INTERVIEW
VAN SONN FRANKEN MET ALBERT HAGENAARS
Sonn Franken, mediaman, fotograaf en auteur, besloot zich
na het bekijken van de website Frozen Poets - Statues,
tombs and other traces of poets, waarvoor hij foto's
maakte, meer te richten op de achtergrond van de
betreffende schrijvers en daar, samen met o.a.
beschouwingen en door hem afgenomen interviews, een boek
mee samen te stellen dat informatie geeft over het
schrijven en lezen, uitgeven en promoten van boeken.
Van het een kwam het ander; al gauw had hij een grote
verzameling materiaal: vraaggesprekken met schrijvers,
herinneringen, etymologische ontdekkingen, lezersmeningen,
beeldmateriaal, boekenreclame, essays, een monoloog over
poëzie, reflecties op literaire manifestaties,
mailverkeer, gedichten enzovoort, kortom een waar Pak van
Sjaalman! De afwisseling doet de titel alle recht:
'Literaire Glibberingen & Poëtische Trilsels'.
Op zaterdag 24 juli 2021 werd het boek gepresenteerd, in
Theater Den Enghel op de Grote Markt in Bergen op Zoom.
Ook werd 'Het doek valt' voorgesteld, een roman van de
Vlaamse auteur Marc Kerkhofs.
De presentatie was in handen van Henk Witjes. Zangeres
Sabine van der Zwan verzorgde de optredens tussendoor,
Bastin van Elzakkers de fotografie.
Het boek bevat interviews van de auteur met Bert Bevers,
Pim van Bommel, Henk Franken, Fiona Hack, Albert
Hagenaars, Marc Kerkhofs, Motell Rijnen, Harry G. de
Vries, Henk Witjes en Eric Wobma.
SCHRIJVERS IN
BEELD - ALBERT HAGENAARS
Albert Hagenaars werd op 7 april 1955 in
Bergen op Zoom geboren. Buiten het feit dat
hij een vooraanstaand dichter en schrijver
is, gaan zijn activiteiten op taalkundig
gebied veel verder. Zo schrijft hij
recensies voor NBD Biblion en dat deed hij
ook jarenlang voor de Haagsche Courant. Het
is dus vanzelfsprekend dat we hem de vraag
voorleggen wat taal nu eigenlijk voor hem
is?
Een korte maar
effectieve definitie van taal is: alle verbale
en non-verbale communicatie! Voor mij is taal
echter nog zoveel meer: zich openvouwende
geuren en kleuren, verglijdende smaken. Een
zoekende vinger op de huid. Muziek, variërend
van een op straat gefloten deuntje tot een
overweldigende symfonie. Inslagen en
huiveringen. Taal is geen instrument maar een
organisme. Taal stroomt, verandert, is kortom
léven!
Albert houdt
zich bezig met zowel poëzie als wel romans.
Maar wat maakt hem vooral een dichter? Het
antwoord is er een zoals alleen Albert kan
en zal geven:
Ik ben meer
geïnteresseerd in cyclische processen dan
lineaire dus ook daarom geef ik meer om
gedichten dan om verhalen of romans. Goede
poëzie kun je steeds blijven lezen, dag na
dag, maand na maand, jaar na jaar. Ik heb
gedichten in huis die ik zeker al honderden
keren heb gelezen, vanaf m'n vijftiende,
zestiende, en ik ben er nog steeds niet mee
klaar! Een goede roman zoals 'Under the
volcano' van Malcolm Lowry lees ik maximaal
drie keer. En misschien op m'n ouwe dag toch
nog één keer maar dan om andere dan literaire
redenen.
Ik probeer gedichten
te schrijven die anderen ook willen blijven
lezen. Hoe dan ook schrijf ik de gedichten die
ik mis, die nog niet bestaan, en dat zou ik
ook doen, want het is geen keuze maar een
onweerstaanbare drang, als niemand anders ze
goed vond, wilde lezen of uitgeven.
Ik heb bij een baas
nooit een voltijdsbaan gewild, juist om te
kunnen schrijven. Ik heb altijd zeker 60 uur
per week gewerkt en doe dat sinds m'n
vervroegde pensionering nog steeds. Ik heb ook
een eigen zaak gehad, een uitzendbureau voor
taaldocenten gericht op het bedrijfsleven. Dat
heette Fluent Business. Het draaide
uitstekend. Maar omdat ik steeds minder aan
schrijven toekwam, ben ik daarmee gestopt en
voelde me daarna een stuk gelukkiger.
