Sinds jaar en dag, inclusief
voorloper Brabantia sinds 1951, is Brabant Cultureel hét
orgaan voor en over de cultuur van Noord-Brabant,
tegenwoordig in de vorm van een E-zine.
Het bestrijkt dankzij categorieën als Architectuur/Design;
Beeldende kunst; Cabaret/Dans/Toneel; Cartoons;
Columns/Essays; Erfgoed/Historie; Film/Fotografie;
Literatuur; en Muziek de cultuur in haar volle breedte.
Op 8 juli 2022 publiceerde BC een bespreking van
‘Pelgrimsgrond’ van Albert Hagenaars.
De volgende gedichten uit deze bundel verschenen als
voorpublicatie in Brabant Cultureel: ‘Crénom’, ‘Braakland’
en ‘Onder de sneeuw’ (alle in september 2020) en ‘Virus’,
‘Uitweg’, ‘Met gespitste oren’ en ‘Klimaatverandering’ (in
juli 2021).
ALBERT HAGENAARS BEZINGT ZIJN HELDEN
Door Lauran Toorians
Met Bergen op Zoom als basis de wereld rond, steeds op
zoek naar cultuur en spiritualiteit en open voor indrukken
allerlei. Albert Hagenaars pelgrimeert in zijn jongste
dichtbundel en brengt een ode aan wie en wat hem
inspireert.
Zeven maal zeven klinkt als een ritueel en zeven maal
zeven gedichten doet al gauw denken aan een bezwering. Als
de titel van de bundel dan ook nog ‘Pelgrimsgrond’ luidt,
is al snel duidelijk dat de dichter hier op zijn knieën
gaat en hulde betoont aan zijn helden. Die dichter is
Albert Hagenaars (Bergen op Zoom 1955) die we kennen als
productief, bereisd en belezen en bovenal betrokken bij
mensen. Scheppende mensen vooral. Hagenaars –zelf ooit
begonnen als beeldend kunstenaar– werkt graag en veel
samen met andere creatieve geesten van allerlei snit, wat
dan ook weer leidt tot vertalingen over en weer.

Foto: still uit de documentaire ‘De
Stem’ van José Mens
CULTUURCANON
‘Pelgrimsgrond’ is opgebouwd uit zeven afdelingen met elk
zeven gedichten. De eerste afdeling heeft als titel ‘Te
woord’, wat klinkt als een oproep (te wapen!). Of dat
precies zo is bedoeld, is niet helemaal duidelijk. De
zeven gedichten reflecteren op zeven auteurs die – mogen
we aannemen – Hagenaars inspireren: Hadewijch, Charles
Baudelaire, T.S. Eliot, H. Marsman, Gerrit Achterberg, Jan
Hanlo en Paul Celan. En zo gaat het verder. In de afdeling
‘Onder ogen’ passeren zeven schilders. Hier ook de eerste
naam die verrast doordat hij niet tot de breed
geaccepteerde cultuurcanon behoort en dus meer dan de
andere kunstenaars een persoonlijke keuze van Hagenaars
is. Het betreft de Javaanse schilder Affandi (1907-1990)
aan wie in Yogyakarta een museum is gewijd dat aanleiding
gaf tot een gedicht. Dat er over Affandi geen
Nederlandstalige Wikipediapagina bestaat, kan worden
gerekend tot de schande die rust op onze omgang met het
koloniale verleden. Dat Hagenaars hem eert met een gedicht
is wat minder verrassend voor wie de nauwe verbondenheid
kent van de dichter met Indonesië.
In ’Tussen de oren’, de afdeling over muziek, beginnen we
zelfs in Indonesië. ‘Palaran’, de titel van het eerste
gedicht in dit deel, is een genre in de gamelanmuziek
waarin een solo wordt gezongen over een instrumentale
begeleiding. Het gaat hier over “snerpend zingende //
oude vrouwen die weet hebben van liefde / en verlies,
het belang van regels en wetten”. Het volgende
gedicht brengt ons met Jacob Obrecht “Terug in
Bergen-op-den-Zoom” en naar de westerse klassieke muziek.
‘Verzaking’ is de titel van het eerste gedicht in de
afdeling ‘Snijwerk’ waarin films inspireerden. De
filmtitel is Carna, een vervreemdende documentaire over
het carnaval in Bergen op Zoom. Ook exotisch en opnieuw
een persoonlijke keuze. Persoonlijker dan de andere zes
films die tot het vaste repertoire behoren. Helemaal
persoonlijk is de afdeling ‘Bekoring’ waarin de gedichten
refereren aan (intieme?) ontmoetingen met personen van wie
we niet meer krijgen dan de initialen. Alleen al daardoor
laten deze gedichten de lezer meer ruimte om te associëren
en te interpreteren dan de andere gedichten in de bundel.
FRAGMENTARISCH
Met de afdeling ‘Bedevaart’ naderen we de pelgrimsgrond
van de titel. Hier zien we Hagenaars als reiziger met een
spirituele inborst in China, Cambodja, Spanje, Nederland,
Litouwen, Polen en Noorwegen. In de laatste afdeling
treffen we dan de ‘Idolen’: Wiracocha, Kali, Jhwh, Baäl
Moloch, Sucellus en Allah. De bundel sluit af met enkele
‘aantekeningen’ die wel enkele (half)citaten thuiswijzen,
maar verder toch weinig houvast bieden waar de lezer dat
mogelijk zou wensen. Zo is het nuttig te weten dat
Sucellus een Gallische (Keltische) godheid is waarvan een
fragmentarisch beeldje werd gevonden in Bergen op Zoom,
samen met een groot aantal geofferde (stuk gegooide)
kleine amforen op een plek die een heiligdom zal zijn
geweest.
De gedichten in deze bundel zijn nergens een-op-een
beschrijvend. De titel en het noemen van de het kunstwerk
of de kunstenaar bieden een handvat, maar de teksten zijn
vooral poëtisch en associatief. De bundel bouwt ook mooi
op, als een pelgrimage op weg naar de allerhoogste. En dat
met een haiku van Matsuo Kimera (wie dat ook mag zijn) als
waarschuwend motto: “reizen naar schrijnen / die
wachten op wie ze zelf / zal moeten vullen”. Het
lijkt een variant op wat een anonieme Ierse dichter
schreef in de negende eeuw: “Op weg naar Rome: / veel
moeite, geringe winst! / De koning die je hier zoekt, / –
tenzij je hem meebrengt – vind je niet.” De ware
pelgrimsgrond ligt thuis, en thuis is waar je bent.
‘PELGRIMSGROND’; Albert Hagenaars; In De Knipscheer;
Haarlem; 2022, 82 blz; € 18,50; ISBN: 978-94-93214-32-3

Klik hier voor de
weergave in Brabant Cultureel
Klik hier voor informatie over
Brabant Cultureel
Klik hier voor informatie over
uitgeverij In de Knipscheer
|