Al jarenlang onderzoekt de Vlaamse auteur Frank
De Vos in zijn digitaal te volgen project Publicité Fanée de werking van oude reclameteksten in het
stadsbeeld. Hij richt zich daarbij zowel op reclame die bijna verdwenen is
als op teksten die al verdwenen waren maar soms bij sloop weer vrijkwamen.
Hij nodigde achttien auteurs uit om zorgvuldig
geselecteerde foto’s van
diverse makers te voorzien van een poëtisch
commentaar voor de thematentoonstelling Met nog
een geeuw op steen
en vroeg ook Albert Hagenaars een
gedicht speciaal voor dit project te maken. Deze leverde de tekst ‘Gedeponeerd Verlangen’ aan, die zich baseert op een foto van
verweerde reclame voor Coca Cola in Antwerpen. De foto werd gemaakt door
Bert Bevers.
De
andere 17 dichters zijn (in alfabetische én Vlaemsche volgorde): Bert
Bevers, Marleen De Crée, Frank De Vos zelve, Richard Foqué, Peter
Holvoet-Hanssen, Hilde Keteleer, Pierre Magis, Hans Mellendijk, Annmarie
Sauer, Lucienne Stassaert, Bart Stouten, Marc Tritsmans, Hilde Van
Cauteren, Yerna Van Den Driessche, Ann Van Dessel, Rose Vandewalle, en Guy
Van Der Marlière.
De
foto’s werden gemaakt door: Bert Bevers, Danny Braem, Goddie Caubergh,
Hartmut De Maertelaere en Ron Scherpenisse.
Foto’s en teksten zijn te zien in Kasteel
Sorghvliedt, het voormalige zomerverblijf van vermogende Antwerpse
kooplieden in de voorstad Hoboken van 26 februari t/m 25 maart, elke
zaterdag en zondag van 13:00 uur tot 17:00 uur op het adres Marneflaan 3.
Het project wordt ingeleid met een ontbijt op
zondag 26 februari in Sorghvliedt, om 10:00 uur. Tijdens deze culinaire
vernissage zullen de musici Ludmila Tschakalova (clavecimbel) en Frank
Liegeois (viola da gamba) een optreden verzorgen. Ook zullen dan enkele
dichters hun bijdrage voor de microfoon brengen.
Ter gelegenheid van deze expositie verschijnt
tevens een gelijknamig boek met het werk van alle deelnemende fotografen
en dichters.
De organisatie is in handen van
het District en de Cultuurraad van Hoboken.

Foto: © Bert Bevers
GEDEPONEERD VERLANGEN
De gevel deels ontkleed
en de resterende losanges al losser
en losser in Vlaamse vlagen.
Nu geeft ook de
droomvrouw
met
opgetrokken wenkbrauwen
van destijds zich weer bloot.
De
drang naar haar drank ging teloor
maar de fles tussen rood gelakte
nagels raakte niet leeg. Nooit
zette
ze haar aangezette lippen
aan zijn hals want blijven lachen
moest ze, en onhoorbaar klokkend
lonken
naar onze grootvaders en vaders,
op de bakfiets of achter een kar,
in weer en wind van broeierige gedachten.
Zoals
ze mij iedere dag ondervraagt,
haar mond zich eindelijk sluit,
sprakeloos gulzig, en opent
en
sluit en zuigt totdat ik verglaas,
me met al die ontelbaar dode mannen
zo lang in hun ene voornemen
zo
kort in scherven brekend ontlaad. |

