Meander werd in 1995 door Rob de
Vos opgericht als een podium voor poëzie en proza, met
speciale aandacht voor nieuwe auteurs. Het medium werd
mede dankzij steeds meer rubrieken en werkwijzen,
langzaam maar zeker professioneler.
Tot de belangrijkste activiteiten behoren anno 2022
het publiceren van nieuwbrieven plus uitvoerige
recensies en interviews.
"ZOLANG ER MAAR BEWEGING IS, DYNAMIEK."
Door Alja Spaan
De recensie van Douwe Wilts voor
Meander had de prachtige kop "O, oneindig uit te vouwen
werkelijkheid". De werkelijkheid gezien door de ogen van
schrijvers, dichters, schilders, componisten, geliefden
en goden. Wat is die werkelijkheid voor jou?
In dit specifieke geval beschouw ik mezelf als een prisma
tussen andermans werk en het mijne. Alle genoemde,
gesuggereerde en veronderstelde invloedstralen heb ik
ongeacht disciplines als film, schilderijen en muziek
omgezet in een taalschijnsel, waar mogelijk met behoud van
de stijl van die voorgangers maar altijd met mijn zegging,
als je die los wilt zien van stijl tenminste.
Ook los hiervan is mijn credo dat er niet één
werkelijkheid is. Er zijn ontelbaar veel perspectieven,
die ook steeds weer veranderen. Gedichten zijn daarom
momentopnamen waar elke lezer weer andere accenten in zal
zien.
Een pelgrimage, noemt Wilts het, en jou een onrustige
pelgrim. Is dat niet voorbehouden aan de tocht, de
onrust, het steeds weer nieuwe plekken zoeken?
Onrustig, voortgedreven door nieuwsgierigheid naar vooral
plaatsen en mensen, ben ik zeker, ben ik ook altijd
geweest. Verandering geeft me nieuwe energie, inspiratie,
wat niet wegneemt dat ik ook het tegendeel ken: het
urenlang op één plaats bezig zijn met poëzie, hetzij die
van mezelf hetzij die van een ander. Gelukkig krijg ik
steeds nieuwe aanvoer, vooral van te bespreken bundels
voor NBD Biblion maar ik koop ook aardig wat bij
antiquariaten én ruil regelmatig bundels met collega's.
Zoeken, is dat ook niet essentieel voor een
kunstenaar, een schrijver?
Het steeds maar zoeken. Dat kan in ruimtelijke zin maar
dat hoeft niet. Een vriend van me, Bert Bevers, zweert
bijvoorbeeld bij het principe van stabilitas loci. Ik snap
daar niet veel van, zou het onnoemelijk saai vinden en er
zeker problemen door krijgen maar feit is dat hij steevast
hoogst originele gedichten aflevert. Mij zou zoiets niet
lukken zonder te verkennen en jagen maar ik kan dat niet
staven zonder ooit langere tijd opgesloten te zijn geweest
in bijvoorbeeld een kloostercel of bajes.
Er zijn veel tweedelingen te maken, zoals traditionele
versus experimentele poëzie, beschouwende versus lyrische.
Wat te denken van 'interne' versus 'externe'? Ik weet in
elk geval dat dichters die zoveel mogelijk invloeden van
buiten willen weren, nooit verzen kunnen maken die
volledig onafhankelijk zijn. Zelf laat ik in principe
zoveel mogelijk toe, dat kunnen reisindrukken zijn maar
ook heel simpele, banale dingen. Als je alles maar
verwerkt en verbindt tot poëtische tondel.
En is het vinden niet iedere keer een andere
werkelijkheid?
Voor mij is dat zeker het geval. Als je diep genoeg in de
gedachten, beelden en klanken van een kunstenaar of denker
of apologeet kruipt, kom je daar anders uit dan dat je
erin ging. In uitzonderlijke situaties voorgoed, hetzij
positief hetzij negatief! Ik vind het intrigerend om
mogelijk te sterke invloeden te pareren met nieuwe die er
al dan niet haaks op staan. Zolang er maar beweging is,
dynamiek.
Chrétien Breukers was de eerste die daarop wees. In zijn
bespreking van 'Witte Donderdag 1955', het openingsgedicht
van m'n bundel 'Bloedkrans', merkte hij op dat ik andere
poëzie als brandstof gebruik voor eigen werk. Die
opmerking trof me destijds, want zo scherp had ik dat toen
zelf nog niet gezien. Hoe intensief je ook over eigen
gedichten nadenkt, je blijft blinde vlekken houden.
