index





HET KIEFER - CELAN - BACHMANN PROJECT 2023


Jan Post (1944, Almelo) raakte enkele tientallen jaren geleden via een in lood uitgevoerd kunstboek bevangen door het werk van zijn leeftijdgenoot Anselm Kiefer, de beroemd geworden Duitse kunstenaar wiens oeuvre thematisch wordt bepaald door geweld, verwoesting en schuld en, niet in het minst, de esthetiek daarvan. Geen wonder dat ook filosofie en momenten uit de wereldgeschiedenis een rol spelen.
 
Sinds die bewogen kennismaking is Post de ontwikkeling van Kiefer gaan volgen, een ontdekkingstocht die tijdens en na de Corona-epidemie nog verdiept werd door reizen naar diens geboortehuis in Donaueschingen en andere locaties waar de kunstenaar vanaf zijn jeugd actief was, met name in de bondsstaat Baden-Württemberg.
Posts aandacht blijft vooral uitgaan naar het vroege werk, waaromheen het gehele oeuvre zich tenslotte kristalliseert.
 
Even opvallend als moeilijk te doorgronden in hun onderlinge samenhang zijn dichtregels van Paul Celan en Ingeborg Bachmann die Kiefer in zijn voorstellingen vervlocht. De dynamiek tussen de werken van de schilder/beeldhouwer enerzijds en die van de dichters (die ook onderling betrekkingen onderhielden) anderzijds werd één van de uitgangspunten voor Het Kiefer - Celan - Bachmann Project 2023, dat Post samen met romancier/dichter Hans F. Marijnissen (1949, Breda), die eveneens getroffen is door Kiefers werk, besloot te realiseren.
 
Hun inspanningen leidden tot de uitgave ‘Schuld en Vrede’, een boek met de nodige informatie over Kiefer en z’n werken inclusief beeldmateriaal; reisfoto’s en teksten van Post; een aanvullende inleiding, stemmenspel en gedichtenreeks van Marijnissen; plus proza, reiservaringen en grafiek van maar liefst 42 beoefenaren van diverse artistieke genres.
 
‘Schuld en vrede’ werd op 20 augustus 2023 in De Rozenknop in Eindhoven gepresenteerd.
 
Van Albert Hagenaars is het gedicht ‘Onder de sneeuw’ opgenomen, afkomstig uit diens bundel ‘Pelgrimsgrond’ (In de Knipscheer, 2022).




ONDER DE SNEEUW
 
Paul Celan
 
De woorden verliezen warmte
en kleur, zetten zich schrap
op de richel van de zegging,
 
schrappen dan elkaar
weg
waar ze winnen aan belang.
 
Hij schrijft zich uit de sneeuw
en verduistert wat hij zag
toen ze hem zagen.
 
Pijn is geen emotie, liefde
 
geen redding.





 
 


Onderstaand essay, door Albert Hagenaars speciaal voor ‘Schuld en Vrede’ geschreven, kon niet worden opgenomen. Het verschijnt voor het eerst op deze site:

 
 


Ingeborg Bachmann en Paul Celan



INGEBORG BACHMANN – INDRINGENDE CONTRASTEN
 
Van een helaas al lang uit m’n overvolle poëziekast verdwenen anthologie met Duitse lyriek, uitgeleend of in een vorig huis achtergebleven, is één pagina me indirect bijgebleven: die met het vers ‘Bruderschaft’ van Ingeborg Bachmann.
Ik herinner me dat haar regels me meteen aanspraken, al wist ik op dat moment niet precies waarom. Ik schreef het over in een schoolschrift met andere gedichten die me om een of andere reden hadden geraakt. Dat cahier heb ik wel nog steeds. ‘Bruderschaft’ wordt erin voorafgegaan door ‘Le Chat’ van Charles Baudelaire en gevolgd door ‘Vlam’ van H. Marsman.
 
In het opvallend korte bestek van het gedicht werd ik, grotendeels onbewust dus, getroffen door de spanning tussen allerlei tegenstellingen: heftige emoties – ingehouden en soms afgemeten zegging; gevoel – beschouwing; verbinding - scheiding; lichaam - geest; jong - oud; en vermoedelijk ook man - vrouw. Van dit laatste uitgaand is het geen grote stap meer om aan te nemen dat het ik-personage de schrijfster zelf betreft en dat het gedicht dan een weerslag is van haar moeizame relatie met collega-dichter Paul Celan, die ze in 1948 in Wenen voor het eerst ontmoette.
 
 
BRUDERSCHAFT
 
Alles ist Wundenschlagen,
und keiner hat keinem verziehn.
Verletzt wie du und verletzend,
lebte ich auf dich hin.
 
Die reine, die Geistberührung,
um jede Berührung vermehrt,
wir erfahren sie Alternd,
ins kälteste Schweigen gekehrt.
 