Tableau de la troupe.
Achterste rij v.l.n.r.: Lucienne Stassaert, Hilde Van Cauteren,
Peter Holvoet-Hanssen, Annmarie Sauer (half), Ann Van Dessel, Rose
Vandewalle (half), Yerna Van den Driessche, Frank De Vos en Pierre
Magis.
Voorste rij v.l.n.r.: Albert Hagenaars, Bert Bevers, Marleen De Crée,
Hans Mellendijk en Richard Foqué. Foto: © Geertje Hoefnagels |
VOORWOORD
Door initiatiefnemer Frank De Vos
Al
jaren reis ik naar mijn geliefde Languedoc. Het is het land van de
Katharen waar de Tramontane, een eeuwige Pyreneeënwind hortend en stotend
over de lege burchten zijn adem kucht. Tijdens de kruistochten tegen de
Albigenzen werden ze in de dertiende eeuw stevig bevochten. Doordenkt van
het mensenbloed werd de aarde hier decennia lang omgewoeld.
Met wilde tijm en klein
struikgewas omarmt deze streek zijn garigue. De
Romeinen waren hier uitdrukkelijk en planten de oneindige wijngaarden die
langs de Via Domita blijven duren. In deze streek met zijn ‘Montagnes
noires’ ligt de bedding van de troubadourlyriek, de eerste grote
literaire stroming in West Europa. In het accent van de autochtonen neuriën
de resten van de vergane ‘Langue d’oc’.
Pas in de lente van 2010 vielen mij de prachtige relicten van reclames op; vergane
schilderingen op muren in steden of langs de weg, de verf die zich met de
jaren meer en meer aan de muren onttrekt en onthecht van merken zoals Suze,
een Franse aperitief op basis van gember of Ça va seul waarmee ik mijn
schoenen poets. Ook in mijn vlakke thuisland kon ik er niet meer naast
kijken. Hier vinden we allerlei zaken terug die dateren van ver voor de
televisie.
Waarom
is deze beeldenreis zo fascinerend? Omdat de verwelkte reclames voor mij
een prachtige, krachtige metafoor zijn om de vergankelijkheid te duiden.
De onsterfelijkheid is niemand gegeven want hoe wankel is ons kleed. Hoe
fel en krachtig de dichter ook zijn isbnummers verzamelt, niets dan was
rest in deze stofwolk van as.
Ik
vroeg mij af hoe andere dichters met deze ‘publicités fanées’ zouden
omgaan. Het resultaat blinkt in deze bundel. Ab immo pectore, uit de grond
van mijn hart dank ik mijn zeventien dichtersvrienden om op mijn
uitnodiging te willen ingaan.
Annemie
Langmans, gedreven Districtschepen van Cultuur en haar ‘compagne de
route’, Vera Caremans, dank ik voor het mogelijk maken van dit project.
Het
enthousiasme van fotograaf Hartmut De Maertelaere werkt zoals altijd
aanstekelijk. Binnen de kortste tijd waren de foto’s voor deze uitgave
en de tentoonstelling bewerkt. Bert Bevers nam de correctie van deze
bundel op zich. Speciaal mijn dank voor zijn opmerkzame ogen en deze van
Geertje Hoefnagels, zijn charmante vrouw. Beiden bezorgden me vele
verwelkte reclames. Van de verwoede blogger Danny Braem ontving ik zijn
‘Solo’. Kunstenaar Ron Scherpenisse uit Bergen op Zoom was zo alert om
tijdens zijn vakantie in Frankrijk vele foto’s te nemen. En last but not
least een woord van dank voor de talrijke bijdragen van mijn geliefde
Goddie Caubergh.

© Danny Braem.

Bert Bevers. Foto: © Joep Eijkens.
|
|
UIT HET DAGBOEK VAN EEN GROOTVADER
Van
dinsdag 31 januari 1933
08:15
uur
Volgeladen
met verbeelding stapt een jongetje buiten.
Het heeft zijn hoofd nog vol met bomen van wol. Het
koestert hoge dromen over later. Ik weet dat, want ik
ben zijn vader. Hij praatte voor hij wegging honderduit.
Dat
hij in een klein cahier mooie namen heeft voor alle
kleindochters die hij mij gaat schenken. Dat hij schrijven
zal. Met alle woorden die hij van mij leerde, en nog heel
veel meer. Het gaat hem zeker lukken, mijn kleine heer.
Ter
bijstand heeft hij hulpwerkwoorden te over. Benieuwd
wat hij vandaag op school weer allemaal te weten komt.
10.15
uur
Het
is een fraaie koude dag. De hemel staat strak blauw.
Koffie gedronken. Post verwerkt. De gazetten gelezen.
Duitschland heeft sinds gisteren een nieuwe Rijkskanselier.
11.11
uur
Moeder
gebeld. Het gaat haar goed. Het graf van vader ligt
er verzorgd bij, verzekerde ze mij. Heilig gelooft ze in weerzien.
13.30
uur
Aan
de overkant zet een man een ladder tegen de muur.
Hij torst verf met zich mee tot vlak onder de nok, en forse
penselen. Avances maken ze naar de zijkant van het pand.
Alsof ze ons een boodschap willen laten kennen. Hoe lang
zal het duren voor wij die zien? Ik weet het niet. Het zal voor
morgen zijn, zeker. Nu moet ik naar Gent.
|

