index





'MAGDEBURG' IN BALLUSTRADA


In elk nummer van het voortreffelijke literaire tijdschrift Ballustrada staat onder de subtitel Laaglandse Poëzie ook een kleine bloemlezing met gedichten over het centrale thema. Het in juni 2022 verschenen dubbelnummer 1-2 van jaargang 36 staat in het teken van De Trein.
 
Het thema sluit aan op Europalia 2021-2022. Ook dit culturele project, met tentoonstellingen en muziekoptredens uitgevoerd op perrons in onder meer Antwerpen, Brussel, Londen en Rotterdam, onderstreept het belang van de trein als vervoermiddel én symbool van verbinding
 
Op verzoek van de redactie koos Bert Bevers 27 gedichten over dit onderwerp. Van Albert Hagenaars selecteerde hij ‘Magdeburg’, dat al eind jaren zeventig werd geschreven en in 1982 voor het eerst in druk verscheen.

 
 

MAGDEBURG
 
Grauwe velden. Gesloten land. Wankelend
rijdt de trein door dit landschap waaruit
alle lucht gezogen is. Dat van mij gescheiden is.
 
Een herinnering splijt plots de reis, opent de bol,
daar wordt tussen de bronzen randen mijn mond
een nap op de bevleesde ruimte van de ander
 
en in een verwarrend beeld van sikkels
en sterren, sintels, stoom en roestende bruggen
en vertrouwde armen die zich wit en mager
 
uit een achtergrond van dood water naar mij uit-
strekken, schuift Maagdenburg, verzakt in haar
decor van verouderde gieterijen, voorbij.
 
Nog opent het bevreesd gezicht op de ruit de mond
voor een afwerend nee. Geen geluid. Dan weer
vale akkers. Verboden land. Wankelend.


 
 

 
Magdeburg

 
 

EERDERE PUBLICATIES
Behalve in de bundel ‘Spertijd’ (1982, 1983 en 2000) verscheen ‘Magdeburg’, soms onder de titel ‘Maagdenburg’, in de volgende tijdschriften en bloemlezingen:
De Tweede Ronde (1982), Appel (1983), Levend en Wel (1983), Grenz (1983), Iambe (1983), Impuls (1985) en de brochure Vraaggesprek (1986), een samenwerkingsproject met Jan Kostwinder
Bovendien verdiende ‘Magdeburg’ een prijs in een Bredase poëziewedstrijd in 1982.


 
 
 
ENKELE ANDERE OPGENOMEN TREINGEDICHTEN
 
 
GARE DE BERCY
 
Hier kom je aan voor de nachttrein naar Milaan. Voel je
dat de reiziger geoefend in begrijpen is, maar ook dat niet
iedereen paraat voor later is. Op perrons passeren immers
schimmen vol zichzelf, met weinig woorden. Hun blikken
 
zijn van melkglas, ongewis als dagboeken die geschreven
werden met terugwerkende kracht. In onze coupés gaan we
over tot ontrafeling. Van vreemdelingen de naam, van buiten
de huiver. En dan is er de cadans van slaap, een lichte want
 
we sporen door de bergen. We sommen daarin dingen op
die nergens toe dienen. Hinkelen met niemand anders dan
jezelf. Mussen tellen. Struiken strelen. Rivieren vol water
 
benoemen. Een hoorspel voor doven schrijven. Ik droomde
dat een farao mij schouderklopjes voor mijn fluiten gaf. Ik
weet dat ik mooi fluiten kan. Ik lijk dan wel een Engelsman.


Bert Bevers
Uit: ‘Eigen Terrein’, WEL, 2013




*
 
Te wachten op de trein, uiterst moeizaam
over de grijze brug, een gele bloem springt
open, helder in een draai, en valt niet om.
 
De bloei is een begin, de trein loopt prachtig
binnen, is een engel, strijkt langs de perrons.
Om niet te verdwalen stappen we in, jij,
 
bedachtzaam, tilt je koffers, probeert opnieuw
een brede lach. En staart. Breekt het landschap in,
regen slaat het raam, rechts een huis gegeseld –
 
zag je dat, een tuinschuur klapte open, er golven
hagen op de wind. Onvermoeibaar kuiert
de landweg, wegen binnendoor, staat
 
onverwacht een ladder, glimmend, hemelhoog.
Scheert een flits van een signaal – dat er iets is,
langzaam voortduurt, en alles nog te gaan.

