index

OPTREDEN IN DE VOORMALIGE SUIKERFABRIEK DE ZEELAND





Ter afsluiting van de dubbelexpositie Aha-Erlebnis, met werken van de schilder Jan Wessendorp en de beeldhouwer Marcel van Zijp, in het gerestaureerde complex De Zeeland, werd op zondag 7 juni een literaire middag georganiseerd.
Barney Agerbeek, Bert Bevers, Philippe Cailliau, Ewoud van Doorn en Albert Hagenaars lazen poëzie voor, Martin en Willemien Hoevenaars brachten een mimevoorstelling, Erick Kila ondervroeg de beide kunstenaars en Janno den Engelsman en Manon Zeeman brachten klassieke muziek met klavecimbel en altblokfluit.

Albert Hagenaars las o.a. de twee gedichten voor die hij bij het werk van Jan Wessendorp schreef plus de Indonesische vertaling die hij samen met Siti Wahyuningsih maakte van een gedicht van Jan Wessendorp zelf.





ATELIERBEZOEK

Voor Jan Wessendorp

De stad slaapt. Over de Oosterschelde, die nu een
oceaan zou willen zijn, waaien op jouw werkhuis
in het havenkwartier bittere geuren van vroeger aan.

Ik breek baan en zie je staan in het ondoor-
grondelijke blauw van een Javaanse nacht,
starend naar de lijnen van de lijven op je doek,

die heviger golven al, verstrengeld raken in kleur,
tussen natte vleugels hun geslacht ontvouwen
en dat verliezen om in elkaar over te kunnen gaan.

Spanning bouwt zich zienderogen op. Hier ont-
staat en vergaat, hier wordt zwijgend geboren en
gestorven, hier wordt overleden om te overleven.

Ik mis de kinderstem die haast onhoorbaar hoog
over de tijd zingt dat dit verschil nog geen naam
mocht hebben. Maar ik zie hem wel.




HART EN ZIEL

Bij het werk van Jan Wessendorp

“In den beginne was het woord.”
Het kwam heen en vermenigvuldigde zich.
Ze volgden eigen drang. Kenbaar als gave

drongen ze door tot binnen de kring.

Daar dreven ze ons naar namen
voor macht, fluisterend, schreeuwend,
ten bate van goden en wetenschap,

van kunst, liefde en oorlog.

We benoemden geboden en formules,
toon en kleur, lust en volledige wraak.
Geen spraak bleef zonder dwang, geen

antwoord zonder vraag naar belang.

We redeneerden ons wezenloos, ontvielen
elkaar, aanvaardden de oudere waarde:
het verloren verbond van wat woedt

in het bloed en wat tijdloos verinnigt.




KETAATAN

Darah bergelora
dalam irama gelap
dan akord akord memaksa,
mewajibkan untuk didengar
dan dipuaskan darah tidak
mengenal penundaan dan pengenduran.

Kembali sekarang, jin kecil
yang baik hati tanpa dosa,
saya membuatmu jinak dan menanggungmu.

Setelah lama bertempur dengan berat
akhirnya saya bisa memaksamu,
namun hubungan kita tetap
tidak biasa dan mengancam,
dalam semua nyanyianmu
masih gemerisik hasratmu yang resah.

Binatangku yang taat
saya sangat sedih sebab
diantara kita kaulah yang penuh naluri,
saya membawamu sampai
dalam perspektif yang kekal abadi.


Bovenstaand gedicht is van Jan Wessendorp.
De Nederlandse vertaling volgt.






Foto: Siti Wahyuningsih.







Philippe Cailliau. Foto: AH.






DE WEG DIE WIJ GAAN

Ter gelegenheid van de 75ste verjaardag van Jan Wessendorp.
Bij zijn schilderij “De weg die wij gaan”, 2008)


Hier heerst de vrucht, daar staat de navelstreng die kleine
mensen draagt. Zwaar wegen vragen op een moe getorste
spierbouwdoos, verbleekt een kleur. Waar vlees nog
zinderen kan, en niet alleen het vlees.
In hoofd, in ruimte en in beeldenstroom claimt leven woord en
standplaats voor een naam, een antwoord, een verbintenis.