Meson
Chuchurumbache, San Isidro, Tenerife. © Goddie Caubergh.
|

Marleen De
Crée. Foto: © Jean
De Crée.
|
|
NEELTJE EN DOLORES
wat doe je, Neeltje, in
San Isidro, Tenerife
met je mezenkleuren op een muur
met je blote armen en je boezeroen,
met melklicht overgoten. toen
in het Delft van het Noorden
was het stil. een kannetje
en brood ergens op een middaguur.
een gebaar en weinig woorden.
tijd stond stil maar weefde lange
kabels door het leven,
spijkerde verlangen in je vel.
Neeltje en Dolores, Delft en San Isidro.
wie maakte verre reizen, hoorde
het sloppen van de zee, het schuim
over de schaduw van je blik en zon,
Neeltje, wit en fel. Dolores van het Zuiden.
iemand is haar nooit vergeten,
iemand riep haar naam, schakelde
het grootlicht aan in zijn gedachten,
in vlees en vuur en heviger gebaren
onder de hoekige lampen op een harde muur.
Chuchurumbache is een zucht doorheen
het zwarte vluchten van de kabels.
Meson is thuis. Dolores kan niet wachten,
de vlam is heet, het eten klaar.
Neeltje en Dolores, de tafel en het brood,
het witte kapje, stilte en stoom,
vis, vlees en schelpdieren. heel even
zijn daar weer de mezenkleuren,
zuidelijke dromen in een noordelijk tafereel.
|

© Goddie
Caubergh
|

Frank De Vos. Foto: ©
Goddie
Caubergh.
|
|
MET
NOG EEN GEEUW OP STEEN.
Al
noemt nu zich nu, het wet zich tot de dood
met
hunker als een zweer in een laatste opstoot
aan geduldige muren.
De
wind zette het geruis in bloei, dwingender
schudt hij aan hun langgerekte geeuw op steen,
aan hun kleuren als rijpe dieren voor de slacht.
Het
kijken naar hierna werd op smaak gebracht
en zal zich later noemen, genadeloos als een
lachbui op hun verlopen glans verstrooien.
|

Postkantoor van Rupelmonde.
©
Frank De Vos
|

Ann
Van Dessel. Foto: © Albert
Hagenaars.
|
|
BRIEVENBUS
zo
bleef iedereen haar noemen hoewel ze
op een kaartje na enkel nog in kranten deed
nooit was er nog een hand geschreven brief
die doelbewust bij haar naar binnen gleed
de
mailbox was de dief die eerst zakelijke
brieven stal en later ook het laken van de
bankuittreksels naar zich trok, daar kon de bus
mee leven, maar toen zelfs liefdesbrieven
digitaal
werden geschreven en geen jongeman,
geen vrouw nog schrijven wou met inktvingers
vol verlangen, een tong die op de bovenlip
een pointe draait en nat en traag de sluitflap aait
besloot
ze, met een gleuf vol nijd, bordeel te zijn
voor slakken die nog wel de slijmerige kunst
verstaan om te verleiden op papier en aldus
wordt in de slakkenbus voortaan elke krant
met
veel plezier aan flarden gevrijd
|

