index

GEDICHT UIT ‘CATHEDRA’ IN STUDIE VAN ANTOON VAN DEN BRAEMBUSSCHE


Foto: Karin Borghouts





In oktober 2016 verscheen het boek ‘De stilte en het onuitsprekelijke – Over beeldcultuur, kunst en mystiek’ van Antoon Van den Braembussche. Eerder publiceerde hij het standaardwerk ‘Denken over kunst. Een inleiding in de kunstfilosofie’, dat o.a. is gebaseerd op zijn ervaringen als docent aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam en de Vrije Universiteit van Brussel. Van dit boek werden al tienduizenden exemplaren verkocht.











In zijn nieuwe boek besteedt hij ook aandacht aan het gedicht ‘De crypte van Chartres’ uit de bundel ‘Cathedra’ (2015) van Albert Hagenaars en citeert hij enkele fragmenten.






 





“Naast het horizontale en het verticale archetype is er een soort van sacrale ruimte waarin het spel van licht en schaduw binnen de beslotenheid van de ruimte plaatsvindt. Dit is met name het geval met sacrale ruimtes die zich zodanig hebben afgebakend van de omgeving dat het spel tussen licht en schaduw hier niet langer heeft te maken met een interactie of wisselwerking tussen binnen en buiten. Het is het besloten archetype van sacrale ruimtes: oorden van stilte waarin het licht van binnenuit of mondjesmaat vanuit de buitenwereld verschijnt, zich langzamerhand van de duisternis, die de ruimte overheerst, onderscheidt.
Het is het schemerlicht van de catacomben, de catacomben van Parijs, waarin de miljoenen doodshoofden in het halfduister opdoemen, de beroemde ‘catacomben van de dood’ van het Kapucijnenklooster in Palermo waarin talloze gemummificeerde lichamen oplichten in het schaarse licht. Het is het schaarse licht van cryptes, waarover Albert Hagenaars in zijn gedicht ‘De crypte van Chartres’ schrijft:






Hun groeve wordt behoed door
het steeds anders kleurende licht boven
uit het roosvenster tussen de torens

gewijd aan de zon en de maan.





Ook hier in dit gedicht komt de ambiguïteit van de sacrale ruimte heel mooi uit de verf. Er is niet enkel het spel tussen licht en duister, maar tevens is er het spanningsveld tussen stilte, onderaardse stilte en het onuitsprekelijke, hier de relieken van de Maagd. En net zoals in de sublieme en mystieke ervaring is er het afgrondelijke én de bevrijding, de weergaloze, wederzijdse doordringing van enerzijds vrees en beven en anderzijds de onuitputtelijke liefde:





In de onderaardse stilte broeien
de relieken van Haar die werd vereerd
maar meer nog gevreesd, uiteindelijk

bezworen tot onuitputtelijke bron van liefde.





“Het steeds anders kleurende licht” van de crypte van Chartres suggereert tevens dat de huidige toeschouwer zich beweegt tussen het ogenblik en tijdeloosheid, het nu-moment en de eeuwigheid.

Zoals ik reeds in ‘Het Gezicht van Bibi Aisha’ beklemtoonde ontmoet men deze dubbelheid ook in de literatuur over de sublieme ervaring, waarin, al vanouds en steeds opnieuw, gesproken wordt van een ogenblikkelijke overweldiging, die uiteindelijk naar het onuitsprekelijke verwijst. Nog belangrijker is dat het ogenblik uitstaat naar een spirituele, zelfs mystieke en onbenoembare ruimte, die allereerst gepaard gaat met angst, vrees en beven, met ontzetting (denk aan Nietzsche) en slechts in tweede instantie met een soort van transformatie, een bevrijding.”














ENKELE REACTIES

 

1
Vakfilosoof Antoon Van den Braembussche toont zich van zijn mildste kant: de schola is over, hier herleeft het essay. De auteur analyseert loyaal, elegant en altijd bedachtzaam - om barmhartig te helen wat onze tijd uiteenscheurt. Hij hipt tussen levensvormen, disciplines en praktijken, van Pseudo-Dionysius en Meister Eckhart tot Dogen en John Cage. Beeldkunst, wijsheidskunst, woordkunst, zwijgkunst. Tegengif dat het heersende cynisme wil bestrijden. Balsem voor de gewonde geest."

