index



HERDENKING VAN ERIK HEYMAN





Op 25 februari 2010 overleed Erik Heyman, 49-jaar jong, te Brussel. Hij had kernfysica gestudeerd, verdiende zijn brood in het onderwijs en beleed zijn passie voor de poëzie met tal van activiteiten en de publicatie van een viertal eigen bundels, die al in 2010 met vroeg werk en nagelaten gedichten in een overzichtsboek werden samengebracht.

Vrijwel precies tien jaar na Eriks overlijden organiseerden zijn vrouw Marleen en dochter Noor, bijgestaan door vrienden en literaire collega's een grootse herdenking. Die vond plaats in GC Het Koetshuis, cultureel centrum met tentoonstellingsruimte en theater, van fusiegemeente Roosdaal waar Erik zoveel jaren woonde.

Albert Hagenaars, die in 1984 bij Poëzie-uitgeverij WEL Eriks tweede bundel 'IJstijd' had uitgegeven, was één van de genodigden. Hij schreef een gedicht voor het herdenkingsboek 'Erik Heyman, in spiegelbeeld geschreven' dat op deze dag werd gepresenteerd, en las het ook voor.

Het was de bedoeling dat elke medewerker een tekst zou schrijven, vergezeld door een korte verantwoording, op basis van een zelf te kiezen vers van Erik, Albert Hagenaars selecteerde 'Neergeschreven' uit de gelijknamige debuutbundel (1981) en gaf ook zijn bijdrage deze titel.

Onderstaande bijdragen kennen dezelfde volgorde als die van het programma.

Tussen de blokken met optredens door verzorgde Duo Sluys, bestaande uit Erik Sluys (met viool) en zijn vrouw Katsura Sluys (op piano), werken van Béla Bartók, Guillaume Lekeu, Franz Schubert, Karol Szymanowski en Pjotr Iljitsj Tsjaikovski.





Erik Heyman





Het handschrift van Erik Heyman.




TOELICHTING
Sinds eeuwig bezingen dichters (m/v) de liefde en dat doen ze in alle toonaarden. Maar oh! wanneer het hun eigen gevoelens betreft, dan slaat het dichterlijke vermogen wel eens om in tranerigheid. Onder de traditionele titel 'Een nyeu liedeken' (want afkomstig uit de 16de eeuw) schreef Erik Heyman zijn eigen liedeken. Gebruikmakend van braille onthult hij de geliefde andere, van poëtische handtastelijkheid gesproken...
Maurits van Liedekerke




EEN NYEU LIEDEKEN

Ik lees nog altijd braille in je huid:
een kleine boodschap, twee gegevens
ruilen wij informatie uit.
En ook, vergeet niet dat ik tevens
er op uit ben te beweren
dat jij met zo een tong nog spreekt.
Wij hebben geen gebarentaal te leren
als eens mijn vos jouw passie preekt.
Want alles staat in spiegelbeeld geschreven:
mijn linkerhand jouw rechter, ons gelaat,
en dan ook af en toe jouw beven
als in mijn hand je huid ontstaat.
Wij kunnen zo niet anders meer dan pogen
om het ooit in te zien waar ik jou vond:
binnen het meetbereik van ogen
liplezend aan jouw mond.


Erik Heyman, uit: 'Verzamelde Gedichten'.




EEN DODE DICHTER GAAT NIET DOOD

Zij kwam, Noor aan haar zijde, mee Gedichtendag vieren.
Wat onwennig allebei maar welgekomen,
lachend naar het publiek dat zwijgzaam toekeek.
Die dag bracht haar stem zijn tot meesterwerk verzonnen zinnen
weer tot leven en de verlangens die hij koesterde
werden zichtbaar als het huis dat hij stapelde, steen op steen.
Het huis, de laatste schuilplaats voor zijn woorden,
geweven in het baldakijn van aarde en lucht, uitnodigend
om over de haag te kijken en stil te staan, even.
Luisterend naar zijn - door haar uitgesproken - woorden
vraag je je af waarom een dichter sterft
terwijl hij nog zoveel schrijfs in de vingers heeft.
Een dode dichter is niet dood zolang iemand zijn gedichten leest.


