index

KEUZE UIT 'SPERTIJD' OP DE RADIO


(Aan deze pagina wordt nog gewerkt.)


 

Programmamaker Rudi Claessens van Radio Centraal liet weten opnieuw gegrepen te zijn door de bundel ‘Spertijd’.

Op woensdagavond 9 februari 2011 las hij in zijn programma een aantal gedichten uit dit boek voor. Hij koos uit de afdeling ‘Decors’ 1) ‘Bergen op Zoom’ en vervolgens de Engelse vertaling hiervan door Catherine East , 3) ‘Antwerpen’, 4) ‘Rome’, uit ‘Parijs’ de tweede afdeling: 5) ‘Gare du Nord’, 6) ‘Rue Blondel’, 7) ‘Impasse Verlaine’, 8) ‘R.E.R.’, 9) ‘Parc des Buttes Chaumont’, en uit de slotafdeling ‘Nocturnes’: 10) ‘Sprookje’, 11) ‘Ceremonie’, 12) ‘Met vaste hand’ en 13) ‘Het einde’.

 

 

 

UIT DE AFDELING ´DECORS´

BERGEN OP ZOOM

Een katholieke wandeling
in heidense herfstnacht
door de stroeve straten
van de natte, oude stad,

waar alles in het andere overgaat:
Bolwerk, Lievevrouwestraat, Spui.
Silhouetten van zware daken. De buik
vol blarenval. Gaslicht, zonder verte.

Geen beklemmender geluid
dan van het water van de mist
en van de piek der paraplu,
die tussen keien en spaties

wellustig in de vochtige,
aarden strophe
stoot

.  

ANTWERPEN  

Bontbevlagd en met de vette klanken
van haar ene taal ontvangt Antwerpen
wie haar stadsbronstig binnen rijdt.

Wanneer ik door de façade stoot,
van containers en kranen, kaaien en leien,
in een furie, geërfd van al onze vaders,

blijkt ze slechts een dorpsgebit, rottend
in een afgekloven Scheldekeel, dat om
roestende reclameplaten nog klappert.

Tegen oudere blazoenen ontlaadt ze
mijn drift: onder hoge gewelven,
krakend brokaat. In bloedend kant.

BERGEN OP ZOOM

A pleasant stroll on an early autumn
night through the damp streets
of the old town where everything
implies: The Bulwark, Sluice Gate, 

Street of the Holy Lady,
Silhouettes of heavy roofs.
The belly full of fallen leaves.
Gaslight without depth.

No sounds more oppressive
than the drizzle of the fog
and the pinnacle of the umbrella
that between the cobbles

voluptuously in the drenched
earthen stanzas
stabs
.



ROME

De hitte slaat gaten in de stad. In de tijd.
Lezend op de Spaanse Trappen verlies ik me
in de liefde van een zieke Engelse dichter

die ik laat sterven in mijn nabije hotel,
kuchend, herfst spuwend, zijn lippen nog
schroeiend aan de strofen van een hitsige muze.

Maar ’s nachts, op de fluisterende Monte Mario,
de stad aan mijn voeten en haar adem hoger,
steeds hoger, herdroom ik marmerslijtend teder

het kind vol toekomst van een andere ode,
een ander heden, en streel keer op keer
de koele gehuurde rug. Nu, vergeefs, dicht.

 

UIT DE AFDELING 'PARIJS'

GARE DU NORD

Eindelijk, door de diepe voren
in haar Algerijnse rug
weer aangekomen te Parijs.

De hal van het noorden
ruikt naar woorden
vol roet en roest, riet,
en zweet en dorpse rouw,

en zoals van deze stad
valt ook weer van mij,
traag en in plakken
de uitgedroogde pleisterlaag
van een onverdraaglijk verlangen.

 

IMPASSE VERLAINE

Heb je hier gewoond Paul, in het eind
van deze steeg, en je gewenteld en vernederd
op het kruis van taal en vlees?

Ja, dit was jouw domein. Vrouwloos
maar met de adder in je hoofd droomde je je
hier tussen de gepolitoerde coulissen van je tijd.

Opschoon diep verscholen in die ene,
al te mooie jeugd, weet ik: jouw liederen
over liefde en verraad zijn die van ieder.

