index
 

LEZING VOOR DE LITERAIRE MIDDAG BIJ ARSIS, KUNST EN SOCIETEIT

 


Overzicht van de poëzie van Albert Hagenaars


Goedemiddag dames en heren, dank u wel voor uw komst, voor uw belangstelling. Verder wil ik voorzitter Jack Paluch danken voor zijn welkomstwoord en Ewoud Willem van Doorn voor de gedichten die hij juist voorlas.

Nadat ik een paar maanden geleden de Sakko-prijs gewonnen had, ontving ik van Arsis het verzoek om mee te werken aan een middag die in het teken staat van mijn poëzie. Dat leverde een dilemma op: hoe kun je een relevant overzicht van ruim 25 jaar poëzie geven zonder dat het te oppervlakkig blijft en ook zonder dat het een saaie voorleesmarathon wordt voor het publiek? Ik bezoek aardig wat poëziebijeenkomsten maar ik merk vaak dat m'n aandacht al na een half uur ingespannen luisteren afneemt.

Om te beginnen besloot ik de voorleestijd te beperken tot in totaal anderhalf uur, verdeeld in twee blokken van elk ongeveer 45 minuten en gescheiden door een pauze. Ik heb er ook voor gekozen per bundel niet meer dan één gedicht te brengen en elk gedicht door een korte vertelling in te bedden in een context. Verder moest er veel variatie komen en ik meen dat te hebben gevonden door enerzijds vertolkers van mijn vertaalde poëzie te vragen op te treden en anderzijds muziek te laten horen die componisten bij bundels van me hebben gemaakt. U zult de Poolse en Indonesische versies hoogstwaarschijnlijk niet kunnen begrijpen maar het is op zich al boeiend te luisteren naar de klanken alleen. Poëzie kent tenslotte behalve betekenis uiteraard ook muzische elementen. Bovendien kan ik er met het inzetten van meerdere talen de nadruk op leggen dat ik een voorstander van de multiculturele samenleving ben en ook daarom veel met vertalers samenwerk. Zelfs vertaal ik ook veel gedichten uit de hele wereld via het Duits, Engels en Frans en langzamerhand ook Bahasa Indonesia. Door de korte voorbereidingstijd lukte het niet om, wat me aanvankelijk voor ogen stond, teksten in het Arabisch, Frans en Turks te laten horen.

Wim van Til, de grote kracht achter Poëziecentrum Nederland , was gelukkig bereid om na mijn lezing een interview af te nemen dat alsnog voor meer diepgang kan zorgen. Om het spannend te houden, hebben we dat niet samen voorbereid. Ik heb er dus geen idee van met wat voor soort vragen hij zal komen. Ik heb hem wel gevraagd me niet te sparen. Ik geniet als bezoeker zelf altijd meer van vraaggesprekken die gebaseerd zijn op verrassingen dan op voorgekookte dialogen. Liever een rammelend interview met spontane momenten dan een perfecte tekst met gladde praatjes die in samenspraak zijn voorbereid!

Goed, genoeg ingeleid nu...

Ik wil u meenemen op een tocht die surrealistisch begint en via expressionisme, traditionele gedichten en autonoom talige teksten naar de spirituele poëzie voert waar ik nu al een tijd intensief mee bezig ben.

Mijn eerste gedicht schreef ik in 1970 en ik was toen 15 jaar. Ik weet nog dat het een rijmend sonnet was dat over de verraderlijkheden van de liefde ging. Jammer, voor mijzelf althans, dat ik het niet meer heb.
In de jaren zeventig was de experimentele golf definitief voorbij en ook de reactie daarop, van dichters als Bernlef, K. Schippers en Armando. In de poëzie was een vorm van neo-Romantiek populair, die mij absoluut niet aansprak.
Toch kregen de Vijftigers in de schoolboekjes nog veel aandacht. Gelukkig werd er in alle vier de talen die ik in m'n vakkenpakket had, door inspirerende leraren veel aandacht gegeven aan poëzie en dat had z'n werking. Zo kon ik al vroeg kennismaken met het werk van o.a. Rimbaud, Paul van Ostayen, Paul Celan, Marsman en vooral Baudelaire, dichters met wie ik nog steeds bezig ben. Toch hadden die dichters op dát moment nauwelijks invloed op m'n eigen vroege gedichten. Ik was op m'n zeventiende, achttiende vooral bezig met open teksten zonder vorm, die uit lange reeksen associaties bestonden. Eigenlijk hadden ze een sterk surrealistisch karakter, al kende ik de naam van die richting toen misschien nog niet. In 1973 bracht ik in eigen beheer het boekje Alter Ego uit, dat uit dergelijke teksten bestond, gevolgd in 1974 door Gedichten. Van beide zijn niet meer dan vijf exemplaren gemaakt, door middel van goed carbonpapier en grote nieten uit een machine van m'n vader die toen meubelstoffeerder was.