Als je de
boeken van Albert leest, dan valt op dat
reizen, locaties, culturen en identiteiten
een grote rol spelen. In het verleden heeft
hij tijd doorgebracht in Parijs, heden ten
dage pendelt hij tussen Indonesië en Bergen
op Zoom. Wat betekenen deze locaties
eigenlijk voor hem?
In een stad als
Parijs verblijven, op een eiland als Java maar
ook nog zoveel andere plekken, betekent voor
mij vooral leren van anderen én aspecten van
jezelf in onbekende of minder vertrouwde
omstandigheden ontdekken. Er is tenslotte
altijd interactie tussen jezelf en de
omgeving. Ik kan niet lang op één plaats
blijven, moet er telkens tussen uit en in
principe maakt het niet uit of ik naar een
onherbergzaam overkomende plaats als Delfzijl
ga, waar ik pas weer was, om de havens en de
chemische complexen daar te bekijken, of een
wereldstad als pakweg Lima, Peru, waar ik soms
heimwee naar heb. Een vaste woonplaats moet
aan veel voorwaarden voldoen. Op Java zitten
we in een piepkleine dessa, wel voorzien van
alle gemakken, waar ik van de drukte van
kinderen, kippen en geiten geniet. Er zijn
geen straten of auto's, maar de grote stad,
Yogya, is gelukkig niet ver. In Bergen wonen
we aan het Beursplein, één van de aangenaamste
plekken van West-Brabant en dankzij de
prikkelende animatie eveneens inspirerend. We
zitten vaak in Antwerpen, Amsterdam,
Maastricht, Zeeland, allemaal dichtbij.

Foto: Sonn
Franken
Ik heb
behoorlijk wat discussies met Albert mogen
houden over taal, inhoud, vorm en welke
mijlpalen een schrijfproces kent. Een hapje
kaas, een glaasje port onder handbereik en
de avond vordert gestaag. Ik weet nog hoe
Albert constant schaaft, wikt en weegt. Hij
legt zijn werk terzijde om het later weer op
te pakken. Zo komen varianten steeds
duidelijker en helderder tot het
eindresultaat dat Albert voor ogen staat.
Hij is steeds op zoek naar die ultieme vorm.
Ik ben benieuwd hoe hij daar nu in staat.
Het zoeken naar de
beste vorm van een tekst is van wezenlijk
belang. Ik zeg nu wel vorm maar ik bedoel er
de innerlijke structuur mee, de verhouding
bijvoorbeeld tussen grammaticale functies en
beelden, en niet zozeer de uiterlijke vorm of
compositie.
Het schrijfproces
kent, ook qua vorm, veel afwisseling. Ik maak
soms gedichten die na drie versies al klaar
zijn en dan elk ook nog in één ruk geschreven
zijn. Ik heb ook verzen die na dertig versies
pas klaar zijn en daar vele jaren over hebben
gedaan, met de nodige tussenpozen uiteraard.
Omdat ik niet alleen in gedichten denk maar
ook in reeksen en bundels duurt het
betrekkelijk lang voordat er een nieuw boek
is. Ik publiceer echter pas als ik ervan
overtuigd ben dat het geen herhaling van
zetten is maar iets toevoegt. In 2021 komt m'n
nieuwe bundel, 'Pelgrimsgrond' geheten, op de
markt, zoals gewoonlijk bij In de Knipscheer
in Haarlem. Tien jaar geleden schreef ik
daarvoor de eerste regels. Tussendoor
verschijnen wel constant voorpublicaties,
kritieken en vertalingen en af en toe een
kleinere bundel. Ik vind het prikkelend steeds
naar een ander register over te springen, van
een recensie naar een reisverslag en van een
vertaling naar een brief enzovoort.
Albert is
iemand die ook les geeft. Taal is belangrijk
voor hem. Het is een middel om helder te
kunnen communiceren, zeker ook als het
mensen van verschillende achtergronden of
nationaliteiten betreft. Ik heb met hem ook
vaak over poëzie gesproken. Heb hem zelfs
destijds mijn eerste schrijfseltjes
voorgelegd. Steeds meer mensen lijken zich
over te geven aan het schrijven van poëzie.
