Kasteel
Middelheim, Middelheimlaan 61, Antwerpen. Foto: Albert Hagenaars. |
Ter
gelegenheid van het nakende vijftigjarige bestaan van de vereniging De
Middelheimpromotors vzw (vrienden van Beeldenmuseum Middelheim in Antwerpen)
brachten de leden een boek uit waarin zij teksten van 15 speciaal hiervoor
genodigde dichters koppelden aan evenzoveel beelden in het park. De uitgave,
toepasselijk getiteld ‘Dichter bij Beeld’, kwam mede tot stand dankzij de
organisatie Antwerpen Boekenstad.
Philip Heylen, Schepen voor Cultuur, en Baron Luc
Bertrand, voorzitter van de Raad van het Bestuur van de vereniging, schreven
het voorwoord. Initiatiefnemer en samensteller Richard Foqué, zelf ook
dichter, droeg zorg voor de inleiding.
De
presentatie van het boek vond plaats op zaterdagavond 21 juni 2014 in
kasteel Middelheim. Hierna lazen de dichters voor in het park, elk vlakbij
de sculptuur die aan hem hem of haar was toegewezen. In groepen van maximaal
30 belangstellenden kwam het publiek luisteren naar de optredens. Hoe later
het werd, hoe meer de lichteffecten een rol speelden.
De
organisatoren en dichters van ‘Dichter bij Beeld’:
Staand v.l.n.r. Micheline Paredis (voorzitter
uitvoerend comité Middelheimpromotors vzw), Frank De Vos, Paul
Peeters (penningmeester Middelheimpromotors vzw), Guy Commerman,
Bart Stouten, Roger Nupie, Marc Tritsmans, Lies Van Gasse, Roger
Quadvlieg (lid uitvoerend comité Middelheimpromotors vzw), Guy van
Hoof, Vincent Breugelmans (lid uitvoerend comité Middelheimpromotors
vzw), Tony Rombouts, Peter Holvoet-Hanssen, Richard Foqué en Sara
Weyns (directrice Middelheimmuseum). Zittend v.l.n.r.: Bert Bevers,
Tin Vankerkom (die namens de verhinderde Annemarie Estor voorlas),
Sylvie Marie, Albert Hagenaars en Marleen De Crée.
Foto: Siti Wahyuningsih. |
Albert Hagenaars schreef het gedicht ‘De Getuigen’ bij ‘Trois
figures debout’
(1978) van Eugène Dodeigne (1923, Rouvreux). Hij ging uit van de spanning
tussen individu en groep, één van de kernthema’s van de beeldhouwer, en
verbond die met de relatie tussen leven en dood.
‘Trois
figures debout’ (1978) van Eugène Dodeigne. Foto: Albert
Hagenaars. |
DE GETUIGEN
Onder beitelslagen richtten
wij ons op uit stof en as,
willen niet langer slechts samen-
geperste vergezichten zijn
van blauwe steen uit Soignies.
Bevrijd van de oeroude druk
verweren we, onzichtbaar ver-
stuivend in wind en wezenloos
staren, tot wat u, zonder woorden
maar binnen bereik, hier vormt.
Bijna mensen van vlees en bloed
getuigen wij van uw verwaarloosd
begrip voor de dood, die zich al in
de diepste groeven door u verbreidt,
bekeren ons tot elkaar.
Het circuit van de avond. |
Marleen De
Crée, bij 'De Kardinaal' van Giacomo Manzu. Foto: Jean De Crée. |
Bart Stouten bij ‘Balzac’ van Rodin (1892 –
1897). Foto: Vincent Breugelmans. |
Lies van
Gasse bij ‘Meisje met springtouw’ van Robert
Couturier.
Foto: Vincent Breugelmans. |
Albert
Hagenaars bij ‘Trois figures debout’ van Eugène Dodeigne.
Foto: Siti Wahyuningsih. |
Guy Van
Hoof bij de plek waar normaal ‘De hond’ van Alexander Calder
staat. De sculptuur is tijdelijk elders te zien.
Foto: Albert Hagenaars. |
Roger Nupie bij ‘Zonnewagen’ van Camiel van Breedam. Foto: Albert
Hagenaars. |
Tin Vankerkom,
die namens de verhinderde Annemarie Estor voorlas,
bij ‘Beam drop’
van Chris Burden.
Foto: Albert Hagenaars. |
Frank De
Vos bij ‘Moïra, en feuille morte’ van Roel D’Haese. Foto:
Albert Hagenaars. |
Tony
Rombouts bij ‘Dialoog’ van Albert Szukalski.
