index

VISION OF A VIEW, PART TWO  (Pagina in bewerking)


Keramiste Thea Kanters en schilder/dichter Marije Kos exposeerden in mei 2012 in cultuurcentrum De Steenfabriek in Gilze. Hun tentoonstelling sloot aan op een eerder gezamenlijk uitgevoerd project in Notre Dame des Arts te Ubbergen en heet daarom ‘Vision of a View, part two’.
De kunsthistorica Johanna Jacobs, voorheen o.a. conservator van het Breda's Museum, verrichtte de inleiding.

Voor de opening op zondag 6 mei werd Albert Hagenaars uitgenodigd om een gastoptreden te verzorgen. De andere dichters die optraden waren: Marije Kos zelf, Kees van Meel (de voormalige stadsdichter van Breda) en Adriaen Willemsz. Bovendien leverde Deborah Jacobs een muzikaal-poëtische bijdrage.

 

 

VISION OF A VIEW

Marije Kos en Thea Kanters laten zich inspireren door de natuur en ontdekten enkele jaren geleden dat er in de uitwerking van hun ideeën raakvlakken waren. Hoewel beiden werkzaam zijn in een andere discipline - keramiek en schilderen - zijn de vormen vaak verwant. Allebei gaan ze uit van natuurlijke vormen, die door kleine ingrepen een ander aanzien krijgen.
Af en toe leek het zelfs alsof de objecten van Kanters uit de schilderijen van Kos waren gestapt, maar het ging met name om de gemeenschappelijke, enigszins ‘magische sfeer’. Regelmatig nemen ze kennis van elkaars nieuwe werk en alhoewel er zeker sprake is van individuele ontwikkelingen, ontdekken ze steeds weer verbanden. Bij Kanters ontstaan onwerkelijke groeisels met soms grillige details. Ze zouden zo om ons heen kunnen groeien, maar eigenlijk ook weer niet, toch niet hier op deze planeet. In de schilderijen van Kos worden de natuurlijke vormen ook onwerkelijk: bomen, vogels, water, lucht krijgen vervreemdende kleuren en hebben een sfeer die niet van deze tijd of deze planeet lijkt. Door de werken van beide kunstenaars samen te voegen ontstaat een verrassende, stille, geheimzinnige wereld, die echter wel duidelijk verwant is aan de voor ons zichtbare natuur.

 

Drs. Johanna Jacobs tijdens haar inleiding. Foto: Ton Grotens. Klik hier voor de tekst.

 

 


Marije Kos. Foto: Albert Hagenaars.

GROENE VINGERS  

er is veel schaduw want
de hemel wordt ingenomen 
door een leger vogels
zwarte natuurlijk

de donkere bodem delft 
het onderspit en groene vingers 
steken uit de aarde
tegen beter weten in

ze grijpen in de lucht
ze woelen in de grond

veel woorden in een 
jachtige gedachtenwereld
maken overuren


 

 

 


Albert Hagenaars. Foto: Siti Wahyuningsih.

 

 

DE LOOFKUILEN

Vader maait, rooit en snoeit.
Vanuit de kersenboom volg ik wat hij doet,
zoals ik hem en zijn oude vrienden afluister
wanneer ze lachen om ziekte en honger,

de bombardementen in die laatste maanden.

Het grote duistere land is een wereld ver
maar dan, één keer per jaar, te dichtbij.
De strijd lijkt gestreden. Hij rijft het loof
tot een stapel bijeen, laadt de kruiwagen,

vult de kuil tot boven de rand en knielt.

Valavond. De vlammen schieten
zuchtend omhoog. In hun schijnsel
staart hij eindelijk naar mij en glimlacht,
mooi als een filmster maar ook vermoeid

van veel meer dan deze donkere zondag.

Geregeld nog daal ik af in zijn kuilen
maar vind nooit iets anders dan bevelen
in de taal die ik verwoed zou leren
teneinde de zoetste woorden te vinden

om hem uit zijn zwijgen te ontwinden.

 

 


Adriaen Willemsz. Foto Albert Hagenaars.

 

 


Kees van Meel. Foto: Albert Hagenaars.

Hier komt een gedicht.