Maurits van Liedekerke





'Neergeschreven', Poëziestichting Vers,1981.




TOELICHTING
Het laatste gedicht van Eriks debuut moet essentieel voor hem zijn geweest want hij ontleende er de titel voor de bundel aan. Mede hierom is dit het uitgangspunt geworden van het tweede vers dat ik, na 'Het Priemgetal van God', aan hem wil opdragen. Wat hij "uitbeende" en "opzette" om te bewaren kreeg voor mij tijdens het schrijven en schrappen een diepere betekenis; het gaf me de gewaarwording dat hij dichter tot me kwam dan toen we nog over dergelijke onderwerpen konden praten.
Albert Hagenaars




NEERGESCHREVEN

Wat ik weggooi, komt nu tot me, wordt me aangeboden
als een leeggegrazen weiland, magere troost me aangebracht.
Want dichter zijn is onverhoeds herdacht
in eigen ongekend verlies: naar stilte staren als naar doden.

En versnipperd tussen langzaam dwalen
zijn de klanken die ik vond niets meer dan resten:
de ervaring in me sterft nu trots in lange halen
die ik uitgebeend en opgezet bewaar om anderen te testen.

Want de bezoekers van mijn praatcafé - hun ogen zijn versteend -
kijken naar het prikbord waarop ik mezelf verkoop.

En, hoewel ik me soms anders doop,
heb ik aan hun praten ontleend:

ik hield mijn ijlen vast en schreef
in koortsen die ik zwijgend verdergeef.


Erik Heyman. Uit: 'Neergeschreven'.




NEERGESCHREVEN

Voor Erik Heyman

Wat jij wegwierp komt nog steeds tot ons
in je eerste, nooit leeg te lezen zinnen
over eigen verlies, troost en trots
en over het ervaren van doop na doop.

Wat jou wegwierp komt levendiger al tot mij
en ook ik verzet me om te mogen aanvaarden,
in late, nooit voldane regels van een taal
die ons kortstondig bond in hoop.

Wat wij nog bewaren willen we verder-
geven, jij de waarheid van woorden
die zich langer aan blijven dienen dan wij
leven, ik hun helderder wordend helen.


Albert Hagenaars





Albert Hagenaars. Foto: Siti Wahyuningsih.





Albert Hagenaars met 'Neergeschreven'. Foto: Siti Wahyuningsih.




TOELICHTING
Lang lang geleden, toen ik nog lesgaf, nodigde ik geregeld Erik uit voor lezingen in mijn zevendejaars BSO. Lezingen over poëzie, voor het BSO, jawel! Erik las dan steevast Kompas voor en, vreemd genoeg vonden mijn leerlingen dat best oké. Hij legde uit op welke wijzen je het gedicht kon lezen. En dat vonden mijn pappenheimers bijzonder intrigerend. In Wijzer reageert de ik-figuur op de ik-persoon uit Kompas.

Frank Pollet




KOMPAS

Hij is nu echt het noorden kwijt
en vraagt mij of ik helpen kan
om haan en roos op weer en wind
te wijzen, want ze zijn van streek.

Ik kom pas aangewaaid met mijn
magneet als hij vermoedt dat hij
de regen en de sneeuw wat heeft
gedraaid en zo de twijfel doet

ontstaan of het nu droog zal zijn
of niet, en hij zijn rozen nog
begiet. 'Het is een kleine klus

om deze chaos uit te lijnen.'
Ik sta verstomd. Alsof ik weet
uit welke hoek de winter komt.


Erik Heyman, uit 'Dagmaat'.




WIJZER

Geen blijkbaar oog schafte seizoenen
die me richting gaven. Alles was
een berg. Ik drukte mijn pen diep
en dieper. Niets hielp. Alsof

de winter duurde, duurde.
Alles bleef een berg.

Magneten zijn bedrog, vrees
ik. Ik zie zelf wel of ik het droog
houd. Kleine klus
of niet. Dus blijf maar waar

je bent zodat je me niet ziet
en me niet hoort
denken: vlak mij
af, besluit, vind een richting

voor mij uit.


