken die je leven hebben
beïnvloed of om de een of andere reden belangrijk voor je zijn. Het
maakt niet uit of ze hoogstaand literair werk zijn of pure pulp”
Een van de tien was Albert Hagenaars. Hieronder volgt zijn tekst:
Om de keuze uit de stortvloed van boeken die in aanmerking kwamen
een stuk gemakkelijker te maken besloot ik me te beperken tot de
boeken die ik in m'n jeugd las, ongeveer tot m'n achttiende.
Ik reconstrueerde een chronologische volgorde en begin met enkele
stripboeken die ik onderging voordat ik echt goed kon lezen. In
‘onze krant’, het Brabants Nieuwsblad volgde ik toen al wel Vlaamse
stripavonturen als Nero en Suske en Wiske.
Ik stuurde de uitnodiging op mijn beurt door naar tien FB-vrienden
(zie onder).

1
Het eerste boek dat ik moet noemen is 'Monki op Bali' uit 1950, een
berijmd verhaal van Bernard Reith, die ook de tekeningen maakte. Het
is een deel uit een reeks van de Haarlemse uitgeverij/drukkerij De
Spaarnestad, waarin het aapje Monki in o.a. China en Amerika
belandt. Ik herinner me dat het veel voor me betekende tijdens een
ziekbed. Dat zal niet kort geduurd hebben want m'n ouders zetten het
bed in de woonkamer.
Ik kies deze uitgave omdat hij de eerste kennismaking met Indonesië
betekent, het land dat later zo belangrijk voor me zou worden. Ik
bezocht de archipel al tientallen keren, mijn vrouw Siti komt er
vandaan en we brengen er de zomers door.
Monki komt voor in een gedicht uit m’n bundel ‘Tropendrift’ (In de
Knipscheer, 2003):
JAPANS KAMP II
We staan aan de
rand van de verbeelding, waar niet alleen wat waar gebeurde zich
herhaalt
in het flitsen van een zwaard dat de tijd,
een heden van beduimelde verhalen opensnijdt.
Op mijn ziekbed
verslond ik ooit andere boeken:
het aapje Monki speelde in palmen en tempels,
mariniers wachtten af
in in te kleuren gewas. Ik wist
dat ik er eens weer zou komen. En hoe ik kwam:
je moeder zat te
vaak op schoot, jij streelt je dochter.
Je eigen vader werd gegeseld, jij striemt de zoon
die ik probeer te zijn met je dubbele tong. De zon, pal boven,
brandt nu kouder dan ooit.

2
'Kim Devil en de Verloren Stad', verschenen in mijn geboortejaar, is
een scenario uit een serie over de held Kim Devil van schepper
Jean-Michel Charlier, dat zich afspeelt in het Amazone-gebied. Deze
titel haal ik met plezier aan omdat er plaatjes in staan, van Gérald
Forton, die me de eerste, vooralsnog vage maar daarom niet minder
spannende, seksuele prikkels gaven. Ze hebben vermoedelijk mijn
aanhoudend favoriete vrouwbeeld bepaald. Daarnaast heeft het verhaal
een raadsel moeten blijven omdat de laatste pagina's ontbraken. Het
boek is zeldzaam geworden. Het staat soms nog antiquarisch te koop
maar er worden hoge bedragen voor gevraagd. Laat het raadsel
terwille van een fascinatie voor die verzonnen, nooit door mij
geziene stad Oyatlaxa maar in stand blijven.
Aan dit stripboek wijdde ik zelfs een compleet gedicht. Het staat in
de bundel ‘Bloedkrans’ (In de Knipscheer, 2012).
KIM DEVIL EN DE
VERLOREN STAD
Daar stroomden
de blote indianen de helling af naar de kolkende rivier,
krijsend in een
taal die ik nachtenlang vertaalde.
Hun spieren
trilden zo anders dan de klieren
van de zogende tantes in de bakkerij, dat ik niet
op het vlot met
vluchtelingen sprong maar mee-
gesleurd
middelpunt wilde zijn van de handelingen
met vlees en bloed waarover we ’s zondags hoorden
grootvader,
vader en ik op de donkerste rij.
Nooit Oyatlaxa
bereiken, de ontbrekende bladzijden
achteraan, nooit meer uit dit bos van boze vrouwen
in telkens
andere vormen van gevaar.
Zoeken in
antiquariaten, op internet. Vaak
naar de verloren stad vertrekken om onderweg
voor korte duur
op een stroom verloren te raken,
gesnoerd aan een
paal te worden gepakt
en in de flits van ommekeer toe te slaan
op een wijze die
hen in haar volstond.