 
In het schrift staat onder het gedicht een redelijk onbeholpen want sterk het origineel volgende vertaling die ik niet lang na het overschrijven maakte.
 
Ik sta nog wel steeds achter de beslissing om de eerste titel die in me opkwam, ‘Broederschap’, te vervangen door ‘Verbondenheid’. ‘Broederschap’ heeft als titel in verschillende opzichten een te sterke mannelijke component. Natuurlijk kan Bachmann de du-figuur ook als een soort broer hebben beschouwd, en vooral haar deel van de correspondentie met Celan wijst daarop maar, nogmaals, de tekst zelf geeft daar geen uitsluitsel over.
Daarnaast roept het begrip Bruderschaft duidingen op als Verein, Bund en Orden, begrippen die slechts zijdelings met de betreffende gespannen relatie in verband zijn te brengen, eerder helemaal niet.
 
Die eerste vertaalpoging, uit 1973, luidt als volgt:
 
 
VERBONDENHEID
 
Alles is wonden slaan
en geen heeft geen vergeven.
Beschadigd als jij en beschadigend
leefde ik op je in.
 
Het zuivere, het geestelijke aanraken,
bij elke streling versterkt,
wij ervaren het bij het ouder worden,
in het koudste zwijgen gekeerd.









Inmiddels is het alweer lang geleden dat ik het gedicht las. Ik nam wel ‘Verbondenheid’ samen met andere vertalingen op in de afdeling ‘Overspel’ van m’n bundel ‘Drijfjacht’ (2005).
Vanwege dit tijdsverschil deed het goed om vast te stellen dat ik het ook nu nog steeds fascinerend vind. En krachtig ook, wat te danken is aan de parallellie, niet alleen die qua vorm van de twee kwatrijnen maar ook die van de woordparen keiner-keinem, verletzt - verletzend en Berührung-Berührung, die alle drie, zeker na de openingsregel, de suggestie van klappen of, beter nog, slagen versterken, plus alles - jede, ich - dich en lebte hin – kehrte ins. Dit laatste paar levert een treffend contrast op tussen een gerichtheid naar buiten en een naar binnen.
 
Regels 5 en 6 confronteren je met de vraag of het kan kloppen dat een geestelijke gewaarwording in intensiteit vermeerderd wordt door juist een lichamelijke handeling als een streling? Dit was althans, en is ter wille van een extra tegenstelling nog altijd, mijn favoriete interpretatie want met evenveel recht mag je in Berührung gewaarwording zien, veel neutraler van aard.
Streling zou in onderhavig conflictgebied heel even een samenval, een overwinning genoemd kunnen worden, dat mocht dan evenwel niet blijvend zijn getuige het slot: ins kälteste Schweigen gekehrt.
 
Wat een dynamiek dus in zo’n kort vers! Maar we zijn er nog niet want je kunt regel 5 op tweeërlei wijze opvatten, bij het luisteren tenminste; Reine als znw en dus als dé reinheid, dé puurheid, én reine als bnw: rein, puur.
Bachmann bedoelde gezien het ontbreken van de hoofdletter natuurlijk de laatste betekenis: het zuivere (aan)raken. Of zou het om een drukfout gaan? Maar je mag verwachten dat die er bij herdrukken wel uitgehaald wordt; mijn exemplaar van de ‘Sämtliche Gedichte’ is een versie uit 1983 maar dit terzijde.
In elk geval behoort de herhaling van het bepalend lidwoord die tot de Duitstalige traditie om de ritmiek te ondersteunen.
 
Berührung vertaalde ik dus als een lichamelijk raken maar onder voorbehoud want het werkwoord berühren kan óók nog zoiets als ‘aanstippen’ en ‘aanroeren’ betekenen, wat eerder bij beschouwen past!
Wat ze niet bedoeld heeft is Wunderschlagen, wat ik de eerste keer per ongeluk las en soms nóg als associatie meeneem. Op zich is het een intrigerend neologisme, al was het maar vanwege de religieuze connotaties. Ik las echter ergens dat Bachmann niet te veel wilde experimenteren met taal, er juist op gericht was de ‘gewone zegging’ een scherpere waarde te geven.
 
Los van de parallellie, contrasten en meervoudige duidingen biedt het oorspronkelijke vers extra intrinsieke binding door klankovereenkomst, die dan ook nog eens deels samenvalt met de hierboven genoemde woordparen: duidelijk met keiner – keinem; verletzt – verletzend; ich - dich, vermehrt - gekehrt en, minder duidelijk, met al (Alternd) - äl (kälteste). Dit laatste rijmpaar berust waarschijnlijk op toeval.
 
Speciaal met het oog op onderhavige uitgave paste ik m’n vertaling aan.
 
