ELDERS
BESPREEKT PELGRIMSGROND VAN ALBERT HAGENAARS
Door Ezra de Haan, 15 juli 2022
Pelgrimsgrond is een doordachte dichtbundel waarin niets
aan het toeval wordt overgelaten. Wie het oeuvre van
Albert Hagenaars kent, weet dat hij intens aan de
vervolmaking van zijn bundels werkt. Ieder gedicht is een
stukje van de legpuzzel die hij zijn lezers wil tonen.
Pelgrimsgrond is de meest passende titel die hij kon
kiezen voor de poëzie die hij de afgelopen jaren schreef.
Passender dan bijvoorbeeld de titel ‘Idolen’ die hij voor
de laatste afdeling van deze bundel koos. Het gaat immers
om een ware pelgrimage, een die hem over de hele wereld
deed reizen, maar dan wel een volgens de richtlijnen van
Hagenaars zelf. De sleutel daarbij is het motto van Matsuo
Kimera: Reizen naar schrijnen / die wachten op wie ze zelf
/ zal moeten vullen. De pelgrim Hagenaars kan het dus nu
niet bij één bezoekje laten, hij moet zich gaan verdiepen
in datgene wat of diegene die hij de laatste eer bewijst.
Ieder zintuig moet gebruikt worden en de eerste drie
afdelingen van deze bundel getuigen daarvan. ‘Te woord’.
‘Onder ogen’. ‘Tussen de oren’. De dichter verdiept zich
in de materie om vervolgens de woorden te vinden die
verklaren wat hem nu raakte en tot het schrijven van deze
gedichten dreef.

Met een deel van de gedichten in Pelgrimsgrond heeft
Hagenaars een nieuw genre geschapen. Het ligt in het
verlengde van het ZKV, het zeer korte verhaal, uitgevonden
door A.L. Snijders. Hagenaars voegt daar zijn ZKPB aan
toe, de zeer korte poëtische biografie. Zijn gedichten
over Baudelaire, Munch, Tsjaikovski, Achterberg, Satie en
Celan konden niet treffender zijn. Het zijn portretten die
gecomprimeerd levens samenvatten. Kenners van deze
dichters zullen ook direct hun stijl herkennen. Daarbij
gaan de gedichten verder dan een pastiche, en zijn ze
eerder een ode aan hen door het hergebruik van ‘hun’ taal.
Vanzelfsprekend kun je van deze poëmen genieten zonder
voorkennis, maar wie de levens van de dichters, schilders
en componisten kent over wie Hagenaars schrijft, zal met
nog meer genot op zijn strofen kauwen.
Neem de volgende regels waarin hij het einde van
Baudelaires navrante leven weergeeft. Geplaagd als deze
was door afasie en verlammingsverschijnselen. “Alles
nog weten, wensen te kunnen. Hij scherpte z’n zinnen aan
de krimpende ring van de spraak.” Of zijn gedicht
‘Genoegdoening’ over Gerrit Achterberg, de
dichter-moordenaar en zijn bizarre kijk op vrouwen: “Elke
vrouw een vóór in verdorde akker / De daad bij het
woord, al vroeg. / Het mes op de keel, een greep / in
hun strofe, elk geslacht een trofee.” En wellicht
het beste gedicht in de afdeling ‘Te woord’: ‘Onder
sneeuw’ over meester-dichter Paul Celan. “De woorden
verliezen warmte / en kleur, zetten zich schrap / op de
richel van de zegging, / schrappen dan elkaar / weg /
waar ze winnen aan belang.”
Met dezelfde intelligentie waarmee taal en leven van
dichters werden begrepen, behandelt Hagenaars werken van
schilders en componisten. Nu worden doeken en klanken
geďnterpreteerd en vormt de weerslag intrigerende poëzie
die je direct doet reikhalzen naar de kunst en de muziek
die hij beschreef. Het zijn vooral de woorden die
zeggingskracht geven aan de beelden die opdoemen. Bij Van
Gogh klinken bloedgeel, hoerengroen, graanrood,
kraaienblauw en hemelzwart. Bij Munch kiest hij voor
williger verf en meisjesangst. Bij Hopper voor: “Ze
zwijgen om aandacht in kantoren, bars, een theater.”