3
De Bijbel mag niet ontbreken op deze lijst maar ik geef de voorkeur
aan het 'Oude Testament'. Die lappendeken van symbolische, wijze en
onbegrijpelijke maar altijd pakkende verhalen kreeg ik met de
paplepel ingegoten, vooral op school en in de kerk. Ik zat op een
broederschool, waar veel dagen met catechismus begonnen, en een
middelbare school die op dat moment nog een sterke
Roomsch-Katholieke signatuur had. De kerk was de in de oorlog deels
opgeblazen, daarna opgelapte en uiteindelijk gesloopte
Heilige-Martelaren-van-Gorkum, bedoeld voor inwoners uit het noorden
van de stad. Het interieur van dat gebedshuis was voor mij en m'n
vriendjes één groot stripverhaal. Ik herlas het vaak, alleen al in
de hoedanigheid van koorknaap. Ik beleefde afwisselend goed en kwaad
als ik in Bergs Latijn stond te kwelen. Ook daar heb ik een gedicht
over geschreven. Het staat in ‘Bloedkrans’.
GEEF ONS VREDE
Dona nobis
pacem, pacem zongen we
elke ochtend vroeg onder het orgel
in de vertrouwde vreemde taal.
Tussen daders en
slachtoffers op het gewelf
die we afwisselend wilden ontwaren,
vormde zich de canon van het bestaan.
De dader:
gulpend bloedend hing hij in m’n armen.
Ergens boven
verdwenen velden
vervlechten onze overslaande stemmen
nog altijd de oudste verlangens,
totdat ik ze
niet meer kan ontwarren,
tenzij in het luisteren van een andere orde,
die zich niet laat kennen in woorden.
Het slachtoffer:
hevig keek ik me door hen heen.

4
Voor een rakelings gemist beroep is de in 1964 verschenen publicatie
'De geschiedenis van Carthago' van G. Thole Beishuizen belangrijk.
Het bevat weergaloze tekeningen van Hans Kresse, die zonder dat ik
het wist lange tijd vlakbij mijn ouderlijk huis woonde, in de
Halsterse wijk De Rode Schouw. Het was een deel uit een serie die
jeugdige lezers meevoerde naar o.a. Egypte, de Viking-wereld en
Byzantium. Ik had in elk geval de delen over Griekenland en het
Romeinse Keizerrijk. Ik was meteen na het vertrek van Elissa uit
Tyrus verkocht en las ademloos verder tot de verwoesting door de
Romeinen. Vooral Hannibal was natuurlijk mijn held. De
belangstelling voor geschiedenis, ik wilde een tijdlang zelfs
historicus worden, is door dit boek zeker sterk gevoed. Ik was dan
ook niet verrast sterke gewaarwordingen te ondergaan toen ik een
jaar of tien geleden vlakbij Tunis de ruïnes, gruisbergen, deels
dichtgegroeide ronde oorlogshaven en ondergrondse offerplaats Tophet
bezocht.