Een voorbeeld van zo'n tekst zal ik nu lezen. Hij is nooit voorgelezen, nooit gepubliceerd, en met goede redenen:

*

reimerswaalverwant staar ik
polders vol graan en zomer
en fiets ik machtig dijk en zon
langs eendracht en tholen
en klokverwijderd luister ik
kerkgeruis naar verten hooi…
ik verzwijg ademloos de stilte
brabant rust hoogruimtend zwaar

Ik tekende en schilderde ook veel, m'n ambities waren zelfs veel meer gericht op de beeldende kunst dan op de literatuur. In 1977, ik was inmiddels 22 jaar, had ik een eerste grote expositie in Dreux, Frankrijk, waar ik toen veel verbleef, en in het daaropvolgende jaar opende ik Galerie Valckesteyn in de Koevoetstraat in Bergen op Zoom. De galerie werd al meteen een ontmoetingspunt van jonge kunstenaars zoals o.a. Jacques Bakker, Bert Bevers, Frans Mink, Albert Moelker en Frank Witte, namen die de meesten van u wel zullen kennen. Bert Bevers en Frans Mink waren ook bezig met poëzie en het was dus niet vreemd dat we al snel literair contact hadden.
Frans Mink had een poëzie-uitgeverij, WEL, en voerde een actief beleid. Hij was altijd op zoek naar nieuw talent en vond mijn schrijfsels interessant. Hij vroeg dus of ik een bundel bij WEL wilde uitbrengen. Ik bracht er teksten voor samen, die een beroep deden op de emotie, de vervoering, de trance, vandaar ook de titel Stadskoorts. Hier is een kenmerkend gedicht uit die bundel.


*

sluip haar rokken van gras
getroffen val ik eeuwen
diep in haar vermogen
klassieke minnaars te wurgen
met nylongreep in grijns
en met holle ogen onder verf
staat zij zwart geblakerd
ziek van pijn, en verkrompen

De kritiek was overwegend negatief. Een krantenkop luidde ‘Debuut van Hagenaars stinkt naar zweet en bloed'. Een andere recensent beperkte zich tot slechts één regel: De auteur heeft weinig te zeggen en hetgeen hij zegt blijft dan nog beperkt tot wat onsamenhangend en onbenullig geklets!
Ik schrok daar wel van en wilde koste wat kost een herkansing. Mede hierdoor ging ik veel meer tijd besteden aan het schrijven, wat ten koste ging van het schilderen.
 
In 1980 stopte ik, ook om andere redenen, na twee seizoenen en zo’n twintig exposities, performances en andere activiteiten, met Galerie Valckesteyn. Vanaf toen zat ik vaker in Frankrijk, eerst in Chartres, later in Parijs. Ik schreef er de sterren van de hemel. Het was wegens chronisch geldgebrek een moeilijke maar toch ook een vruchtbare periode.