Maar als het om het lezerspubliek gaat,
lijkt echte poëzie echter bij de grote massa
niet werkelijk binnen te komen. In mijn tijd
op het Juvenaat was het een onderdeel van de
taaleducatie. Moderne opleidingen bieden
daar veel minder aandacht aan. Hoe staat
Albert in dit alles?
Elke maatschappij
krijgt de cultuur die zij verdient. Ik schrijf
ook niet bepaald poëzie die zoveel mogelijk
mensen probeert te bereiken, al is meer
positieve respons dan normaal mooi meegenomen,
en maak ik ook wel eens een populair gericht
vers. Ik mik liever op de kleine groep
kenners. Ik had ook Duits en Frans in m'n
eindexamenpakket en kreeg best veel poëzie als
ik het aanbod tenminste vergelijk met dat van
het hedendaagse middelbare onderwijs. Het werk
van sommige dichters van wie ik nog steeds
graag werk lees, is me toen aangereikt, op de
eerste plaats Baudelaire, Engelse romantici
van de tweede golf als Shelly en Keats, Rilke,
Bachmann om de namen te noemen die nu meteen
in me opspringen. Ik had gelukkig docenten die
poëzie niet steevast als een verplicht nummer
brachten maar regelmatig met plezier, en soms
zelfs begeestering! M'n docent Frans beval me
zelfs aan om méér poëzie op m'n leeslijst te
zetten, in plaats van proza. Ik begreep pas
toen ik Nederlands studeerde waarom hij zo'n
ongewone raad gaf, aan mij als enige van de
klas. Ik ben daar nog blij om!
Albert
schrijft vaak over zijn reizen,
interculturele relaties, vervreemding en
identiteit. Als je zijn achtergrond een
beetje kent kun je best een hoop herleiden.
Maar dit verklaart zeker niet alles. Dus leg
ik hem de vraag voor, waar komt bij hem de
inspiratie vandaan? Ik ben ook benieuwd of
hij daar concrete voorbeelden van heeft?
De meeste invallen
krijg ik 's morgens vroeg in bed, wanneer ik
net niet meer slaap maar ook nog niet helemaal
wakker ben, én terwijl ik douch. De tijd dat
het water over me heen stroomt zal ik dus
onbewust wel als een symbolische daad ervaren.
Vanmorgen had ik de volgende, telkens
terugkomende regel in m'n kop: "Het
onophoudelijk klapperen van het koord aan de
vlaggenpaal". Ik wist niet wat het wilde
beduiden. In een poging er vat op te krijgen
verzin ik er dan een verhaal bij, liefst een
spannend of geheimzinnig relaas.
Een gedicht begint
dus met ofwel één bijzonder woord, een
bijzondere woordgroep, ofwel met een beeld.
Alles kan me inspireren: m'n vrouw, het bezoek
aan een onbekende stad (ik heb opvallend veel
stadsgedichten geschreven en m'n debuut heet
zelfs 'Stadskoorts'), een motet, een vaag
vertrouwde geur, een insect gevangen in een
miljoenen jaren oud stuk barnsteen, zoals ik
dat een keer in Riga kocht, nou ja, noem maar
op.
Als tweede voorbeeld
kan ik het woord 'orewoet' geven, een begrip
dat de middeleeuwse Brabantse schrijfster en
mystica Hadewych gebruikte. Niemand weet
precies wat ze ermee bedoelde, al zijn er
theorieën zat en is er ruimte voor nieuwe
interpretaties. Zoiets fascineert me. Ik
gebruikte 'orewoet' als een titel voor een
eigen vers, waar ik ook citaten van haarzelf
in vervlochten heb. Een recente versie van
Hadewych is de naam Hedwig. Etymologisch is
het woord verbonden met strijd, oorlog. Die
relatie heb ik in genoemd gedicht natuurlijk
ook gebruikt.
Zoals we aan
de hand van heel wat voorbeelden al hebben
kunnen constateren, zijn er behoorlijk wat
schrijvers die zich aan de hand laten nemen
door momenten en situaties. Albert is een
wereldburger, die zich behalve aan vreemde
oorden ook juist aan geschiedenis kan laven.
Ik wil dan ook graag weten of en wanneer het
moment zijn werk "kleurt".
Ja, zeker gebeurt
dat. Vaak wil een dichter een moment
vastleggen in taal. Bij mij gaat het niet
zozeer om bevriezen maar om het blijvend
benaderen of verdiepen van juist het moment
van verandering, transformatie. Ik heb me
censuur moeten opleggen voor woorden als
overgaan, gaandeweg, worden, steeds, opnieuw,
weer ... zo vaak, té vaak, bleek ik ze te
gebruiken!
