index

‘WITTE DONDERDAG 1955’ IN BOEK ‘HET EERSTE GEDICHT’


 


Op 25 april 2009 kondigde Chrétien Breukers op De Contrabas als volgt een nieuwe reeks aan: “Vandaag deel 1 van een nieuwe, 30-delige reeks: Het Eerste Gedicht. 30 keer (2 per week, op zaterdag en woensdag, te verschijnen) schrijf ik een stukje over evenzoveel openingsgedichten van min of meer recente dichtbundels. Recent wil zeggen: niet al te lang verschenen. Dus ik hou een flinke slag om de arm, van minimaal 2 jaar. Ik bespreek alleen de tekst van het gedicht, en maak geen gebruik van informatie uit de rest van de bundel of uit andere bronnen.”

Hij wijdde deel 1 aan het eerste gedicht van de bundel ‘laat[avond]taal’ van David Troch. Voor de 49e aflevering, verschenen op 19 april 2012 besteedde hij aandacht aan ‘Witte Donderdag 1955’, het openingsgedicht uit de bundel ‘Bloedkrans’ van Albert Hagenaars (zie hieronder).

In het voorjaar van 2013 verschenen veertig artikelen in het gelijknamige boek ‘Het eerste gedicht – Over het lezen van poëzie’. In licht gewijzigde versie vond hier ook zijn lezing van ‘Witte Donderdag 1955’ een plek in.

Op 16 april 2013 sloot Breukers de serie “lezingen” af: “Na 60 afleveringen is het, echter, tijd om met de reeks te stoppen. Het is nu tijd voor Mijn Canon. Toch wil ik de reeks nog een aflevering laten doorgaan, als ‘definitief’ einde (dat niet helemaal definitief is, want ik zet mijn rubriek voort in het blad Staalkaart. Dat doe ik met het eerste gedicht uit de bundel ‘Boemerang’ van Gerrit Komrij, over wiens werk en betekenis ik overigens ook drie beschouwingen opnam in mijn boek.”

 

HET EERSTE GEDICHT, NO. 49

Albert Hagenaars komt na jaren weer met een dichtbundel, ‘Bloedkrans’, een uitgave van In de Knipscheer. De uitgeverij meldt: "In het verhoopte midden van zijn leven gekomen, wilde Albert Hagenaars zich rekenschap geven van zowel zijn ervaringen als zijn poëtische ontwikkeling. In ‘Bloedkrans’ brengt hij opnieuw liefde, lust en dood samen in een weefsel van herinneringen, ontmoetingen met andere culturen en religieuze verwijzingen." Het eerste gedicht uit de bundel lijkt daar inderdaad bij aan te knopen:

 

WITTE DONDERDAG 1955

De oorlog was koud, de fall-out
van atoomproef HA boven de woestijn
van Nevada verwoei over dit beloofde land,

over de oceaan, het gehavende Engeland
waar een nerveuze Lord Eden Churchill verving,
over de Noordzee, stakingen, gemor over geld.

Nog dichterbij, in de woonkamer, in het zichtveld
van de boogschutter uit het Zevende Huis,
zwoegde de vroedvrouw, met harde handen

zoekend naar het raken van taal en teken,
het breken van het vruchtwater dat om negen uur
in bloeddoordrenkte lappen werd bereikt.

Rood wordt roder op wit, paars met Pasen.
Moeders verse wond gaf zin aan mijn mond,
openend op een wereld van dwarse woorden.

 

Wat is dit voor gedicht? Ik lees en herlees het en dring er maar langzaam in door, in deze wereld van klanken en gedragen, maar niet archaïsche regels. Ik dreig zelfs meteen in het begin al te verzanden in details, want het woord 'atoomproef' zou, denk ik, 'kernproef' moeten zijn; maar dan mis je een (in dit gedicht belangrijk) binnenrijm. Dus waarschijnlijk gebruikte de dichter het woord met opzet.

Het gedicht is rijk aan rijmklanken en alliteratie. De dichter van 'Witte Donderdag 1955' heeft zijn pen eens flink in de taal gedoopt en zet het doek in brede streken op. Tegelijkertijd onderbreekt hij het ritme voortdurend, zodat je nergens de kans krijgt in die klankrijkdom te gaan zwelgen. Het is een gedicht van zang en syncopen. Het staat strak in de maat en loopt soms toch even uit de pas. Ik vind dat prettig en het getuigt, denk ik, van vakmanschap. Mooi is de manier waarop Hagenaars de fall-out van die atoomproef laat drijven richting Bergen op Zoom, dat op die manier ook ná de oorlog (die net koud is, net voorbij, maar ook: net het stadium van de koude oorlog ingegaan) verbonden is met de grote geschiedenis, die van Amerika, Engeland en de communistische landen in het oosten van Europa. In twee strofes roept Hagenaars een voorbije geschiedenis op, en hij doet dat heel overtuigend.

Lord Eden heeft in dit verband een omineuze naam: het klinkt alsof Hagenaars het heeft over het Eden van de naoorlogse periode, de periode na Churchill, een Eden dat echter al door 'de bom' wordt overschaduwd, want iedereen wist sinds Hiroshima en Nagasaki waar die toe in staat was. Het Eden ligt aan de overzijde, richting Engeland (en Amerika), maar de vraag is of we dat in dit gedicht nog mee gaan maken. Meer dan waarschijnlijk niet.