De uitspraak van Douwe Wilts dat ik ernaar streef lezers
'te leren houden van mensen en ideeën ook als ze op het
eerste oog verder van je afstaan' was eigenlijk ook zo'n
ogenopener voor me.

De titel van je openingsgedicht is 'Orewoet', Wilts
verklaart dat het het Middelnederlandse woord voor drift
is, dat ook geestelijke gloed en extase kan betekenen
maar ook onrust. Brengt poëzie je geen rust?
Wel en niet. Wanneer ik gegrepen word door een gedicht,
wil ik tegen beter weten in begrijpen waardoor het komt.
Als dat lukt, vind ik rust maar vind ik het gedicht
meestal iets minder mooi of goed. Als het niet lukt, kan
ik er echt lang mee bezig zijn maar behoudt de tekst z'n
glans. De moeilijkheidsgraad van de zegging maakt daarbij
niets uit. Dat is het tegenstrijdige. Ik geef blijkbaar de
voorkeur aan blijvende fascinatie maar het gedicht in
kwestie moet dan op de een of andere manier wel kloppen,
een intrinsieke realiteit hebben. Er mag geen flauwekul
staan.
ONDER
DE SNEEUW
Paul Celan
De woorden verliezen warmte
en kleur, zetten zich schrap
op de richel van de zegging,
schrappen dan elkaar
weg
waar ze winnen aan belang.
Hij schrijft zich uit de
sneeuw
en verduistert wat hij zag
toen ze hem zagen.
Pijn is geen emotie, liefde
geen redding.
Wilts spreekt over "de symbiotische relatie" tussen je
poëzie en al bestaande gedichten, schilderijen,
muziekstukken en films. Dat maakt de betekenis van je
poëzie en de zeggingskracht van het oorspronkelijke
kunstwerk sterker, zegt hij. Kunnen woorden op zichzelf
staan? Kan een gedicht ontstaan uit niets?
Je kunt de mededelende of verhalende laag sterk
verminderen maar nooit helemaal. Elk woord, zelfs elke
combinatie van in geen enkele taal bij elkaar horende
letters, roept associaties op. Dat gaat ook op voor een
analfabeet die er alleen een grafisch beeld in ziet en dát
zal proberen te duiden. Ik ben er niet op uit een zo groot
mogelijke abstractie te bereiken. Ik ben wel eens in die
richting afgeslagen, met de bundel 'Linguisticum', bedoeld
als Taaltijd. Dat vind ik ook achteraf nog een
fascinerende en essentiële periode, niet in het minst
omdat die gedichten een stuk of vijf, zes keer werden
gepubliceerd en in composities van Jan Walraven integraal
op CD gezet. Toch blijf ik liever stevig aangesloten op de
stopcontacten van de wereld.
De grote kracht van kunst, om nog even bij Wilts te
blijven, is "de confrontatie met andere wereldbeelden",
het leert je je daarin te verdiepen. Daarvoor is een
open geest nodig, een nieuwsgierigheid, het altijd
stellen van vragen. Ondanks de hoeveelheid van beelden
en woorden, behoud je de regie, zegt hij, door een
strakke compositie in zeven afdelingen met telkens een
andere kunstvorm. Is dat om het voor de lezer behapbaar
te maken of uit eigen behoefte?
Beide. Het mes snijdt aan twee kanten maar aan mijn kant
het scherpst. Ik ben begonnen met een compositie in meer
afdelingen en daarom ook veel meer gedichten dan de 49 van
nu. Die verdwenen delen pasten al aardig in het geheel. Ik
zou dat project wel hebben kunnen realiseren maar dan
eerder een monument dan een leesbare bundel hebben
afgeleverd. Anders gezegd, de vorm zou de inhoud juist
smoren. Ik ben steeds meer gaan snoeien -er is veel
gesneuveld, variërend van eenzame strofen tot complete
gedichten- totdat ik ineens op zeven maal zeven uitkwam.
Vanaf dat moment verliep het proces in een hogere
versnelling, wat bewees dat ik goed zat. Vormvastheid,
niet in geometrische zin overigens, en beperkingen
versterken de zeggingskracht. Een zicht op een lucht met
wild drijvende wolken kan mooi zijn maar waargenomen dóór
een venster is de dramatiek groter. Dit voorbeeld ontleen
ik aan Baudelaire. Vertaald, een krachtige emotie is per
definitie boeiend maar een ingehouden of bedwongen emotie
is nu eenmaal spannender.
Denk je in woorden of beelden? Wat is er het eerst?