Ik heb direct na de
aanslagen in Parijs, onder meer in de
Bataclan, daar een gedicht over geschreven, en
in opdracht van de gemeente Bergen op Zoom een
vers ter gelegenheid van de afronding van de
restauratie van die prachtige fontein tussen
Bolwerk en Rijtuigweg, een rijksmonument. Maar
er komt meer in een gedicht van de tijd waarin
het ontstaat dan menig dichter zich
realiseert. Veel later zie je dat beter dan
wanneer je er met je neus bovenop zit. Ik zou
echter geen chroniqueur zoals een stadsdichter
willen zijn.
Wat zou
Albert als tips aan beginnende dichters mee
willen geven?
Lees zoveel poëzie
als je kunt, ook in vertaling en indien
mogelijk oorspronkelijk werk in een andere
taal. Waarom zou je het wiel opnieuw
uitvinden? Maak gebruik van wat er al is. Zuig
invloed aan en doe er iets mee, verwerk die,
maak het persoonlijk.
Ik hoor regelmatig
van jonge dichters dat ze dat juist willen
vermijden. Ze zeggen dan niet beïnvloed te
willen worden maar dat is een totaal verkeerd
uitgangspunt. Je zit toch nooit in een
vacuüm?! Bovendien word je pas een dichter als
je invloed door je heen laat gaan en, na er de
essentie van te hebben ondergaan, dan weer
loslaat, op zoek naar andere bronnen. Wel moet
je eigen persoonlijkheid de belangrijkste bron
zijn en blijven. Alleen een ware dichter komt
invloeden steeds te boven, vreet ze op en
krijgt opnieuw honger!
Zoals gezegd
is Albert een wereldburger. Getuige ook het
feit dat hij zowel in BoZ woont als wel in
Yogyakarta, Midden-Java, tegengestelde
leefomgevingen. Hoe vergelijkt hij het
Bourgondische van Noord-Brabant met het
Aziatische van Indonesië?
Ik zie Nederland en
Indonesië eerder als elkaar aanvullende
werelden dan tegengestelde. In het oosten
spelen traditie, spiritualiteit en respect een
grotere rol dan hier. Veel is er, mede dankzij
de groepscultuur en vooral de familie als
vangnet, beter geregeld dan in Europa.
Slechter zijn bureaucratie, ondoorzichtigheid
en corruptie daarom ook. In het individueler
gerichte West-Europa kun je je gemakkelijker
terugtrekken in je eigen wereld en dat is me
ook wat waard. Ik heb als individueel
ingesteld persoon veel baat gehad van het
denken en handelen in groepen. Maar ik walg
van de uitwassen in het sociale verkeer hier,
de hufterigheid die nog steeds groter wordt.
Dan verlang ik naar de hoffelijkheid en het
geduld en respect van de Javanen. In Indonesië
heb ik dan weer moeite met de hiërarchie, die
persoonlijke initiatieven remt, en de
excessieve verschillen tussen rijk en arm.
De allereerste dagen
in Indonesië, bijna 40 jaar geleden op het
platteland van Noord-Sumatra, vormden een
overdonderde ervaring, een heuse cultuurschok.
Inmiddels is die wereld daar me zo vertrouwd
dat ik juist vervreemding ervaar als ik weer
in Nederland terugkeer en de gapend monotone
en uitgestorven nieuwbouwwijken zie en
natuurlijk ook donkere koude winterdagen
onderga. Er is waar dan ook altijd iets wat je
mist. Paradijzen bestaan niet. Ik combineer
graag het beste van west en oost, dat is
onderhand in me vergroeid.
Het Bourgondische
karakter, dat oorspronkelijk noodgedwongen een
politieke strategie inhield, zit 'm voor mij
meer in het streven naar samen plezier maken
en ja dus ook genieten van eten en drinken,
simpel geluk ervaren, dan in de door de horeca
en toeristenbedrijven te pas en onpas
ingezette commerciële slogans onder het
Bourgondische vaandel.
Corona haalt
het beste maar ook het slechtste in mensen
naar boven. Nu het niet zomaar een
"tussenuurtje" is op ons levenspad, gaan
mensen ook steeds meer nadenken over
oorzaken, gevolgen, achtergronden en zelfs
complotten. Een schrijver is vaak een
thermometer van de samenleving. Hoe ervaart
hij dat?
