![]() |
INTERVIEW DOOR EZRA DE HAAN |
|
Plaats:
Bovenzaal van Grand Bar De Moor, Grote Markt 29 te Bergen op Zoom ________________________________________________________________________
PDR
Goedemiddag dames en heren. Mijn naam is Ezra de Haan. Zoals de
ruime introductie duidelijk maakte, ben ik eigenlijk dag en nacht met
literatuur bezig, net zoals Franc Knipscheer, de uitgever van
'Bloedkrans'. Wij leven voor de literatuur. Dat klinkt misschien
bombastisch en overdreven maar het is gewoon zo. Het is een ziekte die in
ons gekropen is. Wij weten niet beter dan dat we altijd met boeken bezig
zijn, boeken die er al zijn maar nog beter boeken die er komen. Dagen
als deze zijn voor ons net zo bijzonder als voor bijvoorbeeld Albert
Hagenaars. Het is een kind dat wordt geboren, waar je lang naar toe leeft.
Je krijgt een manuscript binnen, je gaat het lezen en je hoopt altijd dat
het wat zal zijn. In het geval van Albert weten we natuurlijk dat we iets
kunnen verwachten! Je krijgt 400 scripts per jaar binnen, daar komen er
één of twee van uit. Het feit dat zo'n bundel er uiteindelijk is,
betekent een ongelooflijke hoeveelheid werk en lezen, praten en nadenken.
Dan ben ik zo met die taal en literatuur bezig, en dan is het natuurlijk
bijzonder leuk als ik deze dichtbundel krijg en denk, daar ga ik meteen
een recensie over schrijven en hem dus nog een keer serieus lezen. Dan ga
je kijken wat er bijzonder aan is. Kunnen we dit verkopen? Hoe kun je aan
mensen duidelijk maken dat dit een dichtbundel is die je moet lezen? Dan
blijkt Albert Hagenaars toch wel een begenadigd dichter te zijn. De
eerste vraag voor hem is: hoe lang werk je aan een gedicht voordat het
klaar is? AH
Dat is heel afwisselend. Soms is een gedicht na drie versies klaar,
maar dan vertrouw ik het nog niet want ik heb geleerd, dat er bijna altijd
een mogelijkheid is om het gedicht door een bescheiden ingreep nog net
iets beter te maken. Om die zekerheid te krijgen, ben ik bereid een paar
jaar te wachten. Vergelijk het maar met goede wijn die moet rijpen en die
je daarna met meer vertrouwen op de markt brengt. PDR
Ik had ook het idee dat je soms erg lang ergens moet zijn, voordat
het gedicht komt. AH
Dat klopt maar niet altijd. Soms bliksemt een gedicht in me en dan
kan het heel snel klaar zijn en dan verander ik ook niet veel meer maar,
nogmaals, ik moet de zekerheid hebben dat het gedicht helemaal in balans
is. Het komt ook voor dat ik jarenlang aan een gedicht werk, niet elke dag
natuurlijk, niet elke week en zelfs niet elke maand maar dat ik om de
zoveel maanden het gedicht er weer even bij neem, afgemeten aan alle
andere gedichten waar ik tegelijkertijd aan werk en waarmee het samen in
het boek moet komen dat ik voor ogen heb. Dan is het een kwestie soms van
een komma en soms van een complete strofe. PDR
Het is natuurlijk een zeer goed overwogen geheel. Veel gedichten in
deze bundel gaan over plaatsen op de wereld waar jij bent geweest. Je zou
haast kunnen spreken van een wereldreis in boek. Dan zie je dat je je echt
verdiept hebt in de geschiedenis. Je weet veel feiten te benoemen. Soms
krijg je het idee dat er een klein boekenkastje al haast in het gedicht
verstopt zit. AH
Ik kan me daar niet aan onttrekken. Het is lastig. Dan zou ik
ontspannen willen genieten van de plek die ik bezoek, maar altijd ga ik
dan toch weer lezen over zo'n stad of plaats, en dan word ik ineens
meegetrokken in andere verhalen die het gedicht voeden dat het
uiteindelijk wordt. Maar het omgekeerde komt ook voor, soms verander ik de
werkelijkheid, soms verander ik de geschiedenis zoals de mensen op basis
van die informatie denken dat die is geweest. Het is een
tweerichtingenspel natuurlijk. PDR
Kun je daar een voorbeeld van geven? AH
Dat heb ik nu niet bij de hand omdat ik de bundel nog niet
uitgereikt heb gekregen. Ik kan wel een voorbeeld geven, zoals ik me het
herinner. Soms zijn gebeurtenissen die je hebt meegemaakt, het maakt niet
uit waar, het kan in je eigen woonplaats zijn of in een plaats ver weg, te
pijnlijk, te hard, te direct, en dan verzacht je die. Dan pas je de sfeer
maar ook de geschiedenis aan aan wat voor jou in taal het beste resultaat
wordt in de bundel. Nogmaals, in bundels die ik uit laat geven, staan
gedichten niet op zich. Een gedicht verhoudt zich altijd tot de andere in
diezelfde afdeling, of diezelfde reeks, want dat is ook nog een verschil.