Foto: Albert Hagenaars. |
Marc
Tritsmans bij ‘Orpheus’ van Ossip Zadkine.
Foto: Albert Hagenaars. |
Bert Bevers bij ‘Zot geweld’ van Rik Wouters.
Foto: Albert Hagenaars. |
Richard
Foqué bij ‘Firmament III’ van Antony Gormley.
Foto: Albert Hagenaars. |
Peter
Holvoet Hansen bij ‘Misconceivable’ van Erwin Wurm.
Foto: Albert Hagenaars. |
Nogmaals Peter
Holvoet Hansen, bij ‘Misconceivable’ van Erwin Wurm.
Foto: Siti Wahyuningsih. |
In
alfabetische volgorde traden op:
Bert Bevers, bij ‘Zot geweld’ van Rik Wouters
Guy
Commerman, bij ‘Eindeloze kronkel’ van Max Bill
Sylvie Marie De Coninck, bij ‘Dabei sein ist alles’ van Kati Heck
Marleen De Crée, bij ‘De kardinaal’ van Giacomo Manzù
Annemarie Estor (vertegenwoordigd door Tin Vankerkom), bij ‘Beam drop’ van
Chris Burden
Richard Foqué, bij ‘Firmament III’ van Antony Gormley
Lies van Gasse, bij ‘Meisje met springtouw’ van Robert Couturier
Albert Hagenaars, bij ‘Trois figures debout’ van Eugène Dodeigne
Peter Holvoet Hansen, bij ‘Misconceivable’ van Erwin Wurm
Guy
Van Hoof, bij ‘De hond’ van Alexander Calder
Roger Nupie, bij ‘Zonnewagen’ van Camiel van Breedam
Tony Rombouts, bij ‘Dialoog’ van Albert Szukalski
Bart Stouten, bij ‘Balzac’ van Auguste Rodin
Marc Tritsmans, bij ‘Orpheus’ van Ossip Zadkine
Frank De Vos, bij ‘Moïra, en feuille morte’ van Roel D’Haese
NOG ENKELE COMBINATIES VAN BEELD EN GEDICHT
Bert Bevers bij 'Zot geweld' van Rik Wouters.
Foto: Luc Peperman.
|
HAARSCHERP
O ja,
Nel is zichzelf terug gaan zien. Een dikke
halve eeuw overleefde ze haar lieve Rik. Maar
ze ís zichzelf als Grande Dame als
Dwaze Maagd terug gaan
zien. Met haar linkerhand raakte ze
haar
eigen jonge rechterbil van brons lichtjes
grijnzend aan, eerder onbeholpen blikkend in een andere lens. Wat
zagen ze elkaar graag in zot geweld. O, wat was ze destijds nog
strak
toch.
Toen hij haar zo vereeuwigde klonken er
lichte liederen waarin bloed zong. Aan hun lippen
kleefden jonge woorden. Dauwzoet als regen
rustte trouw in hun hart. Hij droeg de dood
reeds
in zich, maar die dag rook alles naar vers brood
alom. Dat wist ze nog goed. Haarscherp.
‘De
kardinaal’ van Giacomo Manzú. Foto: Jean De Crée.
|
CHANSON D’AMOUR
als ik je zie
verandert de hemel van licht, het gras van kleur, de wind van
richting, de bomen van geruis. het uur gaat dicht.
of, de
regen benevelt de zon, koorts raast door mijn huis, slaat met
de deuren. niet bewegen denkt hij, niets zien. het is genoeg.
wat hij had opgeslagen: dromen misschien, stilte,
binnentalen, is niet te achterhalen. gedachten wijken uit.
spreek dan, zeg me.
als ik de ogen sluit, sluip je in mijn
stem, verlaat je mijn vingers, raak ik je aan, lig je in het
lijf. overal om je heen dwaalt het wachten.
bomen,
roerloos opgedeeld in lanen, schaduwen die de hoek omslaan. je
zwijgende gezicht maait de liefde uit mijn naam. zeg me, kijk me
aan.
Marleen de Crée
'Moira, en feuillemorte' van Roel D'Haese (1900). Foto: Goddie Caubergh.
MOÏRA,
EN FEUILLE MORTE Parlando
Moïra,
Dichter bij het beeld ben ik een spraakgebrek,
een kalend hiaat waarvan ik weet
dat er nog een
punt ontbreekt, het lot dat in mijn nerven kraakt.