In 1982 verscheen dan m'n tweede bundel: Spertijd. Eigenlijk vormt Spertijd het echte debuut. Er zit veel minder vrijblijvendheid in. De reacties waren nu heel wat positiever.
Deze gedichten hadden interpunctie, een traditionele vorm met strofen en wendingen en ze waren in een strak concept gevat: een openingsvers plus drie reeksen van elk elf gedichten. Inhoudelijk hadden de teksten betrekking op respectievelijk: 1) steden die ik op Europese reizen had bezocht, 2) Parijs, waar ik toen dus vaak zat en 3) de nacht, de tijd dat ik destijds meestal schreef.
Uit Spertijd lees ik nu een gedicht dat aan m'n vader is opgedragen. In Parijs realiseerde ik me pas goed dat ik veel vrijheid had om te reizen. Mijn pa had dat juist gewild. Voor hem was een inschrijving bij de marine de enige kans om iets van de wereld te zien. Net voor hij die stap ging zetten, brak de oorlog uit. Het wrange was dat hij wel degelijk in het buitenland belandde maar zonder enige vrijheid, hij kwam in verschillende Duitse kampen terecht. Het gedicht dat ik over deze tegenstelling maakte, deed voor het eerst van zich spreken in Montreuil, de Parijse voorstad waar een grote marché aux puces of vlooienmarkt was, waar ik uit geldgebrek regelmatig boeken haalde. Daarom heet het gedicht Montreuil. Ik lees het in het Nederlands, daarna zal Hellen Alblas, die docente Engels is en jarenlang actief was voor de stichting Podumcultuur, de Engelse vertaling door Cathy East uit Californië voorlezen. Deze vertaling verscheen tegelijk met de derde Nederlandse druk in 2000.

 

MONTREUIL

Voor mijn vader

Door de mortel van Montreuil loop ik
een verlaten zondag uit, in de klanken
van een bekende opera denkend aan jou
en je drang naar zee, verre landen.

De versie van thuis, door jou zacht mee
gezongen, overstemt die van hier, schallend
uit schrale kozijnen. En nog verder vrouw
ik je vleugels in me open: duizelend

aan de kunst van Parijs, op een viaduct
over de Périphérique, schommel ik weer
in de loverrijke hof, jij duwend in de diepte,
ik een en al hoogtevrees boven de barakken

vol honger van Zuffenhausen en Fellbach,
en honger nog, tot tussen de zeemeeuwen
van onze geboortestad, krijsend om het witst.
Heimwee, in zwarte zwermen, snerpende aria’s.

MONTREUIL

For my father

Through the mortar of Montreuil , I walk
out from an abandoned Sunday, in the sounds
of a well-known opera, thinking of you
and your urge for the sea, far lands.

The version played at home, you softly sang
along with, there, drowns out the one here,
deafening from chapped window frames.
And still further I unfold your wings in me:  

staggering on the coast of Paris , on an over-pass
of the Péripherique, I am swinging again
in a dense foliage; you pushing from the depths,
me, dizzying above the prison barracks  

full of hunger in Zuffenhausen and Fellbach,
and higher still, amongst the sea gulls
of our native town, screaming in white.
Homesick, in black flocks, piercing arias.

 

 

Hellen Alblas tijdens haar lezing van Montreuil. Foto: Marco Malm.

De poëzie werd steeds belangrijker in m’n leven en na een paar jaar verscheen de bundel Intriges. Ook deze bundel was thematisch opgebouwd. Het onderwerp was vervreemding en de bezwering daarvan. Intriges telt vier reeksen van elk tien gedichten. De laatste reeks handelt over de taal als onbetrouwbaar medium.
Ik lees uit de eerste afdeling het gedicht Zekerheid voor. Daarna zal Ann-Dorit Schonemann de Deense vertaling laten horen, die zij zelf samen met Connie Jensen maakte. Ann-Dorit woont al lang in Nederland en spreekt behalve Deens ook vloeiend Duits, Engels en Nederlands.  

 

ZEKERHEID

De dreigende lucht van oud groen. De bladeren
die nauwelijks aan de indruk onttrokken
worden, dat hij door een vergeten veld gaat

en vastloopt. Stilte, en dan de eerste
zware druppels weer. Inkt in zuigend gras en
verder binnenwaarts nog, op het gesloten graf.

De zekerheid dat ik schrijf, rustig thuis,
aan het raam met uitzicht op deze stad.
Lawaai vanuit de diepte der boulevards.  

Tóch dacht ik even weer verdwaald te zijn,
te zoeken naar iets, of iemand, krampachtig
eigenlijk, alsof ik zélf van afhing.
 

