GEDICHT IN OPDRACHT
In het kader van stadsverfraaiing werd op 12 september 1915 in
Bergen op Zoom een fontein van siersmeedwerk opgesteld. Zij kreeg een
plek vóór de nieuwe kerk Sint-Joseph vlakbij het station. De fontein
zelf was gemaakt door de Bergse kunstsmid Janus Dingemans, die al een
decennium in Amsterdam woonde en werkte. De terrazzo basis met bekkens
werd vervaardigd door het bedrijf G. Santuz & R. D’Agnole. Om
plaats te maken voor een Heilig-Hartbeeld verhuisde de fontein in 1922
naar de huidige locatie op de rotonde van de Burgemeester
Stulemeijerlaan. Verloedering door achterstallig onderhoud maakte een
eerste restauratie noodzakelijk, die in 1972 z’n beslag kreeg. Al
twintig jaar later bleek een tweede opknapbeurt noodzakelijk. Ter
gelegenheid van deze derde onthulling was er een tentoonstelling over
leven en werk van Janus Dingemans in museum Het Markiezenhof.
Zo’n 25 jaar later vond alweer grondig herstel plaats, waarbij alle
pakweg 600 onderdelen, behalve van ijzer ook van brons en aluminium,
apart werden behandeld of opnieuw gemaakt. Voor deze vierde
ingebruikstelling van het rijksmonument geworden kunstwerk nodigde de
gemeente Albert Hagenaars uit om een passende tekst te schrijven. Hij
richtte zich vooral op de diermotieven die naar zijn mening nog te
weinig bekend zijn.
Op de ochtend van 15 april 2019 las hij na
een toespraak
(open de video) van Evert Weys, wethouder van o.a. economische zaken,
een voorwoord en zijn gedicht voor. De kleine groep genodigden van
restaurateurs, raadsleden en enkele andere direct betrokkenen kregen
een genummerd exemplaar van de eerste publicatie.
Evert Weys, wethouder van o.m.
economische zaken, benadrukte in zijn toespraak het belang
van cultuurhistorie voor de lokale economie. Foto: Siti
Wahyuningsih. |
VOORWOORD
Het is het
meestal een eer wanneer je uitgenodigd wordt om een
gedicht te schrijven. Ditmaal ging ik met extra
plezier aan de slag omdat ik de fontein die dadelijk
na een intensieve restauratie opnieuw in werking zal
worden gesteld al zo lang en dus ook al zo goed ken,
vanaf m’n vierde jaar om precies te zijn. Minstens
vier keer per dag liep ik er als kind van de nabije
Halsterseweg langs, eerst een paar jaar toen ik op de
kleuterschool zat, de Maria-school hier vlakbij, en
daarna op weg naar de jongensschool Sint-Aloysius aan
de Noordsingel, dus ook hier om de hoek. Bovendien was
ik zeker tien jaar ingeschreven bij turnvereniging BTV,
die lessen verzorgde in de gymzaal van
scholengemeenschap ‘t Rijks. Die zaal staat nog altijd
tegenover deze fontein, u kunt hem zien, dáár, achter
het geboomte.
Natuurlijk gingen m’n makkers en
ik vaak naar de fontein want niet alleen was het
lekker om wat te spetteren, maar ook, veel
belangrijker, ondergingen we de betovering van de
sprookjesbeesten op en bij het monument. De kikkers en
koppen van onbekende wezens spraken ons al aan maar
vooral, onontkoombaar, deden de draken met hun
grillige, wijd gespreide vleugels dat!
Ik
voelde dan ook spijt als er weer iets ontbrak. Zeker
de kikkers waren de klos. Ze werden gestolen of juist
veilig gesteld. Hoe dan ook verdwenen te veel
exemplaren. Het ergste was het wanneer het water
niet meer klaterde, bruiste, borrelde en omhoog spoot
maar de bak droog kwam te staan en dan al gauw
vervuilde.
En daarom ben ik blij dat de
fontein, even mooi als bij de eerste onthulling in
1915, en gelukkig ook weer in de oorspronkelijke
kleuren, die diverse generaties overigens nooit hebben
kunnen zien, vandaag opnieuw in vol ornaat tot de
verbeelding kan spreken!
Er zijn maar twee
neogotische fonteinen in Nederland. De andere, van de
hand van Pierre Cuijpers, staat op het Binnenhof. Maar
onze fontein, zowel in technisch als inhoudelijk
opzicht een meesterwerk van Janus Dingemans, is wat
mij betreft de mooiste. Waarom? Omdat die andere een
iets te groot beeld moet torsen, van graaf Willem II
van Holland, dat de waarde van de compositie
vermindert. Onze fontein reflecteert met de in haar
top uiteen rankende lelies en knoppen juist het gespat
en gespetter aan de basis, zij lijkt de materie op te
lossen, over te gaan in het aanhoudend lichtspel van
de luchten.
In mijn gedicht heb ik me vooral
willen richten op het verhalende karakter van de
fontein, op de sprookjesachtige motieven die iedereen
aan zullen spreken, en natuurlijk ook op het altijd
zelfde en toch steeds weer andere water, zonder welk
een fontein geen fontein mag worden genoemd.