 

 

 

 

Marije Kos: “Mijn inspiratiebronnen zijn de natuurlijke fenomenen, de aardse krachten, in combinatie met de mystiek waarmee deze werden omgeven en het respect dat er ooit voor bestond. Nabootsing van de zichtbare werkelijkheid is voor mij als schilder niet zo interessant. Ik kan niet om de zichtbare werkelijkheid heen: deze vormt een uitgangspunt. Mijn werk wordt gekenmerkt door krachtige vormen. De geschilderde huid vormt een landschap op zich, door enerzijds gladde, flinterdunne en transparante lagen en anderzijds door grovere structuren, en pasteuze lagen opgebracht met paletmes. Gedurende het werkproces ontstaan er ‘mindscapes’, landschappen met eigen vormen, kleuren en tekens, een ongeziene wereld. Althans, ongezien als totaalbeeld, want in detail valt er veel te herkennen in het uiteindelijk resultaat: bomen, bergen, struiken, de horizon en heel af en toe de suggestie, een vermoeden van menselijke aanwezigheid. Mijn schilderijen zijn als fragmenten van een stille en wonderlijke kant van de aarde. Ze tonen een wereld waar menselijke aanwezigheid overbodig lijkt, zelfs een storende factor zou zijn. De beschouwer kan luchten, water, land, vegetatie ontdekken, als symbolen en metaforen, als tekens in een ongekend landschap.   Mijn stille wereld vormt ook een geluidloze aanklacht, want er is meer dan het oog in eerste instantie registreert. Het werk heeft niet alleen in materiële, maar ook in inhoudelijke zin, meerdere lagen. In het land van de stilte heeft de boom in de loop der jaren een speciale betekenis gekregen als ge(lit)tekende overlever of slachtoffer van menselijk ingrijpen in de natuur over de hele aardbol”.

 

Thea Kanters: “Mijn onuitputtelijke inspiratiebron is de natuur, met bomen, planten, vrucht- en schelpvormen. Hun structuren, details en contrasten prikkelen mijn fantasie, hetgeen leidt tot mijn eigen vormentaal, tot de schepping van een geheel eigen wereld. Al schetsend ontstaat een idee op papier, om vervolgens in klei een ruimtelijke gestalte te krijgen. In dit ontwikkelingsproces groeien ook ideeën over glazuren en details. Mijn vormen zijn organisch, vaak een beetje grillig; doen soms denken aan onderwatervegetatie. Of zijn ze misschien juist onaards, misschien vegetatie van een andere planeet? Of onwerkelijk als uit een verre toekomst? Ze veroorzaken vaak verwondering bij de beschouwer en ik hoop dat ze ook ogen openen voor de schoonheid die er op deze wereld nog steeds te vinden is. Tevens sla ik een brug naar de toekomst: als mens zijn wij in staat om door onze handelingen de aarde te vervormen, te herscheppen. Dat is eigenlijk wat ik met mijn werk ook doe, als het ware op minischaal: ik herschep aarde, maar wel in positieve zin: hierbij voert respect voor de natuur de boventoon. Het lijkt weliswaar op een droomwereld, maar ik hoop met mijn beelden tevens te laten zien dat de mensheid ook tegenwicht, een andere richting kan geven aan de bekende negatieve spiraal van aardse ontwikkelingen, zodat onze aardbol ook voor volgende generaties nog goed toeven zal zijn”.

 

 

 

 

 

 

 

Deborah Jacobs

 

INLEIDING DOOR KUNSTHISTORICA JOHANNA JACOBS

 

Geachte aanwezigen,

Iedereen speelt meerdere rollen in het leven en elk proces heeft zijn eigen gelaagdheden. Daaraan moest ik denken toen ik vrijdagmiddag deze tentoonstelling in voorbereiding bezocht. Marije Kos en Thea Kanters waren volop bezig met de laatste loodjes van de inrichting. Zij zijn de beeldend kunstenaars en verantwoordelijk voor deze expositie. Ik ben de openeur en heb mijn eigen rol te vervullen. U bent de toeschouwers en de beoordelaars.Wij behoren tot verschillende cirkels rond de hoofdrolspelers. Er zijn heel dichte cirkels: familie en vrienden, wat verder afstaande cirkels  van professionele met de kunst te maken hebbende personen en er zijn grote cirkels daaromheen van mensen die deze tentoonstelling op aankondiging en vanuit een algemene interesse bezoeken.