Frans Boenders, radio- en televisieproducent, schrijver en filosoof





2
Antoon Van den Braembussche is een filosoof, die zich over de jaren uitvoerig en ook uitmuntend bezig heeft gehouden met de filosofie van de kunst.  Hij heeft hierover verschillende boeken en reeksen artikels op zijn naam staan. Hij gaf les in Nederlandse universiteiten en aan de VUB. Dit boek sluit aan bij zijn vroeger werk, omdat de auteur kwistig gebruik maakt van referenties naar kunst. Tegelijk is het verschillend, omdat hier vrij centraal over stilte en over mystiek gehandeld wordt.

Voor een recensent is het een moeilijke klus om iets te zeggen of te schrijven over dit boek, en dat is natuurlijk in belangrijke mate gelegen aan het onderwerp zelf: hoe bespreek je stilte en het onuitsprekelijke? En meer nog, hoe bespreek de pogingen tot bespreking van deze fenomenen door een belezen en gedreven auteur? De lezer zal me moeten gunnen dat ik met een zekere schroom aan deze taak begin.

Van den Braembussche maakt het de lezer niet gemakkelijk door een taalgebruik te hanteren dat zo dicht mogelijk de paradoxale ervaring van het mystieke, van het niet door taal vatbare of zegbare te benaderen in zijn boek. En daarin heeft hij uiteraard gelijk: je kan niet op het niveau van de dagelijkse taal spreken en schrijven over wat in feite aan die taal ontsnapt. Maar, belangrijker voor de filosoof en de wetenschapper, je kan dat evenmin in de geleerde taal die we al eeuwen ontwikkelden in de wijsbegeerte, noch in de exacte taal van de recente wetenschappen. Dat kan niet omdat die vormen van taalgebruik zich noodzakelijk en ook bewust tot ondieper niveau van betekenis moeten beperken.  Dat maakt er de kracht vanuit, maar ook de beperktheid.

De auteur zoekt parallellen met de kunst en vertrekt daarbij van het ‘mooie’ en tegelijk uiteraard moreel gruwelijke beeld van de verminkte Afghaanse Bibi Aisha (het meisje wiens neus afgehakt werd door haar man). Het beeld zegt duidelijk iets, maar suggereert of roept nog veel meer op dan het discursief kan zeggen.  Onmiddellijk maakt de auteur de link naar Zen: ook daar heb je dat fenomeen. Hij trekt dan het verband met de opvattingen over het heilige van Otto: ‘tremendum et fascinans’, met verwijzingen naar Hegel en Rilke.  Ik begrijp de beweging die hier gemaakt wordt, maar vecht ze ook al jaren aan. Otto blijft teveel thuis, in de denkwereld van de boekgodsdienst(en) waarin hij leefde. En dat beperkt zijn intellectuele horizon: het is voor mij geenszins gepermitteerd dat vanuit die lokale en particuliere kaders uitspraken worden gedaan over de honderden andere religies in de wereld. Dat is een klassiek voorbeeld van pars pro toto wat in dit geval onbewust leidt tot een koloniale reductie van de diversiteit van de mensheid tot de eigen bekende kaders. In mijn opvatting is dat nu precies wat we in Europa (of het Westen) moeten confronteren om genezen te worden van onze koloniale ingesteldheid, en die opdracht wordt ons in het gezicht geduwd in de turbulente culturele en religieuze conflicten van vandaag.  Voor de goede orde: Van den Braembussche is niet schuldig aan de foute reductie die ik hier beklemtoon. Ik grijp enkel de gebruikte categorieën vanOtto even aan om op dit belangrijke punt te wijzen. De auteur zou enkel beter een andere referentie gebruiken dan de eeuwig terugkerende Otto om zijn punt van opmerkelijke structuurovereenkomsten tussen bvb. westerse mystiek en Zen te maken.

