PAUL CLAES NBD/Biblion |
EEN RECYCLIST IN VOL
ORNAAT De
titel van zijn recent verschenen Glans/Feux
– gedichten/poèmes geeft het al aan, het
gaat om poëzie in het Nederlands en het Frans maar
de betreffende gedichten zijn geen directe
vertalingen. Anders zou de bundel ook wel
Glans/Clarté of Glans/Lueur of Glans/Brillance
geheten hebben. Feux is ouder;
deze reeks verscheen al in 1992 in een
bibliofiele editie bij De Diamant Pers. Glans
verscheen vorig jaar bij Regulieren Uitgeverij,
eveneens in een beperkte oplage. Mede omdat in
de hele bundel de Franse teksten steeds op de
linkerbladzijde staan en de Nederlandse rechts,
had het boekje beter Feux/Glans kunnen heten.
Maar dit terzijde. Glans/Feux biedt
gedichten die tweemaal maar telkens vanuit
verschillend gezichtspunt verteld worden. Dante
en Rimbaud komen ook nog om het hoekje kijken
want Glans/Feux bestaat uit 3 delen:
Destruction / Vernietiging, Purification /
Zuivering en Illumination / Verlichting. Inhoudelijk leefde
Claes zich opnieuw uit in het reusachtige bestand
van Griekse mythen. De uitgever was zo verstandig
achterin 6 blz. met verduidelijkingen over o.a.
Iocaste, Antaeus, Gorgo en Semele (elk Nederlands
gedicht komt aan bod) op te nemen. Daar werd goed
over nagedacht, want in elk stukje wordt meteen
naar het corresponderende vers in het Frans
verwezen. De extra informatie moest aan de
Nederlandse titels gekoppeld worden, omdat die
alle de naam van een personage dragen. De Franse
titels luiden o.a. La Loi, La Vierge, La Reine
en Actéon. Wie deze
laatste naam niet kent, zoeke achterin bij het
parallelle vers Artemis. Het is dus wel een
bundel met een gebruiksaanwijzing maar wat is
daarop tegen? Mij hoor je niet klagen; ik houd
wel van enig gefröbel. Qua
vorm rijgt Claes zich in twee korsetten: voor het
Frans in sonnetten van ultrakorte regels die
slechts twee en drie lettergrepen per vers tellen,
voor het Nederlands in kwatrijnen, bestaande uit
twee disticha, elk gebaseerd op een hexameter en
een pentameter, die Claes, jawel, netjes bij de
cesuur scheidt. De
keuze voor het sonnet was hoogst ongelukkig omdat
de regels te kort zijn om het onvermijdelijke en
niet minder ongewenste effect van rijmdreun te
voorkomen. Bijkomend nadeel is dat Claes zich lang
niet altijd een gewiekste rijmelaar betoont:
reeksen als vois-moi-toi en prendre-prétendre-tendre
verwacht je eerder bij de gemiddelde francofone
puber. In zijn Nederlands had het waarschijnlijk
niet anders uitgepakt. Het is dan al gauw een
verademing om meer genuanceerde klanken te
ontdekken als amante-tourmentent-patiente
en troublant-prend-flanc. Er is ook
klankovereenkomst tussen beide talen: La pêne (dat
zowel een schoot is als een tong van een slot)
rijmt onopvallend op Penelope in het Nederlandse
vers op de buurbladzijde. Claes kán dus wel
rijmen, hij was alleen te weinig kritisch op te
veel momenten. De
dubbele titel slaat niet alleen op de ‘afglans’
over en weer van beide talen maar ook op
allerlei andere spanningsvelden, bijvoorbeeld
die tussen man en vrouw, liefde en haat. De
achterflap: antieke mythologie verliest en
ontdekt zich in moderne psychologie. Het
is vooral deze laatste tegenstelling die de
bundel een grote meerwaarde verleent en sterke
en bitse regels oplevert: Vrouw het noodlot
verwikkelt / mijn lichaam en ziel in uw
netwerk: / ver op mijn brandende berg / bijt
me uw bronstige kleed. De langere regels
in het Nederlands bieden veel mogelijkheden tot
syntactische intriges en drukken de Franse,
kortademig als die zijn door hun gebrek aan
lettergrepen, nog verder in het defensief.