Sommige cirkels lopen in elkaar over. Zo ken ik Marije al zo’n 25 jaar: zij hoort tot hetzelfde studiejaar kunstgeschiedenis in Nijmegen. Zij is als beeldend kunstenaar en dichter aan de slag gegaan, ik als museumconservator. 18,5 jaar heb ik in die hoedanigheid in Bergen op Zoom gewerkt en ken uit dat circuit de dichter Albert Hagenaars die eveneens in de cirkel van Marije thuishoort. Wij ontmoeten elkaar hier weer. Ook Koos Tuitjer, voormalig journalist van De Gelderlander en later redacteur van onder meer Brabant Cultureel, ken ik al jarenlang. Ook hij zit in de cirkel van Marije en Thea en is vandaag aanwezig. Het menselijk functioneren is een boeiend bedrijf vooral als je het in abstracte vorm als het ware van bovenaf bekijkt. Het is vergelijkbaar met een wateroppervlak waarop kringen door vallende regendruppels ontstaan en die door een beweging van buitenaf in beweging raken en in elkaar overvloeien.

Thea en Marije hebben een zeer nauwe cirkel. Hun samenwerking als schilder, dichter en beeldhouwer duurt nu al elf jaar. Kunstenaars die vruchtbaar en vreedzaam samenwerken en dat gedurende meer dan een decennium, zijn zeldzaam. Jammer genoeg heerst er nogal wat kinnesinne in de kunstenaarswereld. Wanneer er echter samenwerkingsverbanden ontstaan dan is het resultaat vaak verrassend en vormt een meerwaarde voor de ontwikkeling van hen beiden en voor de totstandkoming van exposities. Twee verschillende disciplines, twee verschillende psyches gaan een creatief proces aan dat juist door die verschillen elkaar scherp houdt, zaken ter discussie stelt, grenzen overschrijdt en waarbij het eindproduct het resultaat is van een proces, een uiteenzetting, een confrontatie. En zoals vaak wordt gesteld: door wrijving ontstaan glans en schittering.

En dan is er nog een andere, belangrijke factor: de ruimte. Je kunt stellen dat kunstwerken voor zich spreken en dat is natuurlijk ook zo. Maar net zo goed dat mensen beter spreken en functioneren wanneer zij goed in hun vel zitten, geldt dat ook voor kunstwerken. Een schilderij geplaatst tegen een donker of te klein oppervlak spreekt minder. Beelden die qua volume niet passen in een ruimte spreken minder. Een niet passende locatie doet geen recht aan de kunstwerken en deze komen letterlijk minder tot hun recht.

Een ander opmerkelijk aspect van de ruimte is dat kunstwerken op een bepaalde locatie anders spreken. Deze tentoonstelling in de Steenfabriek is de laatste van een tweeluik ‘Vision of a View’. De titel is erg toepasselijk. Deel een vond plaats in de kloosterkapel van het voormalige klooster en meisjesinternaat Notre Dames des Anges in Ubbergen. Dit eerste deel was prachtig maar ademde een totaal andere sfeer die het best te omschrijven is met ‘sacraal’. De verfijnde kapel met marmer, ingelegde marmerpatronen, terrazzo en glas-lood-ramen en dat alles in een buitengewoon fragiele opgaande neo-gotische architectuur, straalde af op het werk, verleende het werk een bovennatuurlijke glans. Het meest duidelijk is dit met de installatie van een boomachtige figuur het geval. In roodbruine tinten vervaardigt Marije een werk waarin de hele lijdens- en stervenscyclus lijkt te zijn samengevat. Het werk krijgt een uitbreiding in de vorm van boomstronkachtige keramieken met takachtige uitstulpingen in dezelfde rood-bruin-zwarte tinten geplaatst op een ondergrond met daarop een gedicht. Deze installatie stond in Ubbergen op het altaar waardoor de iconische waarde van het schilderij sterk benadrukt werd: het werd de icoon van het lijden en sterven van Christus. Hier, geplaatst in een industriële context wordt die sacrale sfeer ontkracht en krijgt het een meer algemene betekenis van lijden.

Deze voormalige Steenfabriek is een grote robuuste ruimte waarbij het contact met de buitenwereld door de enorme raampartijen in stand wordt gehouden. De forse schilderijen en beelden van Marije en Thea kunnen deze robuustheid en ruimte met gemak pareren. Sterker nog: locatie en kunstwerken versterken elkaar op een buitengewoon positieve manier. Er is dan ook een schitterende tentoonstelling ontstaan waar veel te zien is en te beleven valt.

Op de begane grond is het recente werk van beiden te zien terwijl op de eerste verdieping een overzicht van hun samenwerking van de laatste elf jaar wordt getoond. Van die samenwerking getuigen de foto’s van exposities die zij samen hielden en inrichtten. Veel werk is echter inmiddels verkocht. Met name de grote bizar ogende en zeer intrigerende beelden van Thea uit de beginperiode hebben hun weg naar liefhebbers gevonden.

