
Van Albert Hagenaars verscheen in het najaar van 2013 een speciaal voor
het thema geschreven gedicht over de Demer in een Nederlands-Vlaamse
bloemlezing.
Deze waterloop, die vanwege de grote verschillen tussen hoog en laag
debiet als een regenrivier wordt gezien, ontspringt in Ketsingen vlakbij
Tongeren, buigt bij Bilzen westwaarts af en stroomt ter hoogte van
Aarschot in de Dijle. De vermeerderde waterweg mondt dankzij de Rupel en
de Schelde uit in de Noordzee.
Albert Hagenaars publiceerde eerder teksten over de Schelde, de Mark en
The Strait (Singapore) en verwerkte elementen van de Rijn, de Schelde,
de Maas, de Seine, de Bosporus en de Parelrivier in zijn werk. Tevens
kwamen meren en binnenzeeën aan bod, o.a. de Binnenschelde, de Dode Zee
en het Titicacameer.
DE DEMER
In de zwartste dras, onder vermolmde
populieren, ga ik door de knieën
en vul mijn verweerde handen met je wezen:
Tama Ara, donker woelen, gewijde stroom,
en je weerspiegelt plots in pijnlijk
glinsteren mijn bestaan: levenslust
en verlies en rouw, inzicht vloeiend
van bron naar Dyle en Scaldis en zee.
Eens ving ik eenden in je biezen, geilde
tussen de elzen, kocht een gade, vlocht
wilgentenen tot wanden, dekte daken met riet
en bevocht aan je vettige oevers
wie ons in Zijn naam dacht te moeten knechten.
Ook sloeg ik stammen tot een brug,
behoedde onze belangen, investeerde
maar verloor alles in de straffen van het kruis.
Ik keerde immer weer, heden ten dage
als man van het woord, om je te proeven,
anders dan voorheen te doorgronden,
me voorgoed tot jouw taal te bekennen.
De andere dichters in de anthologie zijn: Catharina Boer, Frans August
Brocatus, Guy Commerman, Frank Decerf, Jenny Dejager, Peter Flynn (UK),
Christina Guirlande, Jef Habex, Tine Hertmans, Joris Iven, Marije Kos,
Mark Meekers, Y. Né, Hannie Rouweler, Ina Stabergh, Pien Storm van
Leeuwen, Wim van Til en Staf De Wilde.
Het boek werd gepubliceerd door uitgeverij Demer, die onlangs verhuisde
van het Vlaamse Diepenbeek naar het Nederlandse Leusden.
DE DEMER IN KURINGEN
Het was een oog dat
uit een populier viel
en zoekraakte in het riet.
Donkerder kleurde water toen.
Ik demerde daar
en boog van zeldzaam ijzer
een gerivierde stilte.
Frans August Brocatus
DE DEMER
Waar ik dagelijks langskom, daar ligt haar bron.
Daar rolt het weiland van de berg af, laat
wat Romeins en oud is achter,
en zinkt weg in haar kom.
Daar blaast de oude tandeloze man,
klem gelegd tussen lakens,
zijn laatste adem uit.
Waar ik met stappen begon,
traag bewoog en aan de toog luisterde
naar muziek en verhalen,
daar vloeit ze
onverstoorbaar langs,
als vanouds.
Waar ik geboren werd,
daar stroomt ze dwars doorheen,
verdeelt en scheidt ze
leem van zand, fruitboom van spar.
Waar ze werd afgeleid, daar werd ze nuttig -
voor lakenververijen, leerlooierijen,
brouwerijen en jeneverstokerijen.
En de waterschepenen moesten
met de peilstok peilen,
de tijd bepalen
wanneer watermolens
konden malen.
Daar staat het Demermanneke
in de Demerstraat,
tegen een bakstenen muur,
een blauwgroene tegelwand,
met een hek ervoor.
Kom niet nader!
Hij is de boeman van de jeugd.
Joris Iven
AIR DES BIJOUX
aan de rivier de Demer
Ah! Ik lach als op een dag in oktober
je spiegel mozaďeken laat zien
van brekend gewolkte.
Ik ken je pas een ogenblik.
Waar ben je van?
Waar huiver je naar toe?
Oevers buigen schoon verwilderd langs je snoer.
Links en rechts verlies jij kralen,
in de velden vallen zij meteen in slaap.
Als land plaats voor jou maakt
leg jij de arm om zijn hoven.
Waar ben je toch van?
Doe ik je tekort als ik lach
op een dag in oktober omdat
ik mijn lief in je spiegel zie komen?
Niet langer zie ik jouw gestalten alleen.
Ik laat jou los.
Waar huiver je nu naar toe?
Ik lach op deze warme oktoberdag.
Moleculen bewegen sneller
in mij, in zeegroene muur, het harig
wilgenroosje en de grote ratelaar.
Druppels vallen om ons heen.
Vertel – Waar zijn wij van?
Y. Né
FIETSTOCHT LANGS DE DEMER
Ik fietste langs de Demer. Ik weet het
nog goed.
Het was de eerste fietstocht in de zomer
langs de Demer.
Ik deed dat
om de grond te leren kennen.
De bodem waarop ik nog vaak mijn
voeten zou neerzetten. Hoe anders het
voelt als je een grens oversteekt
van brede rivieren en polderland.
Ik deed het ook omdat het een lauwe
zomeravond was en de lucht trilde
als jonge bloemen in de wind.
Ik trapte, trapte, trapte langs water
dat in een smalle stroom mij meenam,
naar wat ook, met wuivende rietpluimen
op de oevers, waterplanten, wilde struiken.
Koeien onder breed bladerdek van een
dikke boom keken mij achteloos aan
alsof ze geen verschil kenden.
Ik fietste langs de Demer. Omdat jij
mij dat vroeg.
Je vroeg op een warme zomeravond
of ik zin in fietsen had.
Ik zei: Ja. Graag. Ik fiets graag met jou
langs water en weilanden van dit dorp
omdat jij het bent met wie ik fiets.
Omdat jij het me vraagt.
Hannie Rouweler
VROUW VAN HET TAMME WATER
Men zag je baden in de Stiemerbeek, daarna
wist niemand waar je bleef. Het water hield de tijd
niet vast. Je dreef naar zee, zei men. Men loog.
Het water kwelde, voedde zich met beek en sloot.
Men zocht een uitweg voor verdriet, de zoete
liefde van het woord. Men dacht je dood. Men loog.
Je hield je aan het oeverriet, terwijl de wereld brandde.
Je dook toen jagers zich aan hun prooi verlustigden,
je groef als wortels om houvast.
Ik zoek je aan de kade van dit verruigde hooiland.
Ik roep je uit de humus van het moeras. Je blaast
van leven.
Wim van Til
Meer gedichten volgen…
‘De Demer’; Uitgeverij Demer; samenstelling Hannie Rouweler;
Prijs € 12,00; ISBN: 978-1-10288-8; NUR: 306
|