Zo krijg je de situatie dat het consequenties heeft voor gedicht 1 of 5,
als je in gedicht 3 iets verandert. Dat hoeft niet maar het kan wel. Het
gebeurt zelfs vaak. Zo grijp je dus niet alleen in de geschiedenis in
zoals jij die weergeeft in het gedicht maar ook in het gedicht zelf. PDR
Geldt dat ook voor opeenvolgende dichtbundels? Je hebt bijvoorbeeld
‘Tropendrift’ geschreven, dat is in feite een vervolg. AH
Ja, maar dat heb ik lang niet zo gezien. Gaandeweg ontstaat er een
rijpingsproces, de mogelijkheid om links te zien tussen je vorige bundel,
nou niet eens de vorige bundel want dat is twee bundels geleden
-tussendoor is bijvoorbeeld ook nog ‘Drijfjacht’ verschenen- en deze
nieuwe bundel. Dan probeer ik wel een balans te vinden. Een balans is heel
belangrijk voor mij. Waarom? Omdat de inhoud van de gedichten op gespannen
voet staat met de vorm. Ik zoek naar contrasten, ik houd van contrasten en
ik ben er soms bang voor. Maar ik heb er dus iets mee. Ik geloof dat een
geslaagd gedicht altijd een wapenstilstand is als het ware tussen de vorm
en de inhoud. Dat is natuurlijk niks nieuws, ik zeg het alleen met andere
woorden maar ik geloof er heilig in. Er moet goed over nagedacht worden,
voordat je zo'n effect bereikt. Daarom duurt het lang voordat ik met een
gedicht, een bundel kom. Maar vergis je niet, ik had natuurlijk van dit
boek, waar vier reeksen van twintig gedichten in zitten, ook bundels van
telkens twintig gedichten kunnen laten maken. Het zou dan wel minder een
uitdaging zijn geworden. Nu kon ik meer experimenteren tussen vier
reeksen. PDR
Ik had ook sterk de indruk dat het eigenlijk een soort
autobiografie is in poëzie. AH
Was het maar waar, dat je zodanig kunt schrijven dat het aan een
autobiografie doet denken. Nee, ik ben wel uitgegaan van autobiografische
elementen maar...ah, hier is het voorbeeld waar je net om vroeg, het
betekent dat je je soms een ervaring herinnert of je denkt die te kunnen
herinneren, die niet betrekking heeft op jezelf direct maar op
bijvoorbeeld je vader of moeder of een van je opa's of oma's en dat kan te
pijnlijk zijn. Ik word wel eens verweten dat ik te persoonlijk ben in m'n
gedichten, ik word ook wel eens verweten er te weinig persoonlijk in te
zijn. Ik denk dat de waarheid in het midden ligt. Zo'n moment dat ook
anderen aangaat, bijvoorbeeld een moeder, hoe ga je dat weergeven als het
beladen is? Want je speelt wel met privé informatie van anderen. Dan
dicteert het gedicht wat het gaat worden, wordt het een heel andere
werkelijkheid dan die in het echt heeft plaatsgevonden. Er wordt verzacht,
er wordt gedramatiseerd om er meer uit te kunnen halen, artistiek
gesproken. Dus dit boek, dat een weergave is van gedachten, herinneringen
en bedachte herinneringen, is een zeer onbetrouwbaar medium om het aan