Jammer, ik had het liever andersom gezien. De
bundel heeft niet genoeg evenwicht. Kijk maar: Je
vois / La scène / Obscène / En moi // Le roi /
La reine / Thébaine / Et toi en zo dreunt
het verder: pom-pom, pom-pom-pom, pom-pom...(en
daar heb je Nijhoff weer)! Maar de Nederlandse
verzen zijn.niet per definitie beter. Regels als
Moeder omsnoert me vergeefs / de hand van de
vader ontsnoert ons:/ twijfelend tussen de
twee / snoeren ze beiden mijn keel gaan
ten onder in effectbejag. Op dit punt is
het Franse equivalent dan beter: Ton sein /
De mère / M’enserre / En vain // La main /
D’un père / Desserre / Nos liens // Que faire
/ Entre eux / si tous / les deux / Me serrent
/ Le cou? Al was het
maar omdat de semantisch verbonden woorden
dankzij het verticale ontwerp visueel verder uit
elkaar staan. Dat je
de meeste Franse teksten tóch herleest, heeft
echter vooral te maken met de indringende beelden,
die hun felheid ontlenen aan erotiek en geweld,
vernieling en geboorte en al die andere
oerervaringen. Het is zelfs de grote verdienste
van de beeldspraak dat die de beide luiken in de
lijst van één boek bijeenhoudt. De vele
spelletjes kennen evenmin een taalgrens. En Claes
speelt heel wat af, laat makkelijker meegenieten
naarmate je dieper leest. Hij klopt minstens
zoveel betekenis uit woorden als verwijzingen uit
situaties maar niet vrijblijvend, meestal passen
met een rekbaar voorstellingsvermogen meerdere
duidingen. Een ‘trame’ bijvoorbeeld is niet alleen
de inslag van een weefsel maar ook een kuiperij.
En een ‘verge’ is behalve een bussel om mee te
slaan ook een penis. De associatie van een
meppende piemel ligt dan binnen handbereik.
‘Illumination’ wordt gebruikt voor
feestverlichting (Claes gaat het theatrale nimmer
uit de weg) maar ook voor een goddelijke ingeving!
Het woord geeft hem tevens de gelegenheid naar
zijn idool uit Charleville te verwijzen. Hij
poetst een zegswijze als Au fur / Et à /
Mesure op die, geïsoleerd en als strofe
vermomd, weer iets van z’n oorspronkelijk kracht
krijgt. Hij laat geen steken vallen of het moet
een enkel geval van overlapping zijn als in
‘Tendron d’enfance’. Gelukkig gaat hij zich in Glans/Feux niet te buiten aan pastiches. Die terughoudendheid zal hem moeilijk gevallen zijn want als je ziet, bijvoorbeeld in zijn bundel Mimicry, wat een meester Claes in dat genre is, kun je je makkelijk voorstellen hoeveel kansen hij heeft moeten laten schieten. Hoe serieus hij vergeleken met die taalgrollen uit 1995 ditmaal ook opereert, het kan niet verhullen dat hij veeleer een herschepper dan een schepper is. Leest u hierin vooral geen neerbuigendheid want ik lees liever het werk van een bedreven recyclist die mij met illustere schrijvers en personages in contact brengt dan dat van een oorspronkelijkheid nastrevend maar middelmatig talent. Paul Claes is dus een recyclist maar wel een in vol ornaat! Onze taal mag kronkelen van genot om door hem onder handen te worden genomen! |
|
Glans/Feux – Paul Claes. Uitgeverij
De Bezige Bij, 2000. ISBN: 90-234-4800-6 Albert Hagenaars, juni 2000, Haagsche Courant |