Ook de muziek herbergt weinig geheimen voor Hagenaars.
Componisten en hun leven worden direct en helder in
schitterende taal vertaald. Hoogtepunt in deze reeks is
‘Leidtoon’ dat over Eric Satie gaat. Want hoe beschrijf je
die heerlijk naar tonen tastende muziek? Hagenaars
verdicht het tot: “Met delen zonder verhaal gehelen
maken/ en met gehelen delen, in de branding/ waar zijn
zwakte zijn sterkte werd.”
Na de muziek volgt haast vanzelfsprekend de film in
‘Snijwerk’. Daarin krijgt ‘Tod in Venedig’ een ode, met
woorden die tonen dat Hagenaars daar was: “De stad
schilfert en vlekt van schoonheid.” Juist die
bewuste aanwezigheid, het ‘daar zijn geweest, het te
kennen’, levert de dichter de juiste woorden op. Hij
spiegelt de kunst, de cultuur, aan zijn eigen ervaring en
komt dan tot iets wat alleen hij kan produceren. Iets wat
wellicht het meest opvalt wanneer hij over
bedevaartsoorden schrijft. Wanneer je de heilige plekken
googelt die hij bezocht, spreken de woorden die hij daar
koos nóg meer tot je. Emei Shan blijkt een heilige Chinese
boeddhistische berg te zijn waar op een top een klooster
staat. Al lezende ervaar je Hagenaars’ ervaring: “Als
lotgenoten beklommen we / wat een eigen ervaring moest
worden,/ brandden wierook, bezwoeren begeerte / en
zwoegden in striemende regen, kou / en verhelderende
mist tot de Gouden Piek. / Verstrengeld staarden we naar
rossige wolken/ beneden, traag drijvend over de vallei/
van de Yangtze.”
Hagenaars sluit af met ‘Idolen’, de goden waaraan men niet
graag zijn vingers brandt. En ook dat te beschrijven wat
soms zelfs verboden is, gaat de dichter goed af. Voor ‘De
zijnde’, het gedicht over JHWH, liet hij het wit spreken.
Met weinig woorden, als de eerdergenoemde Celan,
beschrijft hij dat wat niet beschreven kan worden. Kali
krijgt een passend en uitbundig gedicht. Het geeft je het
gevoel dat de dichter zich tot haar aangetrokken voelt,
tot die nimf die in een bergbeek uitgroeide tot godin, die
zich gaf aan dansers, dichters, wijzen en dwazen die hun
dromen verzadigden.
Pelgrimsgrond bevat de neerslag van jarenlang reizen,
peinzen, verdiepen en verdichten. Het is een dichtbundel
die je tot eindeloos herlezen dwingt. Poëzie vormt daarbij
de inspiratie tot een intens beleefd leven.
‘PELGRIMSGROND’; Albert Hagenaars; In De
Knipscheer;Haarlem; 2022, 82 blz; € 18,50; ISBN:
978-94-93214-32-3
Ezra de Haan (pseudoniem van Peter de Rijk, 1957)
debuteerde met de novelle ‘Vonk’ (1996). In 1999
volgde ‘Kermis in de hel’, een korte roman. ‘Ik belde
mijn muze’ (2003) was zijn eerste dichtbundel. De
tweede, ‘Scheren zonder spiegel’, kwam uit in 2011.
Voor zijn in het Roemeens vertaalde poëzie ontving hij
de Premiul Naţional Tudor Arghezi. ‘Zoeken naar Slory’
(2014), een road novel die zich in Suriname afspeelt,
is zijn meest recente roman. In 2019 verscheen zijn
literaire reisverhalenbundel ‘De zwijguren’. Ezra de
Haan schreef en schrijft recensies voor o.a.
Literatuurplein, Antilliaans Dagblad en Caraďbisch
Uitzicht.
|