De huidenmens heeft zich verbonden met zijn scherpe
periscoop: wat zich snel opensnijdt, wat ook behoedt
voor lek en leed, het instrument dat met vier ogen
zowat alles ziet wat niet ontsnappen mag: de zwarte bril
die door vermenigvuldiging de horizont ongrijpbaar maakt.

De schaar splijt eenzaamheid en heelt het centrum
van de mens, wijst raadsels aan die met waarom,
hoezo of waar vandaan beginnen.

Met sleutels worden bloem en pen ontsloten. En achter
hoofd en schouders schijnt een vormendiadeem. Een uitweg
voor de zondeval, verkend in kartelige, kleien spieren.

Door een web van draden valt het lijf niet uit elkaar,
geen hoeken komen los. Het vlees dat rekbaar vlees
geworden is, stelt hooggestemde eisen. Hoe beelden
vol geduld en vuur de dorst kunnen verhelpen, zo hoopvol
kunnen schildersogen zijn. Daar huist een man die staart
en zwijgt en zoekt: een man met al wat verre jaren.

Zo wordt de lucht gevuld met fijn alaam voor ieder uur:
een speen, een schroef, een kop, bril of palet.
De schilder heerst en wet zijn mes. Het is de schaar
die doorgeknipte draden knoopt, die gaten dicht.

De ademstreng. De navelpijp. De puzzelstukken zijn gelijnd
om strikt te passen in een mal, te vallen in een plooi
van vruchtbaarheid.

Van verf is voor de meester elke kleur wat helend wondvocht
is op strak verband. Het beven van de schildershand zal streek
na streek vervagen in gedreven koppigheid. Genezen worden
letsels door de onbetwiste schaduw van de Grote Schaar.
In vitro en bevrijd van alles zijn we toch verbonden met.

Wij snijden open, groeien toe, bijna weer toe, geheel
weer toe, als wij de navelstreng geworden zijn
van een gekruimelde geschiedenis over ontstaan,
ontfermen en verdwalen in.

De man zegt ons: wij gaan de weg. Dat is
de weg die wij verkennen,
die wij gaan


Philippe Cailliau





Optreden van MawiHodi. Onder deze naam opereren Martin Hoevenaars en Willemien van Dijke, die er de samensmelting van hun leven en werk mee tot uitdrukking willen brengen.
Willemien van Dijke legt zich al vanaf haar studie toe op het werken met natuurlijke en afgedankte materialen. Haar werk is een voortdurende zoektocht naar de melancholische schoonheid van het kleine en verstilde, het frèle en vergankelijke.
Martin volgde een studie fysiek acteur/performer in Antwerpen en werkt aan korte sferische bewegingsstukken die hij ‘mimiaturen’ noemt.
In hun samenwerking zoeken ze naar verbindingen van de beeldende en de bewegingskunst. Dit geeft het werk een theatrale impuls en biedt mime de mogelijkheid om essenties van beweging tastbaar te maken.
Foto: AH.








 





Foto: Jeroen van Hoek.







Bert Bevers. Foto: Siti Wahyuningsih.






Bert Bevers las het gedicht ‘Trompe-l’oeils voorbij’ dat hij speciaal voor de monografie van Jan Wessendorp schreef, die in 2007 ter gelegenheid van diens overzichtsexpositie in het stadhuis van Brugge verscheen. Hij las ook enkele gedichten over schilderijen zoals ‘De stervende Germanicus’.




TROMPE-L'OEILS VOORBIJ

Voor Jan Wessendorp

In jouw geboortestad dwarrelen
onder de bruggen nog fragmentjes

herinneringen door de tijd. Warm
was het er, en door de vijand snel bezet.