In
deze onverlaat, in mijn stroom van broze woorden
opgerold, in het blote dode blad dat mij kleedt,
en langzaam met het weinige aarzelt.
Bijziend blijf ik, zal ik zijn tot de tijd voluit mijn naam
uitschrijft. Na het alles dat ik bezong, bezing ik nog
steeds het ooit, een warm woord en twijfel.
Frank De Vos, bij Moïra, en feuille morte van Roel D’Haese (1900)
‘Firmament
III’ (detail) van Antony Gormley. Foto: Albert Hagenaars.
MATELOOS IS HET
FIRMAMENT
Mateloos is het
firmament
in onszelf gespiegeld naamloos blind en vormeloos aan de aarde
gespijkerd als een nieuwe naam die haar licht verbergt
angstig voor haar schaduw.
Het is leegte die
door leegte dwaalt
kruipend een schuilplaats
zoekt om te bestaan.
Alsof gemis aan lichaam ruimte vult
alsof de tijd ons heeft vergeten
de klokken stilgezet
en niets nog kan verschuiven
niets nog kan ontstaan.
Hier waar alle lijnen zijn getrokken
begin en einde ondeelbaar gekooid
onaantastbaar vastgeklonken.
Hier bezegelen wij ons lot.
Niets zal nog
verdwijnen
alles kan dus vergaan
zo wordt de eeuwigheid ontsloten
moeten wij de sterren dragen
terwijl het licht zijn webben weeft
en oorverdovend schittert
aan een
mateloos firmament.
Richard Foqué
‘Eindeloze
kronkel’ van Max Bill, waar Guy Commerman een gedicht bij
schreef. De dichter wist het principe van
Bills werk op doeltreffende wijze formeel te vertalen door de tekst
ook in omgekeerde volgorde weer te geven. Foto: Albert
Hagenaars. |
&(MAX BILL)&
I
Hij is brein
en hij is hart,
herbergt wijsheid in zijn schrijn
die wentelt en wankelt.
Schijn bloeit als weerschijn
in bronzen kronkels
en bundelt kracht
van verdwijnen en verzoenen.
Twijfel sluipt in schaduw
schuin en sluw
zijn welige wanden af.
Hier heersen rijke
rust
en gulle waarheid.
Hier word ik
oneindig rein,
in deze kering van liefde,
in deze ruimtekring van licht.
II
In deze ruimtekring
van licht,
in deze kering van liefde, word ik oneindig
rein.
Gulle waarheid
en rijke rust heersen hier.
Schuin en sluw
sluipt twijfel
in schaduw zijn welige wanden af.
Kracht van verdwijnen en verzoenen
bloeit als weerschijn
in bronzen kronkels.
In zijn schrijn herbergt hij wijsheid
die wentelt en wankelt.
Hij is hart,
hij is
brein.
Eugène Dodeigne (27 juli 1923)
is een in Wallonië geboren Franse
beeldhouwer.
Afkomstig uit een familie van steenhouwers leerde hij zichzelf de beginselen
van het vak. Hij studeerde vervolgens aan de
École des Beaux-Arts in
Tourcoing, de École des Beaux Arts in Parijs en in het atelier van Marcel Gimond. Ook
stond hij invloeden toe van Constantin Brancusi, Alberto Giacometti en
Germaine Richier.
In het begin van de jaren zestig, na exposities in o.a. Lille, Brussel en
Parijs, kreeg zijn naam een bekende klank in de wereld van de moderne
sculptuur. Zo lukte het hem deel te nemen aan Documenta 2 en 3 in Kassel, de
Biënnale van Tokioen de
Exposition Internationale de
Sculpture Contemporaine in Montreal.
Vanaf de jaren
zeventig
verschenen Dodeignes monumentale werken ook in het publieke domein, o.a. op
de Skulpturenmeile in Hannover en in de beeldenroute Kunstwegen in Nordhorn
alsmede in beeldenparken van musea, zoals de tuin van Kröller-Müller in
Otterlo en het Openluchtmuseum Middelheim te Antwerpen, waar ‘Geknielde
figuur’ (1970) en ‘Drie
staande figuren’ (1978) te zien zijn.
Een van zijn bekendste werken is het monument uit 1989 in het buitenkamp van
concentratiekamp Neuengamme in Hannover.
Eugène
Dodeigne leeft en werkt sinds 1950 in de Franse plaats Bondues, niet
ver van de Belgische grens.
http://www.middelheimmuseum.be
|