© Frank De Vos.
|

Richard
Foqué. Foto: © Albert
Hagenaars.
|
|
IN
DEN GROOTEN BAZAR
De
tijd kon toen nog alle kanten uit
de jaren onbezonnen
maanden niet geteld
in elke straat gegiechel
geknikker om de hoek
en
’s avonds in het portiek
gestolen kussen weemoed
die naar nacht verlangt
tot met schel geklingel
den bazar weer wakker werd.
De
wereld aan je voeten
uitgestald en uitgespreid
in schuiven kasten met zorg
geborgen op rekken gestapeld
kartonnen dozen uitgepakt
in
bruin papier gewikkeld
voor wat nikkel
kocht je er gouden dromen
koopwaar voor de kleine man
in den grooten bazar niet te schatten.
En
geen mens die kon raden
wat er niet voorhanden was
waar vandaan het elke dag
bleef komen en verloren
uitgeput aan zijn einde kwam.
De
naam is nog gebleven
kalligrafisch neergeschreven
op een sierlijk uithangbord
het schilfert en verkruimelt
het kan geen kant meer uit
verhalen
op een hoop geveegd
rommel van den bazar
waardeloos.
|

© Goddie Caubergh
|

Hilde Keteleer.
Foto: ©
|
|
ORVIL
De troubadourstaal overleeft,
las ik, dacht ik, voor de helft:
Orvil, en van wachten stil
stond ik op het balkon.
De zon kwam in mijn kamer
een eeuw geleden want
de luiken waren open
naast het verdwenen woord.
In mijn rug het smeedijzer
keek ik omhoog, mijn ogen
waren droog, de regenpijp gebroken,
het pleisterwerk almaar grijzer
dan de steen eronder.
Wat was er in Toulouse,
Boulevard de la Gare, waar
stond ik naar te staren?
Orvil, te tragisch mooi
voor schoenmaker of slager.
Ik liet mijn haren los, dacht
aan pijnheler, of dromenverkoper
en zag opeens hoe ongebroken
een beeld van langer kijken
kan worden.
Zelfs de luiken erboven
gingen nu moeiteloos open.
|

© Frank De Vos
|

Hans Mellendijk.
Foto: © Bart
Versteegh. Montage: Mark de Cock.
|
|
GEORGES DU PRÉ-DE TAEYE | CAPRIJKE
… O ja een zwak voor gemetselde
schuurtjes in de landerij verscholen.
Klein geknutsel met grote gevolgen:
Edison, Ford, Fokker en Steve Jobs.
‘’t Peerd steet in de wei’ völt mi-j te binnen.
’n Eerste zin in het Frans,’n taal dee mien
va ‘n piep löt roken. Jao, veural dat!
Maor neet in aldermeugende allibantteri-je.
Du Pré kreeg pas veel later gevoel en
klank toen Jacques om de hoek kwam kijken
dan schuurt niet meer taai de hand langs het oor
om uitspraak achterhoek in te wrijven.
Zuukmachines biesterbaant mi-j wieterweg
naor vermeend spionverhaal uut weltkrieg twee.
De grootste Hoax. Het Beste de mouw
op 'espeld. Dat dan weer wel, …
|

© Bert Bevers
|

Annmarie
Sauer. Foto: © Albert Hagenaars
|
|
HET VERBLEEKTE WERVEN
Het
verbleekte werven
bracht woorden
zo weer verloren
kleur van kopergoud
grote rode blikken
de koffie brandde er
wat was
bracht weemoed om de geur
die om mijn grootmoeder hing
heel
soms mocht ik mee
moest stil en rustig spelen
en leren
hoe men dacht
rijkdom te verdelen
ik verblijdde mijn ogen aan de weelde
van koper, rood en schitterend glas
en keek zwijgend toe
hoe zij het koper poetste
de
rekken en het rood
gemis en
verbleekte beelden
|

©
Frank De Vos.
|

Luciene
Stassaert. Foto: © Albert
Hagenaars
|
|
*
Terwijl de tijd uit het gesteente poft
waarop verval valt af te lezen
kropt het grijs van vroeger jaren zich op –
Wat ooit als sneeuw van letters gleed
betekent al niets anders meer
dan het verleden staat hier stil –
Zo aflijvig als een mens
in zijn geraamte overblijft
is er nog slechts de rest
van een smeerstatie te zien
en zelfs een windvlaag brengt enkel
schaduwen achter slot teweeg
nu de tijd die muurkanker aftast
met de hand van een blindeman.
|
Perfumeria,
Santa Cruz de Tenerife. © Goddie Caubergh
|