SIKKERHED

Den truende luft af gammel grøn.
Bladene som næppe undgår indtrykket af
at han går igennem een glemt mark

og løber fast. Stilheden og så de første tunge
dråber vejr. Blæk i sugende græs og endog
endnu længere inde, på den lukkede grav

Sikkerheden at jeg skriver, trygt hjemme,
ved vinduet med udsigt over denne by.
Larm fra boulevardernes dybde.

Dog troede jeg et øjeblik igen at være faret vild,
søgende efter noget, eller nogen, krampagtigt
egentlig, som afhang jeg selv deraf.

 

Ann-Dorit Schonemann. Foto: Angele Olearnik

 

De vierde en laatste afdeling heet Linguisticum en is de meest abstracte en daardoor ook minst toegankelijke. Het is tevens de minst representatieve poëzie die ik schreef. Het is dan ook een vreemde speling van het lot dat juist deze reeks al zés keer werd gepubliceerd.
Zo werd hij o.a. als aparte bundel uitgegeven, door Hubert Wellenstein, een in Luxemburg residerende Nederlander, die cultureel actief was met de door hem opgezette beweging Double You, waaronder ook een uitgeverij ressorteerde. Dankzij Hubert Wellenstein verscheen deze editie in het Nederlands, Duits, Engels en Frans, zowel in een internationale handelseditie als een gelimiteerde luxe-uitgave met originele tekeningen van Mart Franken.  

Ik was o.a. door een steeds groter wordende gedrevenheid meer geïnteresseerd geraakt door wetenschappelijke achtergronden van taal en poëzie. Vandaar dat ik invloed onderging van een richting in de Nederlandse poëzie die vaak autonome of Raster-poëzie wordt genoemd, naar het tijdschrift Raster. Dichters die aan deze stroming een talig gezicht gaven, zijn o.a. Hans Faverey en Gerrit Kouwenaar. Eén van hun voorlopers was Stéphane Mallarmé, die ik op de middelbare school al was tegengekomen. Ook speelde de correspondentie die ik in die tijd voerde met de Brusselse dichter Phil Cailliau een rol.

Ik lees het eerste en tevens het meest toegankelijke gedicht plus het laatste gedicht van Linguisticum en daarna hoort u de Duitse en Engelse vertaling. De Duitse vertaling is gemaakt door Michel Malm en wordt gelezen door Helge Herzmann. Helge komt uit Duitsland, is familie van Michel Malm en woont nu drie maanden in Bergen op Zoom. Hij is naar Nederland gekomen voor een studie SPW. De Engelse tekst is van Sandi Stromberg uit Texas en wordt gelezen door Hellen Alblas.

 

LINGUISTICUM

I

Nogmaals
het stoten
tegen de barst:

vorm
van jaren breekt
open op een taal

waaruit poëzie verstuift.

Haar taal
onherstelbaar
om me heen

met
dit ene verschil:
dát vooral niet.  

LINGUISTICUM  

I

Abermals
dieses Hacken
in den Riss:

Form
seit Jahren schon, aufbrechend
auf einer Sprache

woraus Poesie zerstäubt.

Ihre Schale
irreparabel
um mich herum.

Mit diesem einen Unterschied:
kein Erstaunen.
Bloss das nicht.

LINGUISTICUM  

I

Once again
the knock
against the crack:

the shape
of years prizes
open a language

from which poetry blows away.

Her shell
in pieces
round about me.

Wih this one difference:
no surprise.
Above all, not that.



V.l.n.r.: Hellen Albas, Helge Herzmann en Albert Hagenaars. Foto: Sittiwahyuningsih.

 

X  

De woorden leegte,

aan de randen
nog gekruld,

maar niet lang
méér.

X

Die wörterne Leere,  

an den Rändern
noch gekräuselt,

aber nicht lange
mehr.

X

The words, an emptiness,

still curled
at the edge

but not for
long.