Gelukkig verhindert dit helemaal niet dat indringend wordt geschreven over de stilte (in hoofdstuk 1) als niet enkel het afwezig zijn van geluid (en zeker taal), maar als een manifestatie van het verborgene, het onuitsprekelijke. De auteur grijpt daarbij terug naar gebouwde sacrale ruimten en architecturale constructies (piramide, tempel) , waar licht en duister, hemel en aarde en andere spanningsvelden de “grammatica” leveren om te bouwen op zo’n manier dat voorbij en/of voorafgaand aan de taal kan gewerkt en ervaren worden. dit is een moeilijk thema, maar de verwijzing naar ook hedendaagse monumenten van herdenking maakt het punt bijzonder overtuigend.

Uiteraard moet ook muziek in de zoektocht betrokken worden. In muziek merkt hij op, wordt stilte op een veelzinnige en bijzonder noodzakelijke manier gebruikt: er is stilte voor en onmiddellijk na een muzikale uitvoering en dat is zeer betekenisvol. Cage wordt ontleed in zijn poging om stilte de hoofdrol te geven in muziek. Van daaruit, en zeer gedurfd, wordt de stap gezet tussen muziek en mystiek, met name bij de Soefitraditie. Twee kleine intermezzo’s met aforismen sluiten dit eerste deel af. Stilte-momenten voor de lezer als het ware;

Het tweede deel van het boek handelt heel expliciet over mystiek aan de hand van de geschriften van enkele mystici: de Areopagiet, Rumi, Eckhart en Dogen worden sterk belicht. Dat de westerse mystici hier dankbaar kunnen geflankeerd door enkele Boeddhistische collega’s is niet alleen zeer verdedigbaar, maar wordt door Van den Braembussche ook bijzonder overtuigend uitgewerkt. Dit is een huzarenstukje, omdat elk van de behandelde mystici natuurlijk op een iets andere manier esoterisch of minstens eigenzinnig is. Deze beschrijvingen en analyses zijn bijzonder sterk en zullen de geïnteresseerde in mystiek zeker bekoren. Dat taal, de beperktheid en dus ook vaak het prefentieel niet gebruik van taal in de mystiek van Oost en West een belangrijke en misschien zelfs cruciale rol speelt, is een punt dat de auteur heel overtuigend weet uit te werken.

Het boek eindigt, relatief abrupt toch nog, met een vergelijking tussen Eckhart en Zen, waarbij Derrida’s filosofie van het verschil of de differentie wordt herinnerd. Persoonlijk had ik die laatste parallel verder uitgewerkt willen zien, omdat zo Derrida (en met hem misschien ook Camus, Touraine en enkele anderen) veel meer reliëf zou krijgen in de heroriëntatie die de westerse filosofie misschien begint te maken, maar dat is een persoonlijke verzuchting.

Alles samen is dit kleine boek heel dens en nauwkeurig geschreven. De auteur verdient alle lof hiervoor, al zal een groter lezerspubliek toch moeite hebben om de weg niet bijster te worden. Dat ligt niet aan de auteur, maar inderdaad aan het onderwerp zelf dat noodzakelijk maar nagenoeg onmogelijk is. Of de synthese tussen muziek, mystiek en taalfilosofie geslaagd is kan geen geldige vraag zijn: het onzegbare bespreekbaar maken door zo expliciet mogelijk de grenzen van zin en betekenis af te tasten valt buiten de waarheidsvraag. Juist daarom is deze oefening zo belangrijk.

Rik Pinxten, Orgaan van de Agorakring, 31 oktober 2016





3
In een wereld waar flitsende beelden en storend lawaai steeds indringender worden is rust en stilte een schaars goed. Kunstfilosoof Antoon Van den Braembussche toont de weg naar verlichting.

“Stilte is niet de afwezigheid van geluid. Stilte is de diepste klank,” wil een Chinees spreekwoord. In 1952 illustreerde John Cage dit met zijn compositie 4’33”, waarin een pianist voor een piano gaat zitten en exact vier minuten en drieëndertig seconden geen toets aanraakt. Op zo’n moment hoort het publiek de stilte, en tezelfdertijd ook de afwezigheid ervan, want absolute stilte bestaat niet. Wie in een volstrekt geluidsdichte kamer gaat zitten wordt na verloop van tijd gek van de schreeuwende stilte. In De stilte en het onuitsprekelijke probeert kunstfilosoof Antoon Van den Braembussche de stilte te doorgronden en verbindt hij haar met het onuitsprekelijke dat zowel in de oosterse als westerse mystiek zo centraal staat. Stilte, zowel fysiek als mentaal, vormt er de weg naar het goddelijke of essentiële van wereld en menszijn.