Onverbiddelijk ontwaren draag je al
je leven mee, in beslagen spiegels zelfs.

Hier tolt het binnenst, werp je angst
van je af in verzwegen zinnen, warme

tinten. Beelden van Mas naar Schelde,
tussen alles heen en weer. Doeken vol.

Kaders kunnen amper de spanning aan
van opdrogende drang. Spattende passie

vurig in ballingschap. Grauw is de lucht, en
als je zucht vormen jouw lippen de naam.




DE STERVENDE GERMANICUS

bij de schilderijen van heinrich füger en nicolas poussin

omgeven door getrouwen sterft germanicus.
men rouwt reeds voor de laatste adem
zijn huidig lichaam rust geeft. nog even

in het leven voelt hij zich daarom eenzamer
dan ooit. als capreae in de zee. hij denkt
aan sperwers over velden. zijn ogen tekenen wegen

in de lucht die wij nooit volgen kunnen







Ewoud van Doorn, behalve dichter ook de ceremoniemeester van de middag. Foto: AH.







ZONDER MIJN WOORDEN

Het is niet omdat
ik het ruisen van de bladeren,
niet omdat het veld zich in verten
en koren, boterbloem, kamille, madelief.

Niet omdat het water kalm sijpelt,
stroomt in rechte of kromme.
Lyrisch word ik echt niet
bij het horen van het gezang
van vogels die hun aria’s.

Ik raak niet van mijn stuk
door zuring, weidegras, brandnetel,
stoer eikenstam, witzilver berkenbast.

Het schuifelend grasvermalen van
koeien, die nieuwsgierig
naar mij staren, en ik hun blikken keer,
is niet mijn hoogste genot.

Meanderend wisselend landschap
is niet mijn diepste droom.

Het is dat dit alles beweegt
zonder mijn woorden.





Barney Agerbeek, net als Jan Wessendorp geboren in Soerabaya, las poëzie over Indonesië en ging met name in op de rol van de ‘njai.’ Foto: AH.








BLAUWE ZON

Voor njai Katinem

Daar staat hij met koude blik
bevelen uit te delen
Pas na de dag wijkt spanning
Slaapbroek, jenever en njai

Opslagloodsen fluisteren
tegen een blauwe zon
Hij droomt de inhoudsmaten
van koffie, thee en kardemom

Terig in Rotterdam slentert hij
langs vemen met verbleekte namen
leest Java Celebes Borneo
ziet kabels, pallets, kranen

Vindt
          een ladinglijst
          cijfers, leggers, balen

Ziet sjouwers aan voor koelies
          Djati, meranti en merbau
Getakeld uit roetsige ruimen

Snuift geuren op
          Foelie, peper en kaneel
          weemoed in steen

Op de kade wil hij
soebatten, snauwen en spotten
vluchtig pamor op de Nieuwe Maas
Zaaien, oogsten, onderhandelen

Hij stapt in laarzen over eerdere paden
loodst beelden binnen van veroverd land
van verre, zweverige mist
aan de voet van een langgerekt gebergte



Bovenstaand gedicht (fragment) staat in de bundel
‘Rood en wit met blauw’, In de Knipscheer, 2015.







V.l.n.r.: Marcel van Zijp, Erick Kila en Jan Wessendorp tijdens het interview dat Erick Kila beide kunstenaars afnam. Foto: AH.






Erick Kila ondervroeg de beide kunstenaars over hun werk en ambities. Hij schreef ook een artikel voor het blad Brabant Cultureel over de expositie.
Klik hier voor dat artikel.





Concert van Janno den Engelsman (klavecimbel) en Manon Zeeman (altblokfluit).







Sculptuur ‘So lose im Raume’ van Marcel van Zijp. Foto: AH.





Albert Hagenaars schreef een beschouwing over het werk van Marcel van Zijp in De Verborgen Hoek.
Klik hier voor dat artikel.





Foto: AH.







 







De Zeeland.





index