 
 
Frans Budé
Uit: ‘De trein loopt prachtig binnen’, Meulenhoff, 2013




SPOREN
 
Hoe na twee eeuwen
ijzer het landschap snijdt
het land verkavelt,
rechtlijnig hertekent
met gedwarste strepen. 
 
Ze verbinden en verdelen
verbreden vernauwen,
zomen huizen velden tuinen
zoeken vergeefs een einder
om spoorloos te verdwijnen.
 
Wat blijft is het schuren
van staal over staal.
Het oorverdovend scheuren
van kruisende treinen,
haastige passanten.
 
Telkens opnieuw die starende ogen
in bedampte ramen,
dezelfde rituelen van hier
naar daar in komen en gaan
dagelijks om den brode.
 
Zij volgen de sporen
gewillig zonder denken,
vluchtend voor verleden
zoekend naar toekomst
onbekende streken.
 
Ooit westwaarts naar nieuwe grenzen
waar goud in de grond.
Ooit oostwaarts naar de kampen,
slachtvee in geblindeerde wagens
om spoorloos te verdwijnen.
 
Zo blijven de treinen rijden,
het landschap snijden.
Aankomen en vertrekken
in een getraliede wereld
het spoor bijster.



Richard Foqué
Niet eerder gepubliceerd
 
 
 
 
HET STOOMGEVAARTE
 
De aarde davert en van onder
de aarde wederdreunt een wonder
doof geronk; de landman houdt
op van werken, staat, en schouwt
waar hij, ievers opgevaren,
kan het zwart geweerte ontaren
dat zijn bevend herte ontstelt:
al zijn hope bloeit in ’t veld.
De aarde gromt weêrom van onder
zijne voeten, en, het wonder
donderend gebrom rolt voort,
dat hij ’t klaar en klaarder hoort,
en, dáár komt het: ’t nadert, ’t nadert,
’t is daar … ziet gij hoe ’t gebladert,
en de grond, en alles, dook
in een wolk van damp en rook?
[…..]

 
 
Guido Gezelle
Uit: ‘Dichtwerken’, Standaard Boekhandel, 1943




TREIN
 
Ik spoorde langs de achtertuinen
de vergeelde delen van geluk op.
Betonnen paal en pad, de regen,
roos van roest en rode kolen
in de donkere, doorweekte grond.
 
Een lege duiventil, de bonen
halfstok. Onbedreven zonden
in een houten hok. Nog steeds
snijden helverlichte en gemiste
treinen door de avond.



Ivo van Strijtem
Uit: Een rode sjaal, Atlas, 1998
 
 
 

ALLE MEDEWERKERS
De dichters in de bloemlezing ‘En maar blijven denken dat alles dichterbij was – Treinen in de poëzie’:
Astrid Arns, Bert Bevers, Inge Boulonois, Piet Brak, Tonko Brem, Frans Budé, Hendrik Conscience, Job Degenaar, Aleidis Dierick, Richard Foqué, Guido Gezelle, Guillaume van der Graft, Albert Hagenaars, Wouter Kotte, Hans Mellendijk, Frans Mink, Thomas Möhlmann, Jan Atze Nicolai, Francis De Preter, Bert Schleuter, Hedwig Speliers, Willy Spillebeen, Werner Spillemaeckers, Ivo van Strijtem, Rose Vandewalle, Jan Verkammen, Hans Verstraeten.
 
De andere medewerkers aan dit themanummer, buiten de bloemlezing:
Will van Broekhoven, Job Degenaar, Pieter Drift, Johan Everaers, Rogier de Jong, Ko de Jonge, Jan J.B. Kuipers, Paul van Leeuwenkamp, Theo Raats, Willem M. Roggeman, Peter Urbanus, André van der Veeke, Reinold Widemann,
 






index