Kort daarna maakte de pianist Jan Walraven een compositie bij elk van de 10 teksten van Linguisticum. Deze muziek werd al vaak uitgevoerd, ook op podia in o.a. Polen, Tsjechië en Italië, en er werd een CD van gemaakt, met voordracht van Jessine Monaghan uit New York, die als advocaat op het Europese hoofdkantoor van General Plastics in Bergen op Zoom werkte. Momenteel zit ze alweer vele jaren in Washington DC.
Hubert Wellenstein maakte het mogelijk dat Linguisticum als een waar Gesamtkunstwerk opgevoerd werd in een choreografie van Anne-Louise Beenen, uitgevoerd door de danseres Madeleine Benjert. Hij slaagde er ook in om dit totaalproduct op het programma Luxemburg Culturele Hoofdstad 1995 te krijgen!
Jan Walraven, die ook verantwoordelijk is voor de activiteiten van Stichting In den Wouwdfluit in Wouw, zal nu een korte toelichting geven op zijn vertaling van Linguisticum en daarna de betreffende nummers laten horen. Jan, het woord is aan jou:

 

Jan Walraven. Foto: Marco Malm.

 

 


Jan Walraven:

Dag dames en heren. Ik wil het graag met u hebben over Inventio, het eerste deel van Linguisticum.

Inventio - uitvinding - vonds - fantasie - verbeeldingskracht!

Al mijn fantasie heb ik losgelaten op élk woord uit de tekst. Het eerste woord is nogmaals - nog eens - wederom - herhaal - opnieuw - encore - nogmaals.

Waar komt de dichter vandaan? Uit de atmosfeer? Van boven?

Mijn eerste motief komt van HOOG. Herhaling van 6 noten en ... HOOG klinkend:

Al-ber-to-Ha-ge-naars-Al-ber-to-Ha-ge-naars-Al-ber-to-Ha-ge-naars-Al-ber-to-Ha-ge-naars...

Vorm van jaren breekt open op een taal.

Mijn muziektaal gebruikt in alle gedichten de mineur-majeur toonladder met 9 noten / Mineur-majeur / dualisme / dood en leven.

Onder het vlugge motief Al-ber-to-Ha-ge-naars komt mijn toonladder in lange noten: Do Si La Sol Fa Mi Mi-B-mol Re Do.

Er is een klopmotief van het stoten de barst dat in het open stilstaande akkoord klinkt:

Ta ta taaaa / lin-guïs-tiek / ha ge naars / een zaam heid / mont mar tyr / pa ri sien /

Poëzie verstuift de toonladder mineur majer stijgt snel en suist naar boven: ffffffffffffffffffffffffffffffft

Hierna volgt een liedje dat gemakkelijk is om mee te neuriën.

Plotseling het stilstaande akkoord met het klopmotief tegen de barst: ta ta taaa / lin-guïs-tiek / ha ge naars / een zaam heid / mont mar tyr / pa ri sien /

De inventio eindigt met het beginmotief van 6 hoge tonen maar dan in omgekeerde richting:

Al-ber-to-Ha-ge-naars-Al-ber-to-Ha-ge-naars-Al-ber-to-Ha-ge-naars-Al-ber-to-Ha-ge-naars...

Luistert u nu maar naar het uiteindelijke resultaat:

(Peter Hoevenaars laat nu Linguisticum I: Inventio van de CD horen.)

En nu dames en heren wat achtergrondinformatie over Linguisticum X, waarvan het begin luidt:

De woorden leegte

Ik heb daar 8 stilstaande akkoorden sterk zacht / sterk zacht...

In IV staat mijn muzikale handtekening van Albert Hagenaars, de noten: A Be Ha G E A, waarbij de laatste 3 letters ARS worden opgevat als de kunst in het algemeen. Ritmisch kun je er woorden onder plakken:

Mijn nieu-we le-ven
Ma so-   li-   tu-de
Mijn dich-   ters   le-ven
Ma las-   si-   tu-de

Fuga - vlucht - jacht is een muzikaal bouwwerk waarin álle stemmen of lijnen gelijkwaardig zijn. Geen enkele lijn is minder dan de andere: er heerst superdemocratie.

De ideale vorm ter afsluiting. Alle gebruikte materialen worden nog eens getoond, soms op andere wijze.

De jarenlange inspiratie    Breekt Open.

Het naamthema op de naam van de dichter komt een aantal keren tevoorschijn. Ook komt het thema in de Bas in de ver-gro-ting:

Al Bert Ha Ge Naars, heel vet gespeeld.