mijn leven te kunnen koppelen. Er zitten allerlei dingen in die wel, voor
zover mensen dat belangrijk vinden, echt gebeurd zijn maar als er drie
lezers zijn dan heb je ook al drie wijzen van interpretatie. Welke is dan
de meest geldende? Ik weet het niet, ook niet als dichter. Dichters zijn
niet de beste lezers van hun werk. Ik vind dichters zeer onbetrouwbare
lieden als het om de waarheidsbevinding gaat. PDR
De biograaf die ooit aan jouw leven gaat beginnen, zal er dus een
hele kluif aan hebben. AH
Dat moet een team worden. Dat kan niet door één persoon gedaan
worden. Laat ze maar bekvechten, ‘akkenaaie’ in het Bergs. PDR
Wat heel bijzonder is aan jouw bundel, wat jou zelf verbaasde
merkte ik, is dat vrijwel iedereen stuit op die vier gedichten over
grootouders. Het is niet vreemd want -een Duitser zou het een Fremdkörper
noemen- je ziet wel dat het dezelfde dichter is, de taal absoluut
hetzelfde is maar het lijkt heel anders. Je had het net over te
persoonlijk. Of het waar is of niet, of je een grote duim hebt of niet,
het maakt me niet uit, maar ik was direct jaloers bij het lezen van deze
gedichten over familie. Ik weet zelf hoe ontzettend moeilijk het is om dat
eerlijk te doen. Je hebt het net ook gehad over de pijnlijke en de
moeilijke dingen die je beschrijft, waarvan ik vind, los van het feit dat
je dat durft te beschrijven en dat goed doet, dat het knap is. Dat is
vooral dat ene gedicht over die opa Rinus, waarin je ook laat zien, hoe
het gedrag van een grootvader een moeder beïnvloedt en vervolgens een
zoon, die jij weer bent, en wat dat ook doet met jouw temperament
mogelijkerwijs. We gaan nu natuurlijk heel vrij poëzie interpreteren maar
het gaf mij wel het idee van hoe mooi het zou zijn als meer dichters,
schrijvers het lef zouden hebben om het op deze manier te doen want het is
soms heel ontluisterend. Ouderdom wordt best wel bekeken als iets moois.
Jij laat ook zien een oma die je half naakt in een ziekenhuis tegenkomt.
We kennen het allemaal, de laatste dagen, een sterfproces, dementie, dat
zijn geen leuke dingen. Jij maakt een soort van eerbiedwaardig monument,
vier keer, van een grootouder, waarmee je ze honderd procent mens laat
zijn, in hun waarde, maar je verzwijgt niks. Hoe ingewikkeld is dat
geweest? AH
Ja, ik heb er niks voor niks lang over gedaan. Gaandeweg zijn deze
gedichten minder voorzichtig geworden. Aan de ene kant voel je je in het
begin natuurlijk, ja schuldig toch wel, omdat je een ontluisterend moment
van iemand beschrijft met wie je een haat-liefde relatie kunt hebben. In
dit geval was dat voor mij zo, omdat de oma mij als oudste kleinkind, haar
oudste kleinzoon -dat was belangrijk voor haar- verafgoodde.
Tegelijkertijd was er de belasting van de verhalen van mijn moeder die
behoorlijk mishandeld is. Waar leg je dan de grens? Hoe ver kun je gaan?