Frank Pollet





'IJstijd', Poëzie-uitgeverij WEL, 1984.




TOELICHTING
Met Erik wisselde ik wel eens van gedachten over thema's zo onbegrijpelijk en fascinerend als pak weg de quantummechanica. Hij poogde mij dan dapper de elementaire beginselen van een wetenschappelijk inzicht bij te brengen, maar ik bleef het magie vinden dat een deeltje zich bijvoorbeeld op twee plekken tegelijkertijd kon manifesteren. We vonden elkaar evenwel zeer eenstemmig in de conclusie dat het dus wel poëzie moest zijn.
Patrick Bernauw




HEISENBERG

In haar gebarentaal boots ik haar na -
want als de wet ons weer ontwijkt
en wij - onwetend - weerbaar zijn
omdat dit weifelend bestaan

aan wijsheid en verdeling lijdt -
wordt plots ontelbaar het verhaal
van plaats, impuls, halveringstijd.
Herken de waarde van verval,

herstel de golfslag van dit water.
Verwijs het ademloos getal naar
het bestaan van even later. Het
kwantum heeft zich niet

vergist: de trilling wordt door haar
ontstaan weer ongenadig uitgewist.


Erik Heyman, uit: 'Dagmaat'.




LIJKT HET MAGIE

Wanneer ook jij in Eutopia, in een staat
van genade, in een schilderij
van Delvaux bent beland,
slaapwandelt

door herinneringen
van het onderbewuste, hand
in hand met je voorouders
en omdat je niet kunt ontkomen

aan dromen tezelfdertijd
in synchroniciteit met iemand
aan de andere kant van het heelal,

lijkt het magie - maar alleen
als jij in mijn werkelijkheid
niet bestaat.


Patrick Bernauw, uit: 'Eutopia/Blackout'.





'Dagmaat', De Arbeiderspers, 1994.




TOELICHTING
Om eerlijk te zijn, toen de vraag kwam of ik mee wilde doen, was dit meteen het gedicht + beeld van Jurgen Walschot dat ik daarvoor in mijn hoofd had. Het past zowel visueel als inhoudelijk bij Erik, bij zijn oeuvre, bij de sfeer van zijn gedichten én hun thema's. Ik heb genoten van het herlezen en herontdekken van het werk van Erik. Ik begrijp het zoveel beter nu, dan toen ik twintig jaar jonger was. Gelukkig maar.
Kirstin Vanlierde




MEMORIAM

Er is een man in mij gevlucht
omdat ik hem niet langer aan kon
kijken. Hij haalde adem, greep
naar lucht en naar de kleine zon

omdat hij wel de winter door
wou brengen. Maar met zijn huis van
wind dat aan het waaien zelfs geen
weerstand bood, groef hij zich in en

zocht het kind op dat hij toen nog
had geloofd. Wij raken aan dit
doodgaan niet gewend en waren

nooit zo ver geweest - ik had hem
onderdak beloofd. Wie weet dat
hij nog ooit in mij geneest.


Erik Heyman, uit: 'Mantis'.




ONZE DIERBAARSTE GEEST

Soms komen we spoken tussen de lagen
van ons eigen leven. Want de tijd reist zelden
in rechte lijn, als een strak spoor dat ons
veilig vervoert van verleden naar toekomst.

Gesteente plooit onder aanhoudende
druk, muren verzakken, pleister vergeelt.
Herinneringen waaien door de kieren
en tochtgaten weer naar binnen. Ergens

klinkt een kinderstem, slaat een deur.
Het licht draagt de geur
van verbleekte beelden en vrieskou.

Ook wanneer we vooruitgaan, keren we
op onze passen terug. We tekenen
de contouren van onze verlangens
op telkens weer andere wanden.

Ter hoogte van ons hart dragen we
een barst - onze dierbaarste geest.
We zetten plamuur aan in dikke lagen,
en hopen dat niemand de littekens leest.


Kirstin Vanlierde





Foto : © Jurgen Walschot.




