VRUCHTBARE VORMEN VAN ZWIJGEN |
|
De
vernieuwing van Philippe Cailliau De omloop van poëziebundels gaat net als die van romans
zo snel dat je al van een comeback mag spreken als een dichter na vijf,
zes jaar pas een nieuwe titel publiceert. Je zou dat dan zelfs móeten
denken als je je realiseert dat er, zoals in het geval van de Brusselse
dichter Philippe Cailliau (º1954, Kongo) respectievelijk 15 en 10 jaar
tussen de laatste drie publicaties liggen. Maar kun je nog steeds van
een comeback spreken wanneer de dichter in kwestie zich na een lange
incubatie ontpopt in een andere soort poëzie? Vanaf zijn debuut in 1976, 'De moordenaar en zijn
vroedvrouw', speelde de auteur, toen nog Phil Cailliau geheten, ongeveer
vijf jaar lang als essayist, criticus en dichter een duidelijke rol in
de voorhoede van de zelfkritische poëzie, een rol die het meest
pregnant tot uiting kwam door de verschijning van de dubbelbundel 'De
leer van Etymon & Hoe meervoudig dit lieve lichaam' in 1980. Op
basis van alleen al deze titels (etymon is de Griekse aanduiding voor
woordkern) kun je concluderen dat het om onderzoeken in achtereenvolgens
de diepte en de breedte gaat. Ook zijn in 1975 geschreven maar pas in 1982 uitgegeven
'CIA' ofwel 'Compagnie van de Internationale Amnestie', een lang gedicht
voor vier stemmen waarin afwisselend een Presentator, Spreker, Verteller
en Commentator optreden, benadrukt dat Cailliau niet bepaald aan een
tunnelvisie lijdt. En toen werd het weer lang stil. Pas tien jaar later
namelijk gaf de Antwerpse uitgeverij Ampersand & Tilde in haar reeks
Oostakkerse Cahiers 'Zwijgboek' uit, de eerste echte boekuitgave na
'Wedersamenstelling' (1981). Verwijst 'Zwijgboek' naar de veronderstelde
tijd van afgewendheid van het literaire wereldje terwijl er ondertussen
een boek geschreven werd? Het kan zijn, net zo goed als dat hij
consequent de lijn heeft doorgetrokken van de volgende regels in
'Wedersamenstelling': Je bijdrage
in mijn zwijgtijd / mijn moeilijk wordend praten. Hier, en dat is
verrassend, hangt het zwijgen niet af van één persoon. Of toch, en
kent die dan meerdere perspectieven? Er staat daar bovendien een
complete reeks die 'Oneindig stil' heet. Het is dus niet zo dat de
benaming 'Zwijgboek' uit de lucht is komen vallen. Daarmee kan eveneens
van een comeback worden gesproken. In elk geval is Cailliau er, net als zoveel voormalige
experimenteel gerichte kompanen, van doordrongen geraakt, dat een
dichter op de eerste plaats een verhaal heeft te vertellen en dat zo
duidelijk mogelijk moet doen, zonder afleidingsmanoeuvres, hoe boeiend
op zich ook. In de loop der jaren is de vorm steeds meer ondergeschikt
gemaakt aan de inhoud, al zijn z'n teksten zeker geen proza. Bijna
dertig jaar geleden was hij zich overigens al bewust van de spanning
tussen beide genres. Zo begint 'De leer van Etymon' met een bericht 'Aan
de lezer' in twee vormen: links in strofen, rechts als alinea's van een
prozablok. In 'De leer van Etymon' gewaagt hij nog van: Kakelende
Venus verscheen in Woorden, / verschijnt nu in klakkeltong / in
dagbladbladen ... // Ze heeft het schreien afgeleerd. / gebaard: Maria
hoerenjong. SOPHIE 2 Hoewel van slagen en verwondingen zij dagelijks meer ziet op tv, hoewel zij op haar negen almaar minder te misleiden valt, is zij nog steeds als onbespoten
fruit: met gaatjes, sneetjes van een
vogelbek, met builtjes en een vlek. Zij leiden echter niet tot kramp
of diarree zoals dat wel gebeurt bij velen na
hun dertig. Haar korte rokjes zijn alleen maar
mooi, haar billetjes zijn ongeschonden. Haar lach haar stem haar huid zijn
niet te koop. Haar woordenschat tien pluchen
honden en een slangenhemd Zo leeft zij verder, dochtertje
van jou, en ga jij, alleen, in haar
genenspel je toekomst tegemoet. Eenzelfde soort sprongen naar minder spanning en contrast
maar tegelijk naar een soepeler verlopend spel met betekenislagen geldt
ook voor de andere onderwerpen. Die zijn zozeer met elkaar verstrengeld
dat ze moeilijk zijn te scheiden. 'Sophie' gaat weliswaar over een
dochter maar loopt dus uit in het eigen einde, dat door haar een
toekomst wordt. Dan zijn we alweer bij de voor hem zo belangrijke
thematiek van leven en dood beland, die vanaf het prille begin als een
rode lijn door zijn oeuvre kronkelt. 'Zwijgboek' bestaat uit 2 afdelingen: 'Balanceren op het
slappe koord' en 'Brieven en andere scans'. Sommige gedichten daar
kunnen inderdaad brieven genoemd worden, geschreven als ze zijn aan o.a.