In strofe 3 en 4 maakt Hagenaars ineens een flinke beweging richting de woonkamer van het geboortehuis (van de dichter zelf, neem ik, misschien al te gemakzuchtig, aan). Let wel: het is Witte Donderdag, we zijn op de dag dat het Laatste Avondmaal wordt herdacht, de dag voordat de Verlosser de kruisdood zal sterven. En we zijn in, ik doe mijn best om biografie en tekst niet te verwarren, maar dat lukt niet, Bergen op Zoom. Wat gebeurt daar precies, "in het zichtveld / van de boogschutter uit het Zevende Huis"? Of nee, er is een vraag die daaraan voorafgaat: wat is het Zevende Huis? Op Google vond ik een huis dat “Het Zevende Huis” heet (en dat terwijl ik van mezelf niets mag opzoeken, voor deze reeks). Van een boogschutter is in de omschrijving geen sprake. Astrologische kennis is mij geheel vreemd, dus het Zevende Huis in astrologische zin zou een optie zijn, maar ik weet niet welke.

We gaan terug, naar de woonkamer, die tijdelijk in gebruik is als kraamkamer, en vragen ons opnieuw af: Wat gebeurt daar precies, "in het zichtveld / van de boogschutter uit het Zevende Huis"? Daar: "zwoegde de vroedvrouw, met harde handen // zoekend naar het raken van taal en teken, / het breken van het vruchtwater dat om negen uur / in bloeddoordrenkte lappen werd bereikt."

Dit woordenspel met het Laatste Avondmaal, met die liturgische zin over "taal en teken" en het woord "breken", ze werken allemaal toe naar het bloed in de slotregel, het bloed dat hier niet wordt vergoten, maar overhandigd aan de moeder, samen met het nieuwe leven. Hagenaars vertelt een omgekeerd avondmaalsverhaal: niet over de naderende dood en het herdenken van het offer wordt hier verteld, maar over het nieuwe leven. En in feite verbindt dat het verhaal dat Hagenaars vertelt juist weer wél met dat van het Laatste Avondmaal, dat ook een verhaal van leven is (als ik het goed heb begrepen).

In de slotstrofe komt de offermetafoor wel aan bod. Daarin wordt het offer dat de moeder zich getroostte (met als resultaat een "verse wond") in verband gebracht met de taal die de dichter (later) zal aanwenden, zoals in het Laatste Avondmaal de liturgische taal wordt "uitgevonden". De geboorte geeft de baby hier letterlijk een taal, verbindt hem onmiddellijk met "een wereld van dwarse woorden".

Het is tekenend dat Hagenaars de geboorte hier beschrijft als het komen uit de moeder en meteen daarop al schrijft dat hij zich "op een wereld van dwarse woorden" opent. Het eerste dat de boreling ervaart is taal, een taal die bestaat uit "dwarse woorden", dus geen gemakkelijke, of meegaande taal. Een taal waarmee geworsteld dient te worden.

Het is een overvol gedicht, een gedicht dat bij iedere lezing aan kracht wint. Dat is, misschien, het nadeel van het soort poëzie die Hagenaars schrijft: zij is nadrukkelijk geschreven áls poëzie, uit taal, en gebruikt weer andere poëzie (en taal) als brandstof. Het is taal gestookt uit taal. Hagenaars is daarom vooral een dichter voor dichters die dat soort poëzie willen (en kunnen) lezen.

Chrétien Breukers; ‘Het eerste gedicht’; 152 pagina’s; Uitgeverij De Weideblik; 2013; ISBN: 978 90 77767 412; Prijs 19,95.

 

Een paar lezers stuurden een reactie op bovenstaand artikel:

Cornelis van der Wal schreef op 19 april 2012:

Is er een astroloog in de zaal? Jazeker! Witte donderdag 1955 viel op 7 April. Ik heb even snel een horoscoop gemaakt voor 9:00 des ochtends, te Bergen op Zoom. Inderdaad: Boogschutter valt in het zevende huis, oftewel de descendant. Op graad 22:26 om precies te zijn. Hagenaars kent dus zijn eigen horoscoop, en 'citeert' daaruit in dit gedicht.

Hier volgt een output van de horoscoop, het Zevende Huis vindt u geheel aan de rechterkant. http://www.wegmetderandstad.nl/wordpress/wp-content/uploads/2012/04/ahagenaars.jpg
Of dit alles belang heeft voor de interpretatie, is een geheel andere zaak...

 

Chrétien Breukers antwoordde nog diezelfde dag:

Maar toch is het een zeer goede aanvulling, waarvoor dank!

 

Jacques Santegu schreef op 20 april 2012:

Ik denk dat Albert Hagenaars zich in dit gedicht ook nadrukkelijk (letterlijk bijna) als een babyboomer wil presenteren. Ook het feit dat zijn initialen overeenkomen met de naam van de atoomproef lijkt me niet toevallig of lukraak neergepend hier.

 

 

index