Yerna
Van Den Driessche. Foto: © Hector
De Cock
|
|
GEURMEISJES
je
ruikt ze graag fris
in de ochtendmetro, in bus
en tramhokjes, vlagen opgewekte
noordenwind en diepzeegroen
je
ziet ze graag discreet
opgemaakt, in stroperig zonlicht,
op een blinde gevel maar niet
met littekens van een verre oorlog
toch
blijf je kijken
naar de ravage van geuren
opgelost in glazuur van steen
houden ze een belofte in
|

© Bert Bevers.
|

Rose
Vandewalle. Foto: © Albert Hagenaars.
|
|
*
Zwart
op wit: van de Frankfurter Allgemeine tot El Pais,
het volk wil niet meer. Los Indignados trekken van dorp tot
dorp,
van stad naar stad. In graffiti laten ze hun grieven, hun credo
achter als veelvoudige uitroeptekens: Otro mundo es posible.
Hun
verzet is een vonk die landenwijd aanslaat, een mond aan
mond
bericht in aanzwellende golven. Mensen van allerlei slag
vinden elkaar op pleinen en straten, zonder Structuur en
hoera!
zonder Leiders. Nosotros somos el futuro en Noles votes.
Van
Brussel tot Madrid: het zijn dezelfde kreten die telkens
weerkeren.
‘We willen niet meer’ of ‘We willen juist wel’. ‘We
willen dat de kranten volstaan
van wat ons aanbelangt’ en ‘Over de verhoging van onze lonen
willen we lezen.’
Hun stemmen bloeden op spandoeken, op afbladderende muren.
Niet
over oorlog die haat als spervuur verspreidt, niet over miserie of
over wat mensen klein houdt, niet over armoede tenzij deze aan de
kaart
wordt gesteld maar over wat een volk samenhoudt, over de liefde
willen ze lezen.
Van Hoboken tot Ledeberg: het is niet in maar aan de rand dat het
gebeurt,
in
de buurt van de Aldi, aan het tramhokje of de kiosk. Hier huilen
de muren
luider: all cops are bastards en fashos buiten, afgewisseld met
hartbrekende berichten zoals Leo Provo gestorven door armoede
en ‘k Zien a gèren. De voorstad broeit.
|

|

Peter
Holvoet-Hanssen. Foto: © Albert Hagenaars.
|
|
HET
EINDE VAN DE STRAAT
ook
de straat waar ik speelde liep dood maar vader zit nog
steeds in een film noir of op die parkbank bij de vijver
’s nachts doet hij de honden blaffen wijl mijn moeder immer
druk in de weer Heilige Antonius helpt bij de
zieke levers zwarte
longen die door de schouw vliegen
in de gravenzee verdrinken
op
zoek naar jouw moeder
waar geen schijn is of bedrog geen opgehaalde neus of
oogkleppen zie ik in stilstand iets bewegen – ze wuift
in
het deurgat zingt een wiegelied staat met een kom vol
wijsheid klaar voor speleman en kind dan naar de keuken
waar de tijd geen rozen baarde maar het lekkerste maal
ze leest je de les of doet perfect een treurwilg na tot
in de eeuwigheid – zo lang krijg je haar niet aan de lijn
houvast kwijt in de verzonken mijngangen van de tijd
woont
een ander in het huis de velden volgebouwd kom
mee naar Dodenstad waar helemaal ten einde alles
onveranderd bloeit en schrijnt – een prikkende paardendeken
Een plaatsje waar ik sterven kan.
|


De Bode, 26
februari 2012 |
 
BoZinbeeld.
februari 2012. Foto: © Pak Suyoto. |

BN/De Stem,
25 februari 2012 |


|
Met Bert Bevers voor
diens foto waar de tekst 'Gedeponeerd Verlangen' bij geschreven
werd. Foto: Siti Wahyuningsih. |
|