Ik
zal nu het gedicht voorlezen.
|
|
DE DIERENFONTEIN
Geen geklater van steeds ditzelfde
en toch altijd
weer andere water
en geen parelspetterend licht
geven
in het nu en in het nu verdwijnende
later de verbeelding en levenskracht
weer van deze
vernieuwd gewijde vont
vol gevleugelde,
kwakende, knorrende,
piepende en spuitende beesten
voor wie, in hún beleven, niet ook
zichzelf als
fabeldier doorgrondt.
Tot slot wil
ik Cees Vanwesenbeeck danken voor zijn bemiddeling,
Tom van Eekelen voor zijn communicatie en informatie
en, last but not least, Johanna Jacobs voor haar
voortreffelijke essay over Janus Dingemans.
|
|
Het indrukken van de rode knop
zette de fontein in werking. Foto: Siti Wahyuningsih. |
Met Tom van Eekelen,
Projectleider Erfgoed, Afdeling Stedelijke Ontwikkeling. Foto:
Siti Wahyuningsih. |
BEKNOPTE INFORMATIE
OVER JANUS DINGEMANS
Janus Dingemans
Janus Dingemans (1874, Bergen op Zoom – 1941,
Amsterdam) was, zoals onderzoeker Johanna Jacobs in
haar lange artikel over hem aantoont, een veelzijdige
man. Hij was het eerste van acht kinderen van
meubelmaker Petrus Dingemans en Johanna Maria Steers.
Hij volgde lessen aan de Stadsteekenschool in zijn
geboortestad en ging in dezelfde plaats als ontwerper
aan de slag bij ijzergieterij Rogier-Nerincx-Richter.
Hij vond een beter betaalde baan in een
constructiewerkplaats in Tilburg en verhuisde met zijn
gezin naar Delft, waar hij actief was bij de firma
F.W. Braat, die zich specialiseerde in ornamentwerk.
Bij Braat maakte hij kennis met de architect Pierre
Cuijpers, die hem beïnvloedde op het gebied van
ambachtelijk werk. Bovendien kreeg Dingemans mede
dankzij Cuijpers de leiding over een smederij in
Amsterdam, waarvan hij in 1924 eigenaar werd.
Hij bekleedde verschillende maatschappelijk posities
zoals die van secretaris van de Commissie voor de
Vakopleiding van den R.K. Middenstandsbond, docent
Smidstekenen en Materialenkennis aan de R.K.
Avond-vakteekenschool in Amsterdam, en voorzitter van
de gemeenteraad voor de R.K. Raadsfractie, eveneens in
de hoofdstad. Daarnaast was hij een gedreven
publicist. Dé rode lijn in zijn inzichten was steeds
die van het belang van vooral praktisch gericht
onderwijs.
Werken die hij, al
dan niet samen met anderen, tot stand bracht betreffen
onder andere: sierhekken voor het Vondelpark, het
Koloniaal Instituut, de Boerhaavekliniek, de
Effectenbeurs en de Nederlandse tuin op de
Wereldtentoonstelling in Brussel; lichtmasten in
Amsterdam, Arnhem en Leiden; de weerhaan van de
Vondelkerk; lichtkronen voor diverse kerken in
Amsterdam en de Abdij in Middelburg; een koperen
preekstoel voor een kerk in Medan; hang- en sluitwerk
voor de kathedraal in Rangoon en kasteel De Haar in
Haarzuilen; en de grafkrans t.b.v. het monument van
prinses Maria van Oranje in Buren De fontein in
Bergen op Zoom eist in zijn oeuvre een speciale plaats
op.
Lees voor meer informatie het
artikel JANUS DINGEMANS van kunsthistoricus Johanna
Jacobs in tijdschrift De Waterschans, jrg. 32, nummer
1 2002 of open
deze link.
|
|
EERSTE POËZIE
De fontein werd eerder met poëzie bedacht. Al op 14 september
1915, twee dagen na de onthulling, verscheen een ironisch vers in ‘De
Avondster. Dagblad voor Nederland’. De maker was ene G. van
Bergen, waarschijnlijk een pseudoniem. Op de zwakke beelden van de
achtste strofe na, die ook nog eens overlapping kennen, is het
duidelijk van de hand van iemand die weet wat taalkneden inhoudt:
BIJ ONZE FONTEIN
“Een Zilveren regen uit ’t slanke fonteintje
verfrischte de wegen om ’t aardige pleintje.
Bij ’t Zomersche weertje wandelt men buiten.
Ook wil men een keertje zijn kunstgevoel uiten.
En ’t gotiesch fonteintje, dat moest ’t
ontgelden. “O, ’t is maar een kleintje”, Hoor ’k
dadelijk al schelden.
“Ik vind het te iel en
te smal” raaskalt eene, “Ik zag liever wielen
van Zilver”, smaalt gene.
“Daar moest ook een
draak op of vogel of fijne…” Maar ’k raad U,
“een draaitop”, dat’s leuker voor kleinen.
Och, och, hoor ze spotten, die monsters en puiten
met kibbelende zotten, die zien naar hun spuiten.
O kleinsteedsche menschen, bekrompen begrippen,
hoe kunnen die wenschen uw lippen ontglippen?
Want kan er reus in een luciferdoosje? of
past soms een prins in een klein nietig doosje?
Houdt op, dwaze dwergen in ’t land van het
Schoone. Gij kunt niemand tergen, Noch uw
oordeel verschoonen.
Laat thuis dus, venijnen,
dat ditje en datje; en wil niet verkleinen de
trotsch van uw stadje”.
1915
|
|
Een eerste reactie van de pers:
|