 
VERBONDENHEID
 
Alles komt neer op elkaar bezeren
en niemand heeft iemand vergeven.
Beschadigd als jij en beschadigend
groeide ik naar je toe.
 
De zuivere, geestelijke ervaring,
met elke streling versterkt,
beleven wij bij het ouder worden,
gehuld in het koudste zwijgen.
 
 
In vergelijking met de eerste vertaling is deze tweede minder pregnant maar door aanvullende assonantie als neer – elkaar – bezeren en niemand – iemand, wel iets klankrijker geworden. Bovendien komt deze versie door een lossere zegging geloof ik een beetje ‘Nederlandser’ over.
 
Bachmann heeft een kort maar indringend gedicht samengesteld. Het krijgt z’n beslag door de negatief gerichte slotwoorden: ins kältesten Schweigen gekehrt.
Indringend ook maar nog eerder navrant is het besef dat Bachmanns einde allesbehalve te maken had met ijzige kou. Ze overleed namelijk aan de gevolgen van een brand in haar Romeinse woning. Vermoedelijk versuft door pillen, volgens kennis Alfred Grisel slikte ze er tientallen per dag, sliep ze in met of bij een brandende sigaret. Ze werd nog naar een ziekenhuis gebracht maar tevergeefs; enkele weken later gleed ze, 47 jaar pas, over de grens van het definitieve zwijgen.
 
Wat blijft zijn haar regels en beelden, die met hun zowel intens koude als vurig warme uitdrukkingskracht de lezer van nu nog altijd weten te ráken.
 
 

Met dank aan Michael Malm voor zijn waardevolle adviezen




ENKELE ANDERE BIJDRAGEN
 
 
KIEFER
 
Het witte doek
Meters hoog en meters breed
 
Het witte doek
Vol klodders en vegen
 
Het witte doek
Ploegen in donkere aarde
 
Het witte doek
En geblakerde ruïnes
 
Het witte doek
Een diep geverfd besef
 
Het witte doek
Toont wat voorbij is
En nabij


 
Barney Agerbeek



 
SPERGEBIED
 
Wij hoopten op regen en stonden als lege flessen in onze morsige achtertuinen waar iemand weer vergeten was de schoppen en de harken in de houten tuinschuurtjes te zetten. Het tijdstip van rozen plukken en noten rapen was nog meerdere buien van ons verwijderd. Wij vielen uit onze jurken en onze hemden.
 
In welke talen droomde je? Ik kende je voorkeuren, roder kon je ze niet maken. Je lippen lispelden vervoegingen in de taal van Voltaire, je ogen strooiden kwistig met naamwoorden in de taal van Dante. Je was ongrijpbaar en ik probeerde mijn handen uit in mijn moedertaal van klei. Hoe zou ik je ooit kunnen boetseren?
 
Er waren dieren die alleen ’s nachts bewogen. Ik vulde je holtes met eekhoorns en bevruchte eieren. In folie verpakte ik de liniaal waarmee ik eerder de afstand van licht tot donker mat. In het ronken van je keel verstopte ik de schilden van nachtkevers, de vleugels van vleermuizen. Ik bewaakte je met houten kraaien.
 
Wij waren ongehoorzaam en verborgen ons in holle bomen. Wij droogden mossen en sliepen tussen hangende takken. De regen kwam eerst stotterend, daarna geselend. Wij droegen klokken op onze ruggen en koperen kelken, wij dronken en kleefden als schorsen. Onhoudbaar beminden wij in het spergebied.

 
 
Frans August Brocatus




ALLE MEDEWERKERS:
Willem Adelaar, Barney Agerbeek, Ricardo Anemaet, Cathrien Berghout, Mark Boninsegna, Frans Augustus Brocatus, Michaël Van Caeneghem, Julius Dreyfsandt zu Schlamm, Germain Droogenbroodt, Frans van Eijk, Petra Fenijn, Albert Hagenaars, Luuk den Hartiog, Jolies Heij, Marije Hendrikx, Opa IJsbeer, Gerardo Insua Teijeiro, Gert de Jager, Jule Jeurissen, Bob Kalkman, Hans M. Marijnissen, AnneMarie Meulenbelt, Rob Mientjes, Pit van Nes, Fred Papenhove, Nikki Petit, Claire Van Pevenage, Angela Polderman, Jan Post, Marina Provatidou, Gerard Scharn, John Schoorl, Joseph Sassoon Semah, Remco Sligting, Jacques Smeets, Wendy Sprangers, Erika De Stercke, Mustafa Stitou, Jana Svetlik, Max Vieloier, Joyce Weber, Akim A.J. Willems en Hoss Wilstra.




Voor meer informatie:

marijnissenh@gmail.com

Anselm Kiefer




index