

Dyah Merta
Het jaarlijkse internationale festival Read My
World is actief sinds 2013 en bestaat uit een serie literaire projecten op
diverse locaties in Amsterdam. De organiserende partijen willen een podium
bieden aan nieuwe ontwikkelingen in werelden die ver van elkaar lijken te
liggen. In 2013 stond de Arabische wereld centraal, in 2014 het Caribisch
gebied en in 2015 gaat de aandacht naar Zuid-Oost Azië.De initiatiefnemers vragen aan lokale curatoren om
schrijvers, dichters, denkers en singer-songwriters uit de betreffende
gebieden voor te stellen. Voor deze derde editie, uitgevoerd op 1 t/m 3
oktober in De Tolhuistuin, werden schrijfster Bernice Chauly uit Maleisië en
blogger/vertaler Kadek Krishna Adidharma uit Indonesië uitgenodigd een
programma samen te stellen. Op hun beurt introduceerden deze curatoren o.a.
Dyah Merta, Seno Gumira Ajidarma, Alfian Sa’at, Omar bin Musa, Farish Ahmad
Noor, Tash Aw en Laksmi Pamuntjak alsmede “the Malaysian one (wo)man band
The Venopian Solitude”.

Vertaalster Siti Wahyuningsih
De
organisatie verzocht Siti Wahyuningsih en Albert Hagenaars om enkele
verhalen van Dyah Merta (zie biografische informatie onderaan) in het
Nederlands te vertalen: ‘De zaak Lebak en de klucht van de geroosterde
kalkoen’ (‘Perkara Lebak dan
Komedi Kalkun Panggang’) plus ‘Wong, de
witte zwaan van de Nipah’ (‘Wong,
angsa putih di sungai nipah’).
Dankzij hun omzetting kon John Irons vervolgens een
Engelse versie
maken.
Tot de overige schrijvers behoorden o.a., Akwasi, Barney
Agerbeek, Adriaan van Dis, Farish A. Noor, Kadek Krishna Adidharma, Rocky
Tehuteru, Seno Gumira Ajidarma en Wim Manuhutu.
|
WONG,
DE
WITTE ZWAAN VAN DE NIPAH
Door Dyah Merta. Nederlandse vertaling: Siti Wahyuningsih en
Albert Hagenaars
SCHERPE suikerrietbladeren werden
samengebonden. Even later zou deze streng gebruikt worden om Wong -de
Indochinese minnares van Koh Asun- te slaan toen de mensen haar betrapt
hadden net voordat ze probeerde weg te komen via de rivier de Nipah. Het
huis van Koh Asun en enkele van zijn winkels stonden toen al in brand. Koh
Asun zelf, een succesvolle transporteur van Chinese afkomst, hadden ze nog
niet kunnen vinden. De inwoners van Sangir maakten vaak gebruik van zijn
diensten. Toen ze een van de winkels binnenvielen, troffen ze alleen maar
een paar knechten aan en een dienstmeid met een opvallend donkere huid.
Achter dozen ontdekte Jaduk echter een vrouw die er vandoor ging. Ze zetten
meteen de achtervolging in.
Wong, dat was haar bijnaam, rende als de geit van Wak Rohayat zodra die het
zweepje hoorde knallen van de oude man met z'n sik. In blinde paniek holde
ze struikelend door de stegen die vlakbij de rivier nog smaller werden. Toch
nam haar kracht al af. Jaduk zat haar op de hielen en duwde haar omver
waardoor ze met haar hoofd tegen de verrotte stronk van een bananenboom
klapte en hij bovenop haar viel. Ze sleurden
haar naar het suikerriet bij de rivier en snokten aan haar kleren totdat
haar blanke huid een dankbaar doel werd
van de samengevlochten, ruwe,
met ragfijne naalden bedekte bladeren en al meteen na de eerste zweepslagen
in
striemen opzwol. Het bloed vloeide al
gauw over haar vel en de flarden textiel.
Alles was doordrenkt van het bloed. Wong beet alleen maar op de rug van haar
hand tegen de niet aflatende pijn. Nog niet afgeschrikt door haar gejammer,
sjorden enkele mannen aan haar lijf. Het geluid van een rits. Wong begon
harder te schreeuwen. Haar gekrijs wond de mannen alleen maar nog meer op.
Ze verkrachtten haar net zolang totdat ze het bewustzijn verloor. Daarna
sleepten ze de vrouw naar de rivier en gooiden haar in het water.
Sindsdien bestaat het verhaal
over de vrouw met de blanke huid die vaak wordt gezien door mensen die bij
de Nipah komen. Soms klinkt er het suizend en fluitend geluid als van
wind door
bamboe waarmee zij haar komst
zou
aankondigen. Enkele dorpsbewoners hebben haar wel eens ontwaard. De vrouw
leeft voort,
hoewel iedereen gelooft dat ze in deze rivier is overleden. Mensen die hier
graag gaan
vissen brengen Wongs verschijning in
verband met de voorzienigheid. De komst van Wong viel
immers
samen met de komst van scholen vissen
die al heel
lang verdwenen waren. Er zijn echter
nogal wat mensen die bang zijn, die geloven dat de vissen demonische
krachten vertegenwoordigen, een van de
gedaantes
vormen van een immer nabije, wraakzuchtige Wong. Velen weigeren de vis te
eten die hier gevangen wordt,
omdat ze vrezen hierdoor
te zullen
sterven, een offer voor de rivier te
worden, voor Wong.
Koh Asun werd sinds die dag nooit meer
gezien. Wongs lot is maar een deel van het verhaal dat samenhangt met de
tragedie in Sangir. Een ramp die begon met de plundering van de
kruidenierswinkels en brandstichting in de woningen van enkele inwoners. De
mensen van Sangir zijn ontsteld door de gebeurtenissen waarvan ze dachten
dat die bij hen nooit zouden kunnen voorkomen. Ze weten niet wie er
verantwoordelijk voor is dat ze tenslotte niet meer naar buiten durven te
gaan, dat ze ervoor kiezen deuren en ramen net zo dicht te houden als van
het huis van Dalloh, die de eerste was om zich op te sluiten.
|
|

OVER DE AUTEUR
Dyah
Merta werd geboren in Ponorogo (Oost-Java) en woont momenteel in Yogyakarta.
Ze debuteerde met de roman ‘Peri kecil di Sungai Nipah’. Het boek handelt
over een traditioneel dorpsleven vol familie-intriges, geheimen en verraad
tegen een achtergrond van grote veranderingsprocessen die eeuwenoude waarden
wegvagen. Ze publiceerde ook korte verhalen in verschillende bladen.
|