Alpha en Omega sluiten zich.

Nummer X besluit met de laatstenherinnering aan nummer I:

Al-ber-to-Ha-ge-naars-Al-ber-to-Ha-ge-naars-Al-ber-to-Ha-ge-naars-Al-ber-to-Ha-ge-naars...

En het kloppen tegen de barst: lin-guïs-tiek / medium

De slotakkoorden zijn mineur en majeur tegelijk.

De woorden leegte maar niet lang meer...hoort u?

Dames en heren, ik dank u wel

 

 

(Peter Hoevenaars laat nu Linguisticum X van de CD horen.)

 

PAUZE

 

Nadat Linguisticum verschenen was, publiceerde ik lange tijd geen poëzie meer. Dat had drie redenen:
1) Ik was vastgelopen in de leegte en stilte die Linguisticum noodzakelijk opriep. Interessant maar het was ook een doodlopende weg gebleken.
2) Ik richtte me daarom vooral op proza. Ik publiceerde twee romans en schreef ook een aantal korte verhalen.
3) Ik had een eigen bedrijf opgericht, een uitzendbureau voor leraren annex taalinstituut, dat ook veel tijd en energie opeiste.
De poëzie bleef beperkt tot een enkel los gedicht, gelegenheidswerk, en de bundel Tropendrift, die tergend langzaam vorderde.  

Na zeven jaar, eind 2001, stopte ik met de zaak en kon ik eindelijk weer meer tijd aan de poëzie besteden. Dat ging meteen goed. In sneltreinvaart werd nu het project Tropendrift afgemaakt. Maar nu eerst wat anders….

In 2004 was het 25 jaar geleden dat ik officieel debuteerde. Ter gelegenheid hiervan nodigde Frans Mink me uit om een bundel uit te brengen bij zijn nieuwe uitgeverij Zinderend. Ik besloot daarin een selectie samen te brengen van de gedichten die al die jaren nooit een plaats in een bundel hadden gevonden, omdat ze niet in het concept pasten. Uit alle hoeken en gaten werden wees gebleven gedichten opgejaagd en naar deze bundel opgedreven. Vandaar de titel Drijfjacht. Uiteindelijk had ik zoveel materiaal dat er toch weer een compositie kon worden gemaakt.
Ik lees uit Drijfjacht het gedicht 'Dempet, Java' uit 1993, vertaald door Ning Suyoto. Het beschrijft de ontmoeting met het meisje dat 12 jaar later mijn vrouw zou worden en is dus opgedragen aan Siti. Het was de bedoeling dat na de Nederlandse versie Salmon Simanjuntak de Indonesische vertaling zou voorlezen maar die moest vandaag onverwacht werken. Daarom lees ik die tekst zelf.

DEMPET, JAVA

Untuk Sitiwahyuningsih

Tersembunyi di bawah ribuan nyiur,
antara sungai–sungai dan birunya gunung,
di sini terletak sebuah desa halnya tempat
yang seharusnya terjadi dari suatu perbuatan,

kecuali di sebuah syair tentang nafsu
yang di naungan ini akan membawa ranum
tanpa memar, dari seorang gadis hingga wanita.

Dan kamu, hanya kamu mau mengerti
apa arti tertutupnya rumpun bambu yang gemuruh,

setelah kata terakhir, masih terlalu jauh.

DEMPET, JAVA

Voor Sitiwahyuningsih

Verscholen onder duizend palmen,
tussen rivieren en blauwe bergen,
ligt hier een dessa als plaats
van handeling die uit moet blijven,

tenzij in een gedicht over verlangen
dat in deze schaduwen zal rijpen
zonder schade van meisje tot vrouw.  

En jij, alleen jij wil begrijpen
wat het bamboe ruisend sluit

na het laatste woord, nog zo ver weg.