Daarom Paul, volg ook ik het dalend stadspad,
en bid en zing, liederlijk, au vent mauvais, tot
door het gouden vlies van de eigen impasse.

 

PARC DES BUTTES CHAUMONT

In elke straat de uitslag van de stad,
rond elke boom, iedere vrouw, haar lijfgeur.
Als een gehucht schuiert ze zich tegen
de leeggejaagde heuvels van Belleville.

In het park wordt geen decor nog doorbroken,
hekken en heggen beperken het perspectief.
Zwaarder worden de veren, rafelend en rood
slaat de snavel op de tralies in haar taal.

In mij niet langer de paringsdrift van Parijs,
maar een klapwieken met geknakte vleugels
tussen de hoge schotten van de verbeelding.
Aan de lijnstok van de lezer die ik word.

RUE BLONDEL

Het knarsen van sleutels, later woorden,
in openingen van beelden van met begeerte
volgegroeide velden. En daar, aan de rand,

het boulevardvee dat, schichtig op de vlucht
tussen dashboardgroen en vensterrood,
zich in een klaaglijk blaten te buiten gaat,

de brandende krans van het gemeen-
schappelijk geheugen, al koelend tot geslepen
tanden, om het stijvend lid geschoven.


RER

Regen spoelt het blauwzuur
van de hoogte der dag en trekt grillige
sporen in de valse vacht van de stad.

Nacht en tongval zijn nog ver
en weer dus daal ik op roltrappen
af in de warme schachten

van de onderstad met haar graffiti,
verscheurde affiches, zuigende lucht,
chloroform en schroeiend rubber.

Ons verblindend in voorbij flitsende
haltes giert, diep en onweerstaanbaar,
de metro door de sluis van verlangen

En met vragende ogen naar binnen gericht
ben ik eindelijk de in lange manen
gedoken ruiter die over de prairie,

van La Défense tot Boissy St.-Léger,
doet draven en hinniken zijn zwarte merrie
van taal. En haar tekort.

 

 

 

 

 

 

 

UIT DE AFDELING 'NOCTURNES'

SPROOKJE

Licht donker, licht zwaar, wit zwart,
mijn vingervlug spel met schakelaars.
Ik klik gaten in de nacht, in verveling.

Met zwellende handen drukt zij
tot ik alles vergeet haar harige tong
op de spiegel van verlangen:

Liefste, mijn liefste achter de wallen
van de nacht, wie leest het mooist voor
in de uren van de waanvolle wacht?

Door de ochtend, de dorenhaag,
fluistert ze: ach bezeerde zanger,
wek me niet, kus me nooit.

 

MET VASTE HAND

Begeerte flakkert, als ik bij het schrijven
door het duister in een hooiveld stoot,
broeiend van zware prooien.

Taalnacht wordt drijfjacht. Wat anders
te doen dan met deze strofen het gareel
vormen waarin zij niet ontspoort

door wat buiten de kaft aan handen
te loeren staat. De wil slijpen tot een wapen
om dit gezwel uit het zachte weefsel

van mijn lust te snijden. Of weer
loos van taal onder de roestige rokken van een
bioscoop verstarren. Als in een kus vol zaad.

CEREMONIE

Een Europese diepte zoekt zij,
luisterend naar de zenders van de nacht,
in vibraties in rood oplichtende velden,

attributen voor de celibataire ceremonie
waarin zij zowel de hogepriesteres als
de laagste slavin is, biddend en vloekend,

orakels spuwend en as likkend van ons lijf
dat, uitgespreid op het purper offerkleed
in overgang naar liefde tekort schiet.

De lucht beschimmelt al en een regen
van stemmen ruist uit de radio.
Overdracht van hoop. Bijbels gruis.

 

HET EINDE

Lang heb ik me trachten te rasteren
in structuren, hem erin willen verliezen
maar nachten vloeiden steeds ineen.
En wat stolt het bloed van de stad?

Achter mijn gebroken filters liggen
nu de werktuigen voor deze zinnen
bloot en prooiend en voor de laatste
maal vol wellust ter veler vraat.

Terwijl het einde zich nader schrijft,
waarin van rokken alle zalen al ruisen,
druk ik voorzichtig de regels dicht.  

Gefluister, geschuifel achter lippen,
ik leg me leeg en moe tussen de handen,
waarbuiten een wereld verstrijkt.

index