TOELICHTING
Erik en ik groeiden op in Denderleeuw, het met forenzen gevulde dorp waarin we de liefde ontdekten voor wat mooi en waardevol is in het leven, inclusief de poëzie die we er in stereo uit onze jeugdige pennen duwden. Mijn keuze voor zijn krachtig Oradour-gedicht ligt voor de hand: ik werk momenteel aan een reeks gedichten over dit op 10 juni 1944 door de nazi's op gruwelijke wijze van de kaart geveegde Franse stadje.
Willie Verhegghe




ORADOUR-SUR-GLANE - POP.0

Hier staat het nu. Want er is
nooit meer volk geweest dat
maar moet luisteren naar hoe
een kind kan huilen toen

die ene kerk nog voor een keer
de kerk kon zijn met mensen
die geloofden dat zij niet meer
dan eenmaal zouden sterven toen

het vuur hen op de korrel
nam en wegblies als een
onverwachte adelaar

die op een zaterdag zou komen.
Hier raken wij niet samen
uit - klokken zijn het enige geluid.


Erik Heyman, uit: 'Mantis'.




ERIK, HEY MAN !

Een smalle leeftijdskloof van dertien jaar en
de niet gespeelde schroom waarmee je me vroeg
waar je met je eerste gedichten terecht kon:
Denderleeuw was ons literair zielloos dorp
dat onder de rookpluimen leefde en hoestte
van een fabriek die de rivier en runderen wurgde,
vlakbij was wel nog reus Boon aan het werk
met zijn blauwe Bic en bloedrode zinnen,
iets waar het dorp een politieke duim aan zoog.


Het veelal bekakte literaire wereldje was
niet meteen jouw biotoop voor je doordachte en
heerlijk eerlijke signalen op en naast het papier,
omhooggevallen schrijvertjes duwden je naar de stilte
van je kamer waarin je strijd leverde met het verlies
dat ook aan mijn hart zal blijven knagen:
de dood van een kind, eeuwig bloedende wonde
in ons opgedirkt wegkwijnend lichaam.

Terwijl Noortje sportte kwam je wel eens
bij me langs, de bedachtzaam warme ogen
onder de brede hoedrand, je rustige woorden
bij een glaasje zaterdagmorgenwijn.
Tot razernij ging rondhollen in je hoofd,
een hongerige en razende rat die jou nu
met je poëzie en nazinderende ziel in gedachte
dicht bij me brengt: Erik, Hey man !


Willie Verhegghe





'Mantis', Poëziecentrum Gent, 2006.




TOELICHTING
Dag Erik, Op 6 mei 2015 werden we bijna herenigd, in de veronderstelling dat er na dit ondermaanse bestaan ergens en ooit een clublokaal voor dichters is ingericht, vol muziek en verzen. Dankzij de vaardige handen van de spoedarts mag ik hier nog een tijdje blijven. Ach, ik ben er zeker van dat je me hartelijk had begroet. Het is tijd, Erik. Maar we hebben ook de tijd. Graag schenk ik je 'Bladstilte', het gedicht dat naar mijn eindervaring verwijst. Door jouw 'Hora est' probeer ik je langzaam kwijt te raken. Maar je verliezen: dat nooit. Hartelijke groet,
Paul Demets.




HORA EST

Geef me de tijd. Verlaat mij maar
wanneer ik roerloos word. Weet dat
ik nooit voor het tekort de schaarse
halmen weer kan vinden. Sta mij

toe dat ik de laatste schoven op wil
binden, teken mijn palm met eelt
maar laat het strovuur in de wegrand
doven. Leer mij de maat van takken

af- leen mij het hout dat ik kan breken
met de hand. Haal dan het zout weg dat
ik spaarde voor de dooi, en strooi

mijn as weer in de schaal uit van
de aarde. Geef me de tijd maar
raak me langzaam, langzaam kwijt.


Erik Heyman, uit: 'Verzamelde Gedichten'.




BLADSTILTE

Hand van mij, laat mij niet los.
Blad dat afhangt van zijn tak
en meebuigt met de wind. Nerven

vol pigment. De tijd morst op het oppervlak.
Veeg de nog natte haren uit mijn gezicht
en bedek mij met schaamte.