Wanneer je de werken op de eerste verdieping vergelijkt met die op de begane grond dan zijn er nogal wat opmerkelijke verschillen. En dat is mooi. Kunstenaars maken een ontwikkeling door. Recent vervaardigd werk is studiemateriaal, opstap en leerproces voor nieuw werk, een vervolg of verdieping van dit werk of een aanzet tot een nieuwe richting. Dit houdt in dat er wel degelijk herkenbare elementen in het werk aanwezig zijn die ze markeren als  ‘een echte Kos’ en ‘een echte Kanters’. Deze constatering bevestigt het hierboven gezegde dat het werk een proces, een ontwikkeling is. Wat goed is, wordt behouden, wat verwerkt is maakt een vervolgontwikkeling door. Herkenbare elementen boven zijn wat Kos betreft de bomen en wat Kanters betreft de bijna tastbaar en levend aandoende zeedier- of plantachtige keramieken. Afwijkend zijn de schilderijen waarin de tinten blauw overheersen: er is een tweeluik waarvan het samenhoren wordt geaccentueerd door een trapladder die beide met elkaar verbindt. Ook op een ander schilderij komt die touw- of trapladder voor als een soort vluchtweg.

Drie onderdelen van de bovenverdieping laten op een schitterende manier de interactie tussen schilderijen en beelden zien. Boven aan de trap links hangen schilderijen geïnspireerd door het indrukwekkende landschap van IJsland. De talrijke meren die vaak borrelen en bruisen en waaruit geisers omhoog stuwen, de uitgestrekte berkenbossen. Dit alles ademt de sfeer van een oerlandschap waar de oorspronkelijke leegte en ongereptheid navoelbaar zijn. Een landschap onberoerd door de mensenhand, een thema dat bij Kos door het hele werk speelt en waarop ik nog terug zal komen. Maar voor de schilderijen staan twee werken van Kanters. Een ijsblauwe bol waaruit bellen komen, regelrecht afkomstig uit de meren op het doek. Maar ook een wortelachtig, grillig beeld dat het vulkanisch gesteente lijkt te symboliseren.

Een andere schitterende interactie tussen beide disciplines bevindt zich aan de linkerzijde van de bovenzaal. Zwarte bomen, letterlijk bloederig afgetopt, steken af tegen een rood laaiende achtergrond. Het einde der tijden lijkt nabij. Het schilderij krijgt een voortzetting in de stammetjes met bloederige zaagvlakken ervoor.

Een intrigerende interactie vormen schilderij en keramisch beeld aan de rechterzijde van de kopse kant. Tussen de zwarte bomen  van een bos loopt een dik groen spoor dat rechtsonder eindigt in een donkere vorm. Allerlei associaties komen op: een voorover gevallen blinde met zijn stok, een gevallen jager met zijn geweer. Maar de afbeelding is niet eenduidig. En daar links van stapt een krachtig wandelend figuur met zwiepende benen die eindigen in grote forse rondingen. Roept het schilderij eerder zwakte en weerloosheid op, het beeld straalt kracht en vooruitgang uit. Dit samengaan van twee disciplines vormt geen aanvulling of versterking maar een tegenstelling. Op deze begane grond is het recente werk van beide kunstenaars te zien.

Toen ik ter voorbereiding op deze opening een atelierbezoek aan Marije Kos bracht, stond een zin op de muur geschreven. “I fell in love with the burden”. Deze zin was haar tijdens een bezoek aan Amerika opgevallen. Radicaal stelt zij: zonder last, zonder belasting is er voor mij geen inspiratie tot het maken van schilderijen en gedichten mogelijk.. Zelf heb ik een aantal jaren geleden aan Nederlandse politieke tekenaars dezelfde vraag gesteld: zouden zij nog wel politieke spotprenten kunnen tekenen wanneer Nederland en de wereld een paradijs zouden zijn. Het antwoord was duidelijk: dat gaat niet. Geluk kun je pas ervaren door het ongeluk, door de last, de belasting. Slechte omstandigheden werken als de hierboven verkregen glans en schittering. Doordat het tegendeel van geluk bestaat, besef je wat geluk is. Maar terwijl de ‘burden’ bij Marije niet persoonlijk wordt opgevat, geldt dat voor Thea wel. Marije ervaart de last en de belasting door datgene wat mensen aanrichten op deze wereld: de ingrepen in de natuur die tot onherstelbaar verlies lijden en buitengewoon schadelijk zijn nu en vooral in de toekomst. Thea ziet vooral de ‘burden’ in wat mensen overkomt, wat mensen tijdens hun leven moeten meemaken en doorleven. Door deze twee visies is in feite het begrip ‘burden’ volledig gedekt. Alle aspecten van dit veel gelaagde woord komen in hun samenwerking naar voren.