Ik maak noodgedwongen weer een sprong, ditmaal van Java naar Polen. Tijdens een reis door Oost-Europa bezocht ik Auschwitz, de kampen 1 en 2. Dat maakte natuurlijk een grote indruk op me. Al dezelfde dag van het bezoek begon ik aan een gedicht. Ik wilde het zo herkenbaar mogelijk houden en beschrijf er het grote verschil in tussen het lieflijke plaatsje Oświęcim, dat is de Poolse naam, en het complex van kampen dat onder de naam Auschwitz bekend staat.
Na de Nederlandse versie leest Irena van Veggel-Nycek de Poolse versie van Roman Krzos, die zelf niet aanwezig kon zijn. Deze vertaler, die momenteel leraar Nederlands in Polen is, woonde jarenlang in Steenbergen maar sinds zijn huwelijk vorig jaar in Katowice, en dat is toch al gauw 1400 km van de Rembrandtstraat. Irena woont al twintig jaar in Nederland, zij komt uit de buurt van Warschau.  

 

AUSCHWITZ

Oświęcim is a charming, green town.
To understand its uniqueness 
you should take a walk down
the streets, feel the atmosphere.

Voor de zoveelste maal deze nacht
leg ik de toeristenfolder op het kastje,
veeg het zweet van m’n voorhoofd.
De stilte drukt op de oren.

Dan slaat een erfhond in de verte aan,
en nadert kort daarop een trein.
Het moet een goederentrein zijn:
hij blijft maar voorbijkomen…

AUSCHWITZ

Oświęcim is a charming, green town.
To understand its uniqueness
you should take a walk down
the streets, feel the atmosphere.

Po raz kolejny tej nocy
Kładę przewodnik na nocnej szafce
Ocieram pot z mojego czoła
Cisza uciska me uszy

W oddali kundel ujadać zaczyna
Nadjeżdża pociąg po chwili
To musi być towarowy pociąg:
Koniec nie nadchodzi...

 

Irena Nycek leest de Poolse vertaling van Auschwitz. Foto: Marco Malm.

Auschwitz is nooit gepubliceerd en waarschijnlijk blijft dat zo. Het is zojuist voor het eerst voorgelezen.

Eind 2003 verscheen, tegelijk in het Nederlands en Engels (een vertaling van John Irons) de bundel Tropendrift, die ik zelf als mijn hoofdwerk zie. Ik heb er beetje bij beetje bijna twintig jaar aan gewerkt, vanaf de eerste keer dat ik Indonesië bezocht, in 1983. De structuur is gebaseerd op de vormen en symbolen van de Boeddhistische tempel Borobudur, die vlakbij Dempet staat, het geboortedorp van mijn vrouw, de dessa waar wij 's zomers wonen.
Tropendrift is de eerste bundel van een periode waarin de spiritualiteit overheerst. Ik hoop hier nog lang mee bezig te blijven.
Ik lees uit Tropendrift het gedicht Imogiri. Dat is de naam van de begraafplaats van de sultans van Mataram, de grote tegenspelers van de VOC. Na een bloedige, door Mataram verloren oorlog ontbonden de Nederlanders het sultanaat en vervingen het door twee kleinere, dat van Yogya en dat van Solo.

De begraafplaats ligt bovenop een berg. De trappen zijn aan weerszijden voorzien van stenen slangen die als spirituele bewakers fungeren. Indirect speelt op de achtergrond de Tweede Wereldoorlog een rol. In het boek krijgt die een steeds duidelijker rol.
Daarna leest Hellen Alblas de Engelse vertaling van John Irons, die in Denemarken woont en dus ook moeilijk aanwezig kon zijn.

 

IMOGIRI

Ook tussen de slangen met hun opengebeitelde bek,
bestegen we hand in hand de Trappen naar de Hemel.
We overzagen het eiland onder toeziend oog en god,
wat hield ik van dit zoveel sterkere land in jou.

We waren jong, verscholen ons nog achter lust.
Onze toekomst spande zich in mijn argeloos lid,
van jouw vader naar mijn moeder. Schrale kinderen.
De zalfpot voor de geboorte al geleegd. We brandden

wierook, gooiden munten, strooiden zelfs bloemen,
maar jij was al gebeten; je wens smaakte ijzerzoet.
En ik strooide maar door, strooi nog elke nacht,
tot ik hun bevelen in de mijne hoor, jou niet meer zie.  