5
De kwaliteit van de bibliotheek van m'n pa liep sterk uiteen maar
dat hinderde me niet om hem helemaal door te ploegen, of ik de
boeken nu begreep of niet. Ik kwam er het Boekenweekgeschenk uit
1963 in tegen, 'Europa in een boek' van prof Jacques Presser. Ik
kocht het in een tweedehandszaakje toen ik het geërfde exemplaar
niet meer kon vinden. Dit dunne boekje leerde me, van de oude
Grieken tot het Beleg van Stalingrad, indringender over de
hoogtepunten van de geschiedenis van ons werelddeel dan de lessen op
school die ik al boeiend vond.

6
Een andere professor P.J. Bouwman schreef 'Een handvol mensen'. Deze
uitgave uit 1969 vond ik ook in het ouderlijke boekenbestand. Door
dit boek over kunstenaars en geleerden van de 20e eeuw, o.a. Thomas
Mann, Hermann Hesse, Albert Einstein, Gottfried Benn, Romain Rolland
en Sigmund Freud kwam ik er al in de puberteit achter dat grote
kunst niet per se door bohémienachtige types hoefde te worden
gemaakt, zoals ik tot dat moment had gedacht, en dat meesterwerken
ook niet steevast afhankelijk waren van vlagen inspiratie.
Integendeel, veel van wat de wereld nu bewondert is geschapen door
gegoede burgers of gedisciplineerde zwoegers. Het beïnvloedde m'n
kijk op beeldende kunst en het mag me soms nog inspireren als het
schrijven niet lukt om door te gaan. Soms schiet alles dan toch
ineens los.

7
Lezing van 'Tempel en kruis' van H. Marsman betekende, vooral met
'De boot van Dionysos' de ontdekking van de lyriek. Ik gaf me als
zestienjarige helemaal over aan de vervoerende verbeelding van de
dichter. Zelfs de later vastgestelde vale en valse plekken konden
niet verhinderen dat ik deze gedichten met grote frequentie ben
blijven lezen. De gedichten verbinden me met de lezer die ik ooit
was en daardoor herinner ik me soms nog precies wat hem bezielde en
voortdreef. Misschien meende hij mij nu te zien.
Ik wist niet wat er lichamelijk met me gebeurde toen ik regels las
als:
De morgenwind ontrolt zijn schuimende banieren
Door het vervalend nagrauw van den nacht;
De ochtend brandt in hemelsblauwe vuren,
Het sterrengruis bekoelt tot sintelende as.

8
Op de middelbare school kwam ik, hoewel ik sinds m'n vijftiende zelf
versjes schreef, sowieso in contact met veel klassieke poëzie. Ik
had behalve geschiedenis, tekeningen en kunstgeschiedenis namelijk
vier talen in m'n eindexamenpakket. Een dichter met wiens werk ik in
de lessen Frans kennismaakte was Baudelaire. Ik las al gauw
integraal 'Les Fleurs du Mal' maar wel met de vette Vlaamse
vertaling van Bert Decorte ernaast. Dat was een boek uit de Openbare
Leeszaal, waarvan ik een paar jaar geleden antiquarisch een
exemplaar te pakken kreeg. Ik kwam steeds meer onder de indruk van
Baudelaires scherpe beeldspraak, broeiende spanning en structurele
helderheid, al kon ik dit later pas als zodanig benoemen. Van
Baudelaire heb ik alle Pléiade-uitgaven.
Van regels als onderstaande, uit het gedicht ‘La Beauté’, krijg ik
niet gauw genoeg:
Je trône dans l’azur comme un sphinx incompris;
J’unis un coeur de neige à la blancheur des cygnes;
Je hais le mouvement qui déplace les lignes,
Et jamais je ne pleure et jamais je ne ris.
Les poètes, devant mes grandes attitudes,
Que j’ai l’air d’emprunter aux plux fiers monuments,
Consumeront leurs jours en d’austères études;
Car j’ai, pour fasciner ces dociles amants,
De purs miroirs qui font toutes choses plus belles;
Mes yeux, mes larges yeux aux clartés éternelles!