Zijn de eerdere boomlandschappen van Kos nog herbergzaam, zie boven bijvoorbeeld een weliswaar kale boom die als een molen zonder wieken tegen een ijskoud blauwe achtergrond staat, hier op de benedenverdieping zijn zij ongenaakbaar, soms zelfs angstaanjagend. Bladerloos en afgeknot staan zij in landschappen die alleen maar als ‘oer’ gekarakteriseerd kunnen worden. Elke vorm van zoogdierleven ontbreekt. Prehistorische grassen en moerassen omgeven deze knoesten en knarren. Soms zijn de luchten dreigend en doods, dan weer zien we een weerspiegeling van een ondergaande zon. Het zijn niet door mensen te betreden landschappen, zij hebben een mens-afwerende kracht. Eigenlijk karakteriseert een Duits woord de sfeer het best: öde. De keramieken van Kanters hebben een eigen dynamiek en werkingskracht maar ook hier zijn de eerste associaties ‘oer’ en  ‘prehistorisch’. Maar ook zij hebben een afwerend karakter: zij zijn niet aaibaar of lieflijk. Door de volstrekt eigen vormentaal kunnen zij niet gerelateerd worden aan bekende voorbeelden waardoor de vervreemding versterkt wordt.

Bij beide kunstenaars is duidelijk dat hun werken niet letterlijk op te vatten zijn. De landschappen van Kos zijn psychische gesteldheden, een weerspiegeling van haar geestelijke houding ten opzichte van het destructieve gedrag van mensen richting natuurlijke omgeving. De bomen en landschappen lijken de mensheid aan te klagen. De grote rotsachtige werken van Kanters zetten deze aanklacht kracht bij.

Specifiek inspelend op deze ruimte is een perspex-gedichtenlint gemaakt dat van binnen via buiten weer naar binnen komt. Een andere installatie is ook speciaal gemaakt om het contact tussen binnen en buiten te benadrukken: aan de overkant is het gras altijd groener. Via een beeld van Kanters kun je enerzijds naar het groene grasveld buiten kijken en anderzijds naar een drieluik van Kos dat grazige groene vlakten weergeeft. Het is mooi dat zij beiden de mogelijkheden van deze ruimte hebben uitgebuit:

Ik wil besluiten met de constatering dat de werken voor zich spreken. De samenwerking van Kanters en Kos heeft zich in deze Steenfabriek uitgekristalliseerd tot een schitterend geheel. Tegenover de ingang zijn schilderijen met tussenramen gemonteerd en ervoor, op de grond, liggen omgekrulde, afgevallen bladeren die door middel van een lintgedicht worden verbonden. Dit gedicht vormt een sleutel naar de achtergrond van deze expositie: “de boom. Ik sta daar maar, ben iemand. Daar waar ik sta lijk ik niet te zijn. De stilte kruipt geluidloos rond. Stem gaf geen geluid toen ik omkeek. Ik kijk achterom en voel me opeens bekeken. Het pad. Het kronkelend pad ging alsmaar door en door… tot daar… daar hield het op. Ooit is daar iets verder gegaan. Ik voelde het toen ik er stond.”

Ik wil Marije en Thea van harte feliciteren met deze schitterende tentoonstelling waarin heel veel te beleven en te ontdekken valt. Ik ben vereerd dat ik hem mag openen en dat doe ik dan bij deze.

Terug

 

 


Cloudwatcher 1. Thea Kanters.

 


Cloudwatcher 2. Thea Kanters.

 


I fell in love with the burden. Marije Kos.

 


Imaginary flowers. Thea Kanters.

 


Religion's natural habitat. Thea Kanters & Marije Kos.

 


Rocking the focus point. Thea Kanters & Marije Kos.

 


Wishful thinking. Thea Kanters.

 


Try to stay focused. Thea Kanters.

 


De Steenfabriek. Foto: Marije Kos.

 


De Steenfabriek. Foto: Marije Kos.

 

 

index