IMOGIRI

Between the snakes, with their open-chiselled mouths,
we ascended, hand in hand, the Steps to Heaven.
We overlooked the island, under watchful eye and god,
how much did I love this country, so much stronger in you.

We were young, still concealing ourselves behind desire.
Our future stretched in my guileless member,
from your father to my mother. Meagre children.
The salve-box already emptied prior to birth. We burned

incense, cast coins, even strewed flowers,
but you had already been bitten; your wish tasted iron-sweet.
And I kept on strewing, do so every night,
until I hear their orders in mine and see you no longer.

Ik ben er trots op te kunnen melden dat de bundel inmiddels in het Bahasa Indonesia is vertaald, door de dichter en theaterman Landung Simatupang, en dat ook voorzien is in een cd met gamelanmuziek, die gebaseerd is op deze Indonesische vertaling.

Dan kunt u nu luisteren naar een deel van het eerste nummer van de dubbel-cd Tropendrift van de Amerikaanse componist Dirk Stromberg. Die verkoos de Nederlandse titel boven de Engelse van vertaler John Irons, een Engelsman die Nederlands studeerde en al tientallen jaren in Scandinavië woont. Dirk vindt de Nederlandse titel sterker. Hij vertelde o.a. het volgende over de achtergrond van zijn muzikale avontuur. Ik heb dit stukje even in het Nederlands vertaald.

 


DIRK STROMBERG:


Ik las Tropendrift / Tropical Drift voor het eerst in december 2004. Ik voelde me er meteen toe aangetrokken door het verlangen, de schoonheid en de seksualiteit. Geïnspireerd door Tropendrift liet ik m’n plan vallen om naar Europa te verhuizen en reisde ik in plaats daarvan voor drie maanden af naar Azië om een beter begrip te krijgen van de principes die aan het boek ten grondslag liggen.

Mijn ideeën over de gedichten veranderden aanzienlijk tijdens deze reis. Het werk nam het ritme over van alle nieuwe geluiden om me heen: die van tuk-tuks, natte markten en talen vol monotone melodieën.

Financieel berooid door de reis nam ik een baan aan als muzikant op een cruiseschip in de wateren van Mexico zodat ik de arbeid aan Tropendrift zou kunnen bekostigen.

Na een paar maanden op die boot keerde ik terug naar New York om de muzikale schetsen tot composities uit te werken en opnames te maken. Gedurende dit proces was ik telkens verbaasd over de diepte van het boek. Eerder had ik niet beseft dat er zóveel betekenislagen en onderstromen in zaten. Eén jaar na de eerste lezing waren de sessies klaar en enkele maanden later stond de muziek op schijf en ging ik er mee naar de Filippijnen, het land van herkomst van mijn vrouw Sheryl, om de definitieve opnames te maken. Tijdens de natte moesson, vlakbij de Taal-vulkaan, voelde ik dat de composities eindelijk hun ware bestemming hadden gevonden:

 


Het eerste n
ummer van Tropendrift wordt op overrompelende wijze geopend door de welluidende en vooral krachtige stem van musicus Douglas Cohen uit New York.
In de pauze hoort u meer nummers van de cd. Daarna volgt het interview door Wim van Til.  

Bedankt en tot straks!  

 

ACHTER DE SCHUREN  

Achter de schuren, de geteerde planken,
vond een ander leven plaats.

Daar ritselde het, en dan weer
was het soms ook veel te stil.

Ik zong er over haar vrijer, zo lang al
dood onder in de sloot, zag van hier  

hoe de straaljagers van de nabije basis
botsten en brandend uit de hemel vielen

en voelde hoe ik buiten mezelf raakte,
even alleen een snokkend snijden hoorde,

toen ik m'n konijn gevild zag hangen,
het bloed nadruipend uit z'n lege kassen.

Het sprak over het laatste licht:
de glimlach en zachte handen van vader

en ik wist, hij had gelijk de kapelaan;
alleen het vleselijk omhulsel verdween.

Maar nu: als de ziel wel zonder woorden kan,
hoe hem dan te ontdoen van al wat wringt?

(Een gloednieuw gedicht als reservetekst, wegens tijdgebrek niet meer voorgelezen)

 



index