Van complotdenkers
moet ik niks hebben al is het uiteraard
belangrijk kritisch te zijn. Ik kreeg van de
redactie van het blad Brabant Cultureel het
verzoek een gedicht over Corona te schrijven.
In eerste instantie wilde ik weigeren, omdat
er al ontelbare gedichten over het virus
werden gemaakt. Maar toen ik erover nadacht
werd ik toch gegrepen, vooral vanuit de
gedachte dat de grootste uitbraken, in
Noord-Brabant en Limburg, geassocieerd werden
met carnaval, het levensfeest, het feest van
nieuw leven bij uitstek! Dat contrast deed het
'm. Op dit gedicht, dat heel snel klaar was,
kreeg ik meer reacties dan gewoonlijk het
geval is.
CORONA-FEEST
Hij zwaait als nooit
eerder
en ik zie wat hij
ziet:
een man die zichzelf
ziet
zwaaien in het raam
dat verbindt
en scheidt
met achter hem,
donkerder,
indringender, dat
andere zwaaien,
het zwieren in
overvolle straten
mensen buiten
zichzelf van vreugde
tussen billen, dijen
en buiken.
Ze hossen en knielen,
aanbidden
het vlees, ontkennen
het kruis, de as.
We zingen, zwanzen en
kussen
we proosten en
proesten. Wij hoesten.
Ik vraag me
af of Albert iemand is die de rimpels van de
samenleving vastlegt in zijn werk,
beïnvloedt het hem als schrijver?
Naar aanleiding van
deze vraag ben ik eens gaan turven op
onderwerpen. Het meest schrijf ik, ook in m'n
romans, over leven en dood, lust en liefde,
reizen, religie, maar dit laatste zeker niet
gebonden aan één geloof. Literair behandel ik
dus tegenstellingen als heden en verleden,
oorlog en geweld versus liefde, relaties
tussen west en oost, man en vrouw, oud en
jong.
Ik ken Albert
nu al een behoorlijk tijdje. Met regelmaat
is hij weer uitgevlogen om een of andere
stad, of land, te bezoeken. Albert is en
blijft immers wereldreiziger. Hoe kunnen we
dit terugvinden in zijn werk?
Dat is overduidelijk,
de meeste teksten gaan over bezochte landen en
steden, ontmoetingen en ervaringen in de meest
uiteenlopende sferen. M'n eerste roman speelt
zich in Parijs af, de tweede in Indonesië. Er
is geen reis waar ik literair niet mee bezig
ben geweest. Van de werelddelen bezocht ik
alleen Australië en Antarctica niet.
Ik kijk terug
op al aardig wat discussies met deze Bergse
schrijver. Ook in onze mail correspondentie
kan ik het niet laten af en toe wat van mijn
"schrijfseltjes" aan hem voor te leggen. We
praten graag over inhoud en vorm. Op een
gegeven moment legde Albert mij de vraag
voor, nee de uitdaging, om letterlijk
beelden van schrijvers op de gevoelige plaat
vast te leggen. Fotografie is immers een
andere passie van mij. Dikwijls kan ik het
dan niet laten om aan een dergelijke foto
een gedicht van eigen hand toe te voegen.
Sommigen vinden een vergezellend beeld een
aantasting van een gedicht. Wat is Alberts
reactie daarop?
Een beeld en een
tekst kunnen uitstekend samengaan! Wel mag het
beeld geen plaatje bij een praatje zijn of
andersom. In mijn bundel 'De derde oogst', die
ook in het Engels en Indonesisch is vertaald,
heb ik voor elk gedicht aan kunstenaars in
zowel Nederland als op Java om een afbeelding
bij de tekst gevraagd. De eis die ik aan zo'n
combinatie stel is dat beide genres elkaar
moeten aanvullen, versterken. Eén plus één is
drie!
Momenteel werk ik
samen met Edith Bons, een actieve kunstenares
die zowel in haar geboorteland Indonesië als
in Nederland exposeert. Ik maak 40 gedichten
in twee talen bij evenzoveel schilderijen en
sculpturen van haar voor een boek dat eind
2021 of begin 2022 uit moet komen, in
Nederland en Indonesië.