Zo vaak bewoog je in een wenk. Schaduw
mijn voorhoofd als ik in de zon kijk
en mijn donkerte zich langzaam oplost

als je naar haar reikt. Vorm die afhangt
van een vorm. Niets zijn, hand van mij,
dan bladstilte in een bos. De ingehouden

schreeuw van de boom voor hij ontworteld
wordt. Nauwelijks geluid van het wuiven.
Hand van mij, laat mij niet los.


Paul Demets





'Verzamelde Gedichten', De Contrabas, 2010.




OVER DE DICHTER ERIK HEYMAN (1960-2010)

Achter de naam van Erik Heyman staat een afgewogen poëtisch oeuvre van de hand van een fysicus en van een zich minutieus construerende auteur. Zijn gedichten verdeelt hij haarfijn over afdelingen en zijn gevat in gelijklopende en vastliggende structuren, vaak gerealiseerd in de daartoe aangewezen kwatrijn- en sonnetvorm. Maar het is finaal de taal die hier als het ultieme vehikel fungeert. Tegen het einde aan van dit jammer genoeg veel te vroeg afgebroken leven, wist de dichter zelf: 'Wie slaat er nu / terug, wie kent de knepen, // wie wil weg of niet meer / wijken we voor het laatste / bod. De taal staat op / haar strepen. Tot.' Een prachtig gedicht. Taal dus, het ultieme middel op zoek naar vertroosting en hoop.

Tussen 1981 en 2006 leverde Erik Heyman nauwelijks vier dichtbundels af. Geen lijvig oeuvre, maar wel de significante exponent van de overwogen, beheerste natuur van de dichter. Toen hij in 1981 met de bundel Neergeschreven debuteerde, was niet echt bekend dat de dichter al enkele vroegrijpe gedichten op zijn actief had. Blijkbaar was Heymans vroegere werk van een bijzonder soort en niet zomaar onder de noemer jeugdzonden onder te brengen. Daar was dat werk meteen al te voldragen voor. Enkele decennia geleden zou men van sommige van deze gedichten visionair hebben genoemd: Wie weet wanneer ik ooit mijn laatste zinnen schrijf. / Wanneer ik, voor het laatst dan, bij mezelf verzin / Met, net als Hans Andreus, kanker in mijn lijf.' De dichter dweepte, net als tal van literaire tijdgenoten, met het werk van Hans Andreus en met de dood, en nog meer met de manier waarop de Vijftiger zijn terminale ziekte in het beroemde gedicht een plaats gaf, als een soort geïntensifieerd slotakkoord. Vandaag leert het ons vooral dat een jonge, in zijn tijd gewortelde dichter aan het werk was getogen die zijn verzen formeel, ritmisch en technisch uitbalanceerde, bijvoorbeeld door een subtiel spel van klankherhalingen, associaties, alliteraties en assonanties. Ze zullen Heymans verdere oeuvre blijven schragen.

Dat oog voor balans en die gevoeligheid voor ritmering en precisie komen bovendien tot uiting in de thematisering en in de onderverdeling van Heymans bundels. De dichter gebruikt de naam van een of andere wetenschapper als titel, en dus meteen ook hun referentiekader, of plaatst gewoon een cijfer boven het gedicht en beroept zich wel vaker op het repetitieve van bepaalde versregels. Doel van dat alles: het genereren van een draagbaar evenwicht tussen woord en ritme, en tussen de dichter en de wetenschapper. Als men de titels van de bundels bekijkt, komt men tot een vergelijkbare vaststelling. IJstijd en Dagmaat suggereren op zijn minst een idioom waarin zowel de wetenschapper als de dichter zich zullen vinden. Of neem Mantis, de titel van de laatste reguliere bundel (2006), waarin het wijfje van de bidsprinkhaan schuilgaat, een insect dat na de geslachtsdaad vaak het mannetje oppeuzelt. Verlies en winst, opoffering en opbrengst, aantrekking en afstoting. Het evenwicht blijkt uitgewerkt tot in de details. Het een en ander impliceert kwetsbaarheid, een wat bezeerde en fragiele poëtische levenshouding die zich op een intense manier bewust is van elke lichamelijke vergankelijkheid.