Nu eens is er eerst een woord, waarbij al gauw mijn
etymologische interesse de kop opsteekt, dan weer is een
beeld de kiem, wat waarschijnlijk te maken heeft met het
feit dat ik tot 1980 hoofdzakelijk met beeldende kunst
bezig was. Zo heb ik enkele jaren een eigen galerie gehad,
naar het betreffende historische pand Valckesteijn
genoemd. Hoe dan ook vallen woorden en beelden al gauw
samen en laten elkaar daarna niet meer los! Ze rollebollen
wat af!
KLIMAATVERANDERING
45 Years
Elkaar geloven te kennen,
door en door,
kunnen zien hoe jaar na
jaar vertrouwen
bijna onmerkbaar over de
eigen ander slibt
en horen hoe een enkel
woord niet alleen
meer alles zegt maar ook
niets.
Op de verre gletsjer, die
tergend snel
naar beneden schuift, smelt
de sneeuw
en het ijs daaronder toont
steeds helderder
haar zwarte diepte en wat
die verzwolg.
Liefhebben, het falend
mannenlijf
ten spijt, strelen en
likken naar herinnering
aan het gehijg en gekef,
het gelieg.
Op de koude zolder wachten
foto's
om in achterdocht te worden
gevonden.
Tegen nog altijd witte
bergen poseert daar
in volle bloei, volledig
van geluk, de vrouw
vóór zijn vrouw, net voor
de val.
Zonder geluid viel ze,
achterover,
zoals zijzelf nu moet
kijken naar wat vrijkomt:
gruis, geschuurde stammen
en vlees
dat zacht krakend om hen
heen groeit,
als nooit meer ongeboren kind.
Bij een eerdere publicatie van je
gedichten in Meander stond "zijn blik
leert ons het samenspel van beschouwen en begrijpen".
Zijn er nog zaken die boven ons begrip gaan?
Er zijn onnoemelijk veel zaken die ons begrip te boven
gaan. De allereerste 'poëzie' bestond niet voor niets uit
bezweringen. Gedichten kunnen een stap in de richting van
meer begrip aangeven, complexiteit verhelderen. Momenteel
lees ik 'The invisible universe' van Matthew Boswell. Ik
snap lang niet alles maar kan het boek niet terzijde
leggen en weet nu al dat er van deze lectuur een en ander
in gedichten terecht zal komen. Ook werk ik aan poëtische
profielen van Javaanse steden, gebaseerd op historische,
geografische en sacrale aspecten, met eigen ervaringen er
dan nog dunnetjes in vervlochten. Die zullen wel over
uiterlijk twee jaar klaar zijn. Ik zal niet meer
structureel over schilderijen, muziek, films en boeken
dichten. Die fase is voorbij.
Ook in een eerdere recensie op
Meander, Joop Leibbrand over Bloedkrans, wordt gesproken
over je pelgrimage. "Levensreiziger, beginnend bij de
geboorte en eindigend bij het bereiken van wat als je
bestemming kan worden beschouwd, én wereldreiziger met
inmiddels twee vaste adressen." Hoe belangrijk is
thuiskomen?
In Europa, ik bedoel West- en in mindere mate Zuid-Europa,
bén ik thuis. In Indonesië kán ik me regelmatig vertrouwd
voelen, vooral op onze eigen stek natuurlijk. Maar de
balans is niet in evenwicht, alleen al niet omdat ik meer
tijd hier doorbreng dan daar, hier niet zoveel beperkingen
ervaar qua taal, religie of sociale structuur als daar.
Thuiskomen associeer ik dus meer met Bergen op Zoom of
Brabant dan met Yogyakarta of Java.
Het zijn geen parallelle werelden maar elkaar aanvullende.
Op Java ervaar ik ruimte, natuur en een verfijning in de
omgang op een manier die in Nederland vrijwel onmogelijk
is. Nederland daarentegen biedt in veel opzichten meer
stabiliteit, kent bijvoorbeeld geen cyclonen (nog niet),
vulkaanerupties en aardbevingen, tenzij relatief kleine
schokken. Vanaf onze hoogste verdieping kunnen wij de 3 km
hoge Merapi zien, de gevaarlijkste vulkaan van het land,
en tijdens de grote beving van 2006 is ons huis volledig
verwoest. Er waren ruim 6000 doden! Zoiets relativeert,
doet inzien waarom het begrip nasib ofwel lotsbestemming
zo belangrijk is en ja, daarmee bezig zijn is ook een
manier van je thuis proberen te voelen, los van welke
coördinaten dan ook.