Elke keer als
ik Albert spreek, word ik geïnspireerd door
zijn enthousiasme, zijn passie. Ik zie dan
ook veel van zijn eigen persoon terug in
zijn werken. Ik kan me dan ook niet aan de
volgende vraag ontworstelen. Sommige
dichters houden van afstand. Zij vermijden
een link met de eigen persoon zoveel
mogelijk. Wat zijn Alberts gedachten hier
over?
Elke literaire tekst
is, gewild of ongewild, persoonlijk. Dat is
prima zolang een beschreven gebeurtenis,
hetzij ontstaan vanuit de verbeelding hetzij
gebaseerd op de realiteit, zich maar uitstrekt
tot diep in de leeservaring en daar iets
teweegbrengt.
Wanneer ik een
literaire tekst lees, vraag ik me nooit af óf,
en zo ja in hoeverre, de vertelling op
belevenissen van de auteur berust. Ik geniet
van de klankovereenkomst, van de melodie of
juist het stotende ritme en laat me bij
voorkeur vervoeren door de beelden, de
fantasie en, bij een thriller of whodunnit,
door de spanning en de plot. Het moet toch om
de kwaliteit van het geschrevene gaan?! Ik
laat dergelijke overwegingen graag aan de
interpretatie van de lezer. Het zal me worst
wezen of hij of zij koppelingen legt tussen
het product en de producent. Daarom ook geen
pseudoniem voor mij.
Ik werk graag samen
met collega's, vertalers, muzikanten,
kunstenaars, ik noem Bert Bevers met wie ik
een paar maal zelfs sámen aan één gedicht
werkte (zie de uitvoering in roestvrij staal
in Kijk in de Pot), de schilder Jan
Wessendorp, componisten en musici als Jan
Walraven, Dirk Stromberg en Wim van den Boom.
Samen met mijn vrouw Siti heb ik al ruim 200
Nederlandstalige gedichten in Bahasa Indonesia
vertaald én gepubliceerd. Ook tijdens het
ontstaansproces houd ik dus dikwijls geen
afstand.
Als Albert
nu, 'du moment', de mogelijkheid kreeg een
plaats op deze wereld te bezoeken, welke zou
hij dan kiezen en waarom?
Ik moest eind maart
vanwege Covid 19, op dringend verzoek van het
Ministerie van Buitenlandse zaken, hals over
kop Indonesië uit. Ik was daarvóór al van plan
met m'n Bergse hardloopmaatje Marco in
september IJsland te bezoeken. Er is daar maar
één stad, en die is nog klein ook, én ik heb
meer op met steden dan met de natuur, reden
waarom het land nooit prioriteit voor me had.
Maar het is één van de laatste landen van
Europa die ik nog niet bezocht. Nu ik er niet
zonder risico naar toe kan, lijkt het eiland
ineens een begeerlijk oord. Onbereikbare of
verboden gebieden intrigeren nu eenmaal, zeker
ook in de literatuur.
Hoe wil
Albert herinnerd worden als zijn tijd op
deze aardkloot voorbij is?
Als iemand die in de
kracht van het woord gelooft en ondanks alle
negatieve tendensen in de wereld positief
blijft ingesteld. Leef zolang je leven kunt,
en leef intensief!
|
Andere vraaggesprekken werden afgenomen met Bert Bevers,
Pim van Bommel, Henk Franken, Fiona Hack, Marc Kerkhofs,
Motell Rijnen, Harry G. de Vries, Henk Witjes en Eric
Wobma.
Tevens is er aandacht voor: Jacob Cats, Jules Deelder,
Anton van Duinkerken, A.M. de Jong, Adriaen Valerius en
Jules Verne.
LITERAIRE GLIBBERINGEN & POETISCHE TRILSELS;
Sonn Franken; 302 pagina's; Formaat A4; Uitgeverij
Boekenindustrie; Veere en Velp; Juli 2021; ISBN: 9
789492 046574; NUR: 320, 309; € 24,95 (paperback) en €
34,95 (luxe editie).

Foto: Bastin van Elzakkers

Sonn Franken. Foto: Bastin van Elzakkers

V.l.n.r.: Pim van Bommel, Marc
Kerkhofs, Sonn Franken. Foto: Bastin van Elzakkers

Marc Kerkhofs. Foto: Bastin van
Elzakkers

Zangeres Sabine van der Zwan. Foto:
Bastin van Elzakkers

Foto: Siti Wahyuningsih
|