
In september 2015 organiseerde beeldhouwer Gerard Fransen een
solotentoonstelling van een aantal van zijn sculpturen en objecten in
de Sint-Martinuskerk te Halsteren. Albert Hagenaars bezocht de
expositie en maakte kennis met de maker. Naar aanleiding van dit
gesprek nodigde de beeldhouwer hem enkele weken later uit om een kort
gedicht te schrijven dat vervolgens in steen kon worden uitgehakt.
In december leverde Albert Hagenaars onderstaande definitieve versie in:
hoe dieper deze steen
in slag na slag verstuift
hoe meer de stem die doorleeft
zich tot u verheft
Gerard Fransen legde in een interview zijn beweegredenen en werkwijze uit:
Ik varieer graag met verschillende steensoorten. In mijn werk betrek ik
vaak tekst, omdat ik een fascinatie heb voor communicatie in het
algemeen en tekens in het bijzonder. Naar aanleiding van een prikkelend
kennismakingsgesprek met Albert Hagenaars, die een expositie van mij
bezocht, kwam ik op het idee om hem te vragen een kort gedicht te maken
waar ik in steen een vertaling van zou kunnen maken.

Foto: Jose Mens.
Mijn werk kenmerkt zich door een multidisciplinair materiaalgebruik.
Dat komt onder meer doordat ik een algemene technische vooropleiding
heb genoten en pas op latere leeftijd naar de kunstacademie ben gegaan.
Mijn werk is vaak organisch van vorm. Ik werk zowel figuratief als
abstract. Daarnaast gebruik ik in mijn werk vaak de lettervorm.

Ik heb bij dit specifieke project gekozen voor Dolomiet, omdat deze
steensoort het meest geschikt is voor het hakproces dat ik voor ogen
heb. Daarnaast heb ik al ervaring met Dolomiet in letterwerk.
Dolomiet of Bitterspaat is een kalksteensoort die in de 18e eeuw in de
Zuidelijke Alpen werd ontdekt door de Franse geoloog Deodat de
Dolomieu. De kalkformaties werden later naar hem de Dolomieten genoemd.

De voorbewerking van de steen bestaat uit slijpen en schuren met
korrelwaarde 600 waardoor een zijdeachtige glans ontstaat. Hoogglans
polijsten is bij deze steen niet mogelijk.

Het gedicht heeft voor mij iets mystieks, iets verhullends, en dat is
een uitgangspunt voor de vormgeving van de letters geworden. Door elke
letter van een woord deels achter zijn voorganger te verschuilen
ontstaat een suggestief beeld en dat past uitstekend bij deze tekst.

Foto: Jose Mens.
De tekst overbrengen op de steen gebeurt met carbonpapier. Dit is een
nauwkeurig werkje, want elke lijn heeft een begin en een nauwkeurig
einde. Een lijn iets te ver doortrekken betekent een foutieve lijn in
het uiteindelijke product en dat werkt bij dit ontwerp zeer storend.
Zodra het geheel in carbonlijnen op de steen staat, ga ik met behulp
van een hardstalen kraspen de lijnen inkrassen, zodat ze niet meer
weggevaagd kunnen worden. Daarna kan het eigenlijke kapwerk beginnen.

Een probleem dat zich bij het ontwerp voordeed was de ongelijke
regellengte. In de laatste versie van de tekst is de derde regel te
lang in vergelijking met de andere regels. De dichter heeft dat
natuurlijk zo bedoeld om de klankovereenkomst in verstuift – doorleeft
– verheft optimaal te laten uitkomen. Ik besloot het eerste woord van
regel 2 naar het einde van regel 1 te verplaatsen wat in mijn omzetting
een verliespuntje oplevert omdat ik weet dat Albert liever geen
lidwoorden en voorzetsels aan het einde van een regel ziet. Ook
splitste ik het laatste woord van regel 3, waardoor ‘doorleeft’ in
steen ‘door- / leeft’ werd. Dat levert weliswaar opnieuw een voorzetsel
achteraan op maar ik zie daar toch vooral winst.
Ten eerste komt de nadruk nu op ‘dóór’ te liggen, wat twee betekenissen
kent: 1) dwars door en 2) verdergaand. Vooral deze laatste duiding past
wonderwel bij de inhoud. Ten tweede bereikte ik hiermee natuurlijk de
beoogde betere tekstverdeling. Regel 3 is ook op de stenen plaat nog
steeds de langste maar nu minder nadrukkelijk, meer genuanceerd. Ten
derde biedt het woord ‘leeft’ nu iets meer verrassing. Ten vierde heeft
het koppelteken meer waarde gekregen dan die van een leesteken.
Gelukkig ging Albert meteen akkoord, ook omdat de klankovereenkomst tenslotte in stand bleef.

Tijdens een culturele manifestatie in Den Bosch, waar
ik als demonstratie verder kapte aan de steen, was een bezoeker zo
enthousiast over zowel gedicht als ontwerp, dat hij de plaat meteen
wilde kopen, hoewel de arbeid er dus nog niet op zat. Dat sterkte me in
de overtuiging dat we samen iets relevants hebben gemaakt.

Het is opwindend je te realiseren dat dit werk ons
waarschijnlijk heel lang zal overleven, een eigen leven zal meemaken:
met verschillende eigenaars, op diverse locaties, in uiteenlopende
verklaringen. Vaak zal in de loop van de tijd namelijk de vraag gesteld
worden om wélke stem het eigenlijk gaat. Het kan die van de schrijver
zijn, of die van de beeldhouwer, of die van het gedicht of de taal.
Zelf houd ik het erop dat het de stem van het materiaal is die ik door
mijn beitelen geopend heb, de stem van deze prachtige Dolomiet. Ik
beschouw natuursteen – de naam zegt het al- immers als organisch
materiaal, niet als een dode substantie. Ook steen leeft in z’n
onmerkbaar langzaam kruiende structuren dóór!
|