Met Dagmaat trad Erik Heyman in 1994 pas echt voor het literaire voetlicht. De term refereert aan een begrip uit het bouwbedrijf, waarbij de verschillende fragmenten en elementen van het gebouw in eenduidige conventies worden vastgelegd. Of hoe een eenvoudig beeld een uitgesproken poëtica representeert. In de landbouw is een dagmaat een hoeveelheid hooiland die op één dag tijd door iemand kan worden gemaaid. Ook voor de dichter kunnen de dagen worden afgemeten. Binnen de vrijblijvende dagmaat van een gedicht worden de tijdruimtelijke bestanddelen op hun beloop gelaten. Verzen worden niet zelden metaforen voor een tastbare zoektocht. Het feit dat die in de nabije omgeving van de eigen woning plaatsvindt, verhoogt de intimistische sfeer en de intensiteit van de gedichten. Zorgvuldig bezielt de dichter, in 'Het huis I', de dingen uit zijn omgeving: 'De deur geeft wel / geen krimp maar zet zich // Schrap en past nog net / in dit gedicht.'

In het al even voortreffelijke gedicht 'Kompas' weet de dichter menselijke inzichten en mogelijkheden in een relativerend verband te plaatsen. Het zorgt voor een geslaagd geheel en een beeldspraak die wordt opgetild uit de dagelijkse gebruikstaal: 'Hij is nu echt het noorden kwijt / en vraagt mij of ik helpen kan / om haan en roos op weer en wind / te wijzen, want ze zijn van streek.'

De helende werking van de natuur is een belangrijk motief in deze gedichten, een antidotum voor een latent verdriet dat in bijzondere schakeringen wordt vastgelegd. Het wordt soms erg navoelbaar en organisch, zoals in het gedicht 'Neonatologie', opgedragen aan het overleden kind van de dichter maar impliciet ook aan de moeder die het kind droeg en wier lichaam een soort resonantieruimte werd voor het verdriet: 'hoe de rilling sporen door haar / weefsel trok. Voelt zij nog steeds / het vruchteloze zwellen van de huid, / of tast zij zoals ik vergeefs de // buikwand af, en zoekt zij naar een / sterk geluid, een trilling nog'.

In 2006 werd Mantis Erik Heymans laatste reguliere bundel. Eens te meer vormen poëzie en wetenschap het bindmiddel voor meer en beter inzicht - een cruciaal begrip in Heymans poëtica - in de dingen en in de werkelijkheid. Op die manier ontstaat een spanningsveld waarbinnen de gedichten haast autonoom hun beste krachten genereren. Het sentimentele wordt vakkundig op een afstand gehouden zodat de inhoud zeemzoet noch larmoyant kan worden. Ook het artistieke beeld is in Mantis bepalend: het exploreert de 'strijd' tussen maker en werk en legt tegelijk het creatieve
moment vast dat zich tussen man en vrouw afspeelt en dat soms tot nieuwe leven leidt, soms tot ondergang. Scheppingskracht en vernietiging hebben in dit precieuze oeuvre een wel erg indringend huwelijk gesloten, met de tijd als scherprechter: de tijd vernietigt en heelt, maar genereert bovenal troost, berusting en een intens existentieel besef.


Stefan Van den Bossche





Het Koetshuis. Foto: Albert Hagenaars.




DANK
Dit herdenkingsboek, ontworpen door Michel Janssens en Veerle Janssens-Stassijns, zou niet mogelijk zijn geweest zonder de steun van de Roosdaalse Cultuurraad, het Davidsfonds-Roosdaal en de Orde van den Prince - afdeling Pajottenland.





In het Koetshuis. Foto: Albert Hagenaars.




LINKS

Klik hier voor een recensie van de 'Verzamelde Gedichten' van Erik Heyman

Klik hier voor de Indonesische vertaling van het gedicht 'Voor later na mijn dood' van Erik Heyman

Klik hier voor het driedimensionaal eerbetoon aan Erik Heyman van beeldhouwer Michel Janssens





index