Pas door daar goed over na te denken en zo eerlijk mogelijk te zijn ja,
maar tegelijkertijd niet het artistieke belang van het gedicht niet uit
het oog te verliezen want ik heb een hekel aan onverhulde literatuur die
niet de juiste vorm daarbij heeft, niet de juiste gedaante aanneemt. Maar
over deze gedichten heb ik geen zeven jaar gedaan, ze hebben bij elkaar
misschien, omdat ik ze ook als een reeks wilde zien, drie jaar in beslag
genomen maar bij tijd en wijle wel zeer intensief. Daar moest ik dan ook
echt van bijkomen. Juist de bevestiging met name in de laatste weken van
lezers, van wie jij er ook een bent geworden, van deze gedichten doet me
goed. Dat vind ik ontroerend en dat zal ik doorgeven, aan de generatie
boven mij en aan die van m'n moeder. PDR
Het is inmiddels duidelijk dat jij niet in een opwelling een
gedicht schrijft, dat je... AH
Jawel, dat doe ik ook maar dat publiceer ik niet. PDR
Het gaat me om het weloverwogene, het vakmanschap. De samenstelling
van de bundel, daar wil ik het over hebben. We mailden even en de naam van
Dante viel meteen. Vergelijkingen maak je met de ‘Divina Commedia’. Je
begint bijvoorbeeld met een gedicht over jouw eigen geboorte. Het laatste
woord van de bundel is 'dood'. Die krans, die cirkel, zit keurig ingebouwd
in vier delen, waarin je een kleur gebruikt die ook in de gedichten dan
weer terugkomt. Is dat nou ontstaan of heb je dat er letterlijk
ingebakken? AH
Dat is gaandeweg ontstaan maar het eerste gedicht van het boek is
ook het eerste gedicht waar ik mee begonnen ben. Wie weet wat er gebeurd
is in de wereld op de dag dat-ie geboren is? Is er in deze zaal iemand die
dat weet…? PDR
Ik denk dat dit prachtige woorden zijn om ons gesprek mee te beëindigen.
Ik kan iedereen werkelijk deze dichtbundel aanraden. Als mensen denken, ik
weet het niet zeker, dan lijkt het me sowieso onverstandig om het boek
vandaag niet te kopen want je kunt het nu gesigneerd krijgen. Denk je van
ik wil er straks wat interessants over zeggen dan hoef je alleen maar op
de site Literatuurplein te
googelen -daar heb ik al een recensie op gezet- en dan vertel je die
gewoon na en dan denkt iedereen, nou, die heeft goed de bundel gelezen! Albert, ik wens je veel succes met deze mooie bundel! ‘Bloedkrans’; Albert Hagenaars;
Uitgeverij In de Knipscheer, 104 pagina’s; ISBN: 978-90-6265-675-2.
Prijs € 18,50 |
|
DE
GEDICHTEN WAAR IN DIT INTERVIEW NAAR WORDT GEWEZEN: A
l'alta fantasia qui mancò possa; l'amor che move il sole e l'altre stelle. Dante Alighieri – Paradiso XXXIII WITTE DONDERDAG 1955 De oorlog was koud, de
fall-out over de oceaan, het
gehavende Engeland Nog dichterbij, in de
woonkamer, in het zichtveld zoekend naar het raken van taal en teken, Rood wordt roder op wit,
paars met Pasen.
OMA KEE De zuster nam je met watten onder handen toen ik met je ene zoon bij je waakte. Toch ging je maar niet dood. Tot tegen dochters hun jeugd ontnam maar mij verwende, overlaadde met aandacht en geschenken, vooral dat ene, met jezelf, breeduit pralend
zolang ik haar wijs gebleken raad vergat. Nog in het uur dat je doorsloeg, jaren later, in de lafenis van een even oud geslacht.
OPA RINUS Je was niet de eerste dode naar wie ik keek, Je sloeg m'n ma ooit door een keukenraam, Jouw drift werd de hare en toen de mijne. zij tot een liefde met een moeilijke naam voor
man Je ving me vaak in de ovengang, donker Opgelucht sloeg je ontelbare kippen de kop Raadsels alom die ik alle besloot te verklaren Ik verdicht die ruit tot spiegel, een veraste
moeder
|
![]() |