9
De criticus Pierre Dubois schreef de volgende regels die op de
achterkant staan van een boek van Paul De Wispelaere.
"Paul-Tegenpaul (pool-tegenpool) bestaat uit een op het eerste
gezicht heterogeen amalgaam van notities bij lectuur,
zelfbespiegelingen, herinneringen, essayistische stukken en
dagboekbladzijden." Ik had als achttienjarige nog nooit zo'n boek
gelezen en was prettig aangeslagen door de vele mogelijkheden van
een dergelijke stijl, die bij De Wispelaere z'n beslag zou krijgen
in ‘Het verkoolde alfabet’. Ik geloof dat de pogingen van de auteur
om uit de verschillende registers, externe invloeden, verwarrende
instinctieve impulsen en het inzetten van een al dan niet fictief
'ik' tot een eenheid te komen een vroeg voorbeeld was van wat ik
later in eigen poëzie en romans probeerde te realiseren. Een tijdje
toch.

10
'Under the Volcano', een boek uit 1947 van Malcolm Lowry dat zich op
de Dag van de Doden afspeelt, vond ik lang de beste roman die ik
ooit had gelezen. Het boek werd zelfs een van de redenen om Mexico
te bezoeken en dan vooral, na de hoofdstad van de Azteken,
Cuernavaca, dat in het boek Quauhnahuac heet. Ik kreeg veel respect
voor de lexicale rijkdom, de variaties op hetzelfde thematische
stramien en natuurlijk de manier waarop het drab van de menselijke
geest met spirituele symboliek vervlochten werd, en ik heb dat nog
steeds. Zó wilde ik leren schrijven. De verfilming door John Huston
vond ik, hoewel Albert Finney de hoofdrol speelde, een te klinische
weergave. In de zomer woon ik nu zelf vlakbij twee vulkanen, de
Merapi en de Merbabu op Java, allebei ruim 3 kilometer hoog. Meestal
zijn ze niet te zien. Als de mist of wolken wegtrekken en ze zich in
al hun majesteit tonen, moet ik bijna altijd, hoe kort ook, aan
Lowry's briljante prestatie denken.
Mijn bezoek aan Cuernavaca leverde vreemd genoeg geen gedicht op
maar ik kwam toch met een paar andere Mexicaanse gedichten thuis,
o.a. ‘Mexico City’.
MEXICO CITY
Cortés vloekte volgens Broeder Bartolomeo
van bewondering maar sloeg instinctief
een kruis toen hij de witte piramidestad op zag
doemen uit het nog staalblauwe meer.
Ik wandel door straten vol smog en lawaai
en stel me voor inderdaad te kunnen voelen
dat deze bodem zacht is, blijft zuigen
en trekken naar wat onherroepelijk
in oudere geschriften dan de Spaanse
aan sacrale bezweringen staat opgetekend,
naar nooit aan aslagen ontgraven kronieken
die wachten op veroveraars in witte schort.
De slotavond. Moe van musea en dronken
van een inheemse drank, vertaal ik opnieuw
de thuis gevonden regels die me zo ver zonden,
op zoek naar het laatste passende woord:
"Afgemeten aan eeuwen de wens
dieper in je te leven, verwoed,
als een uitgesneden hart.”
De
FaceBook-versie van bovenstaande tekst is korter en bevat geen
gedichten en foto’s. De uitnodiging werd doorgestuurd naar de
volgende tien vrienden:
Eniko Csilla
Balazs (talenwonder te Bergen op Zoom)
Henny van
Beem (galeriehoudster te Den Haag)
Robert Van
Den Berge (fotograaf te Roosendaal)
Fitrie
Boesrie (student - Japan Studies te Leiden)
Tomas de
Faoite (dichter te Breda)
Michiel van
Kempen (professor West-Indische Letteren te Amsterdam)
Sandi
Stromberg (auteur te Houston)
Saphir
Cristal Tavares (theatermaakster te Porto)
Maja
Vladisavljevic (ICT-specialist)
Eric Wobma (filmer te Amsterdam) |