‘een pasgeborene’, een ‘Erik V.’, een stervende’, ‘een
afgestorvene’ maar of de rest terecht uit scans bestaat kun je je
afvragen. De scheiding is niet altijd even duidelijk. Nogal wat teksten
uit de tweede afdeling hadden namelijk met evenveel recht in de eerste
kunnen staan. Daar had de uitgever meer helderheid kunnen eisen. TIJD Jij, die lang behoorde tot het
zwijgend contingent, die een horloge droeg aan elke
pols en toch de tijd een halt toeriep.
Jij die je eigen interventiemacht deed
bivakkeren in een wiegende woestijn waarin
zelfs schrijfgerief wist weg te smelten. En die het zwijgen had geleerd omdat
elk woord je dichter brengt bij slot en
dood. Zo'n stilte van de duiker. Je wist dat wachtwoorden worden
bedacht om het ontbreken van een daad van
lef te maskeren. Waar is je stilte nu, nu vrouwen boven veertig schreeuwen door je keel? In het eerste luik staat ook het titelgedicht, dat dus
niet onbesproken mag blijven. Van meet af aan roept het vragen op,
fascineert het. De eerste regel bijvoorbeeld valt op twee manieren te
lezen, een keer met het accent op 'je' en een keer op 'in'. Tevens wordt
hier de bundel waarin het staat ontkend. Die ontstaat pas door het
ontbreken ervan in kaart te brengen! Vandaar ook het belangrijke woord
'meer' in de voorlaatste regel, dat het juist geboren 'Zwijgboek' alweer
om zeep helpt. Zo scheert Cailliau regelmatig over de filosofie. ZWIJGBOEK Er is geen zwijgboek om je in te
schrijven. Je bent geboren, ooit geschoren
ben je voor de winter. En wit blijft alles stil, blijft
alles zwijgen. Gelezen heb je veel. Veel ogen heb
je veel gelezen. Over zoveel jaren ben je
uitgeteld, aldus het spreekboek. Een en ander is daarover
neergepend. Je heb gezongen, gesprongen en gewipt. Voor het
goede doel gesnotterd en gehijgd. Meermaals heb je Ciao!
geschreeuwd en soms gestameld. Dagen heb je rondgestrooid,
verhalen ingeslikt, Crux interpretum op een muur
gespoten. Cassandra mocht steeds weer de
sluiers werpen over jou. De sluiers van een
sprakeloos gebrek. Binnenkort wordt alles stil, wordt
alles zwijgen of verzwegen rode ogen. Maar niet
Cassandra neemt het woord. Zij valt erin. Over zoveel tijden word je nog
onvindbaar. Er is dan toch geen zwijgboek meer om in te schrijven En daarom staat er geen punt achter het laatste woord,
schijnbaar een detail maar poëticaal een credo! De 'je' van de eerste
regel is nu namelijk daadwerkelijk verdwenen maar blijkbaar niet
definitief. Wat maakt het uit, afgezet tegen deze achtergrond, hoe
lang Cailliau aan een gedicht schrijft en schaaft, hoeveel tijd hij wil
nemen voor een nieuwe bundel? Wat maakt dat uit, zolang het resultaat er
maar toe doet. ZWIJGBOEK,
Philippe Cailliau; Uitgeverij bf Ampersand & Tilde; 2007. ISBN niet
vermeld; 56 blz. Albert Hagenaars, De Verborgen Hoek, jrg. 1, no. 2. |
|
|
|