In
het voorjaar van 2012 verscheen bij uitgeverij In de Knipscheer de bundel 'Bloedkrans', die maar liefst 80 gedichten telt.
Omdat vruchtbaarheid het centrale thema is, kan 'Bloedkrans' gezien worden
als voortzetting van 'Tropendrift' (2003).
De
presentatie van 'Bloedkrans' vond plaats in de bovenzaal van Grand Bar De
Moor, Grote Markt 29, Bergen op Zoom. Ceremoniemeester was Magda van der
Ster. In het voorprogramma traden de dichters Bert Bevers en Peter van der
Graaf op. Peter de Rijk, hoofdredacteur van uitgeverij In de Knipscheer,
nam als Ezra de Haan de dichter een interview af. Uitgever Franc
Knipscheer leidde 'Bloedkrans' in en reikte Albert Hagenaars het eerste
exemplaar uit, waarna deze enkele gedichten uit het boek voorlas.
Tot nu toe verschenen de volgende reacties
(klik op onderstaande links):
19-04-2012. Recensie van Chrétien
Breukers in De Contrabas
10-05-2012. Interview door Annelies Vlaanderen voor BN/De Stem
17-05-2012. Radiointerview door Corné Wolfs voor Zuidwest FM
19-05-2012. Presentatietekst door uitgever Franc Knipscheer
19-05-2012. Interview door Ezra de Haan met Albert
Hagenaars
19-05-2012. Recensie van Ezra de Haan op Literatuurplein
20-05-2012. Radiointerview door Rene Oomen voor Stadsrtv Breda
30-05-2012. Artikel van Sonn
Franken in weekblad Groot BoZ
19-06-2012.
Recensie van Joop Leibbrand voor Meander
25-06-2012.
Aanschafinformatietekst van Els van Geene voor NBD/Biblion
25-09-2012.
Recensie van Richard Foqué voor De VVL-Boekhouding
23-12-2012. Video van Bongers Productions bij het sleutelgedicht ‘De derde
oogst’
19-08-2013 Voordracht van 12
gedichten in programma Radio Centraal Antwerpen
Klik HIER voor een fotografisch overzicht
van de presentatie.

De
tekst op de achterkant van 'Bloedkrans' luidt als volgt:
In
het verhoopte midden van zijn leven gekomen, wilde Albert Hagenaars zich
rekenschap geven van zowel zijn ervaringen als zijn poëtische
ontwikkeling.
Met
‘Bloedkrans’ brengt de dichter opnieuw liefde, lust en dood samen in
een weefsel van herinneringen, politiek en religie. De sfeerbeelden van
zijn katholieke kinderjaren en
die van reizen naar o.a. de Amerika’s, het Midden-Oosten en Aziatische
landen als China, Vietnam en Indonesië gaan echter al gauw over van
persoonlijke avonturen naar algemene geschiedenissen en omgekeerd.
Nog
nadrukkelijker dan in zijn vorige bundel ‘Tropendrift’ richt Albert
Hagenaars zich op de thematiek
van vruchtbaarheid. De drang tot overleven vormt voor elke
cultuur in sterke mate de basis van het geloof.
Ondanks
hun heldere vorm doen deze gedichten zich gelden in de onbestemde ruimte
van een poëtisch domein dat niet wil verklaren maar evoceren; ze zijn op
de eerste plaats een eerbetoon aan de verbeelding.
‘Bloedkrans’,
dat vier afdelingen van elk 20 gedichten kent, is opgedragen aan de ouders
en draagt als motto onderstaand citaat van Dante
Alighieri, uit 'Paradiso XXXIII':
A
l'alta fantasia qui mancò possa;
ma già volgeva il mio disio e 'l velle,
sì come rota ch'igualmente
è mossa,
l'amor
che move il sole e l'altre stelle.
Hieronder
volgt uit elk van de vier afdelingen één gedicht:
|
WITTE
DONDERDAG 1955
De oorlog was koud, de
fall-out
van atoomproef HA boven de woestijn
van Nevada verwoei over dit beloofde land,
over de oceaan, het
gehavende Engeland
waar een nerveuze Lord Eden Churchill verving,
over de Noordzee, stakingen, gemor over geld.
Nog dichterbij, in de
woonkamer, in het zichtveld
van de boogschutter uit het Zevende Huis,
zwoegde de vroedvrouw, met harde handen
zoekend naar het raken van taal en teken,
het breken van het vruchtwater dat om negen uur
in bloeddoordrenkte lappen werd bereikt.
Rood wordt roder op wit,
paars met Pasen.
Moeders verse wond gaf zin aan mijn mond,
openend op een wereld van dwarse woorden.
Uit
de eerste afdeling:‘Vermiljoen’
|
|
VASTENAVOND
Uit
alle straten stroomden de mensen
dansend en zingend naar het hart
van de stad, ziedend marktveld,
voor
hun laatste zevensprong,
waar ze steeds dieper bogen, knielden,
zich steeds korter in elkaar verhieven.
Kanonschoten
deden de kasseien trillen
en tegen een gloed van Bengaals vuur viel
de kraai van Wana’s bloedende schouder.
Zie,
vader en moeder. Ze leefden nog
en trokken, niet langer vermomd, een meisje
neer dat met mijn ogen even naar mij lachte.
Te
kort duren de veertig dagen tot Pasen,
tot het ploegen van de strofen beneden
waar iedereen ligt, en liefhebbend liegt.
Uit
de tweede afdeling: ‘Karmozijn’
|
|
JERUZALEM
Een muur, altijd een muur
in dit soort oorden om te schuilen
en verbergen en verdelen en soms
zoals bij Salomons blokken, om wensen
en gebeden in te schuiven, te dromen
over de volledige overname.
Die avond vallen er schoten vlakbij.
Een minnares staat als legerarts
vloekend op. Ik volg haar
niet, ontwijk patrouilles en afzettingen,
daal een lange helling af en rust tegen
een vuilcontainer in een uitgestorven hof.
Onnatuurlijk groot rijst een rode maan,
zij belicht het geduld van steen en stof.
Dit is het uur dat hem in volkeren splijt:
hij beklaagt, klaagt aan; zijn wraak ten spijt.
Uit de derde afdeling: ‘Scharlaken’
|
|
MACAU
Dankzij
een schoolboek bereikt, deze kleine
stad vol altaren en hoeren en zoekers
van zelfbedrog. Van de kathedraal rest nog
slechts
de façade, wat volstaat
voor de plicht van ons eerste geloof.
Bij
de Grotto del Poeta op de heuvel
leest een jonge man in vuilwit uniform
de uitgehouwen canto die ons verbindt.
In
slecht Portugees zegt hij scheepsarts
te zijn en mij te moeten verhelpen.
Ik
herken aan zijn stem het eigen land
en wijs hem de kortste weg naar huis.
Deze dienst kent geen wederdienst
dan
in de taal, het overdrachtelijk tekort:
“Geef
door hoe zij bedierf. En aan mij stierf.”
Uit de vierde afdeling: ‘Purper’.
|
De afbeelding op de achterkant van de bundel. Foto: ©
Pak Suyoto.
|