In die recensie wordt ook de vorm van je werk genoemd
dat niets heeft van een 'zorgeloze zwerver'. Is
beheersing van het metier een eigenschap van een goede
schrijver?
Ik heb vroeger wel door de wereld gefladderd maar zie
mezelf al lang niet meer als een zwerver, laat staan een
zorgeloze, al ben ik evenmin een piekeraar. Ik geniet
volop van het leven, alle kansen en privileges, ben
realistisch optimistisch.
En óf vakkennis, inzicht in materie en instrumenten,
essentieel zijn! Dat geldt voor vrijwel alles. Toch is
goede poëzie zonder vakkennis natuurlijk ook mogelijk. Er
zijn nu eenmaal natuurtalenten, pubers soms nog die van
talent druipen, denk aan Rimbaud of Mozart. Maar een
gerijpt natuurtalent dat kennis aan vervoering toevoegt
zonder aan lyrisch vermogen in te boeten, ja, dat is toch
wel het hoogst haalbare!
Leibbrand stelde dat "goede poëzie zou moeten zijn:
het woordloze talig maken". Kom jij nooit een woord
tekort?
O voortdurend, ik zoek onophoudelijk woorden op, meestal
minder vaak voorkomende synoniemen, soms woorden met een
bepaalde assonantie. Ik zet ook bewust zuidelijke
dialectwoorden uit m'n jeugd in zoals bongerd voor
boomgaard en plankier voor vlonder. Het mooist blijft
echter dat het ene woord het andere tevoorschijn trekt
voordat je er erg in hebt, en alles dan nog poëtisch
blijkt te passen ook, op een manier die je niet kunt
realiseren in een zo logisch mogelijk denkproces. Dat gaat
het best wanneer ik in een staat van trance verkeer.
Eenmaal bijgekomen haal ik de ongewenste wildgroei weg,
bewaar ik alleen de winstgevende invallen.
ZWARTE
MADONNA
Jasna Góra, Czestochowa
Van heinde, over steeds
verschuivende
grenzen, stromen ze naar dit
bergklooster
om op knieën te behagen en
bezweren
Matka Boska, Heerseres van
Polen.
Nu zelf nader tot haar. In de
magnetisch
geladen holte van de nacht de
kroon af-
nemen en het door
bloedkoralen zware kleed,
de ster op het voorhoofd
voelen, de littekens
van een zwaard en het
oosters donkere
vlees van gladde verf, de
ruwe laag
daaronder en de wormstekige,
uiteen-
vallende nerven, larven,
poeder van vleugels,
stof dat uitdovend
verdwijnt.
Ontelbare vingers tasten
tussen de mijne:
wie nood als behoefte kent,
onderkent niets minder dan
het niets.
Moeten we opnieuw tien jaar wachten voor de volgende
bundel?
Ha, ik begrijp waarom je dat vraagt. Ik heb dat zelf pas
nog ergens gezegd. Feit is dat er na 'Bloedkrans' (2012)
nog een viertalige uitgave verscheen, 'Cathedra', in 2015.
Omdat het eerder om een reeks dan een bundel gaat, heb ik
die niet meegeteld.
Het is ook zo dat ik niet te vaak wil publiceren. Dat komt
misschien deels omdat ik niet van verzamelde gedichten van
vele honderden pagina's houd, soms meer dan duizend! Ik
grijp liever naar het totaaloverzicht van Gilliams,
Marsman of Trakl dan van Adriaan Roland Holst, Willem de
Mérode of Victor Hugo.
Ik fantaseer soms over m'n eigen verzamelde gedichten en
weet al dat ik dan een compositie wil van alle integrale
bundels behalve m'n debuut 'Stadskoorts' uit 1979, met
daartussen, als aparte afdelingen, de gedichten die ik
parallel schreef en alleen in tijdschriften publiceerde of
helemaal niet. De namen van die bonte verzamelingen moeten
dan luiden: 'Drijfjacht II', 'Drijfjacht III' etcetera,
genoemd naar de bundel 'Drijfjacht - De ongebundelde
gedichten' die in 2005 verscheen.
Een eindoverzicht van pakweg 300 pagina's is meer dan
voldoende.
Als het nodig is tien jaar op een boek met zo'n opzet te
wachten, heb ik dat er wát graag voor over!
Meander, 1 december 2022
'PELGRIMSGROND'; Albert Hagenaars; In de
Knipscheer; Haarlem; 2022, 82 blz; € 18,50; ISBN:
978-94-93214-32-3
Klik hier voor de weergave op Meander
Klik
hier voor informatie over Meander
Klik
hier voor informatie over Alja Spaan
|