Zijn vertrekpunt hierbij is precies het tegenovergestelde: de beelden- en geluidslawine die ons dag in dag uit overspoelt. Nooit eerder in de geschiedenis was de mens blootgesteld aan zoveel prikkels, en daardoor lijkt niets ons nog langer te kunnen raken. Maar is dat wel zo? Van den Braembussche haalt bijvoorbeeld de foto van Bibi Aisha aan, het Afghaanse meisje wiens neus en oren door haar schoonfamilie werden afgesneden. De foto stond op de cover van Time en werd World Press Photo van het jaar 2010. Waarom herinneren we ons die foto vandaag nog, terwijl er sindsdien miljarden andere beelden ons netvlies hebben geraakt die we allang weer vergeten zijn? Volgens Van den Braembussche omdat hij iets onuitsprekelijk toont. Die foto is subliem in een filosofische betekenis van het woord. Hij is angstwekkend en bevrijdend tegelijkertijd en toont het ontoonbare.

Zoals misschien wel te verwachten is het hoofdstuk over muziek en de rol die de stilte daarin speelt het pakkendst. Waar Van den Braembussche elders nogal gierig is met voorbeelden, de theorie het lezen doet stokken en het soms lijkt alsof hij zelf de samenhang van zijn boek niet goed voor ogen heeft, komt hij daar bijzonder helder uit de hoek. “Muziek is een in het metafysische verankerd spel met geluid en stilte,” zei Paul Van Ostaijen al en Van den Braembussche wil hem zeker niet tegenspreken. Zo heeft hij het ondermeer over de Estse componist Arvo Pärt. Die begon als aanhanger van het twaalftonensysteem maar merkte na verloop van tijd dat hij de essentie miste. Acht jaar stilte volgde, waarna hij met een heel ander soort muziek kwam, melodisch en uitgepuurd, “één enkele stem die een dans aangaat met de stilte,” zoals hij het zelf beschreef.

De Japanse componist Toru Takemitsu volgde eenzelfde pad. Zijn hele carrière was hij op zoek naar die ene absolute klank die volgens het boeddhisme de verlichting zou brengen. Bij beschreef zijn missie als het vinden van “de mystieke stilte van de wind die door een oude vervallen bamboegroeve waait”. Dat brengt Van den Braembussche bij de stilte van de mystiek die zowel voor Meister Eckhart als voor de Japanse dertiende-eeuwse Dõgen het doel van hun leven vormde. Ook al stamden ze uit twee volstrekt verschillende culturen, toch hadden zij eenzelfde levensideaal voor ogen: het vinden van god of verlichting door stilte en meditatie, het overstijgen van het ego en de wil en het verder denken dan het basale dualisme dat zegt dat god alle positiefs is en de wereld alle negatiefs. Het goddelijke staat daar juist boven, beweerden zij. Het is ontoegankelijk, onmeetbaar, onuitdrukbaar en onbenoembaar. Alleen de diepste stilte kan het ontsluiten.

Van den Braembussche heeft een uiterst relevant boek geschreven. Steeds meer mensen zijn immers op zoek naar de essentie in voeding, wonen, werk en menselijke relaties; in hun leven kortom. Stilte hoort daar ongetwijfeld bij.

Marnix Verplancke, 1) De Morgen, november 2016, en 2) De Leesclub van Alles




4
Voor wie geïnteresseerd is in mystiek en kunst en de raakvlakken tussen die twee, is dit boek een absolute must. Ofschoon het boek slechts 175 pagina’s telt, is het een zeer diepgravend boek, en ik hoop dat Van den Braembussche op dit spoor verder blijft denken en ons wellicht over een tijdje verrast met een uitgewerkte en heel eigen mystiek én filosofisch angehauchte kunstfilosofie. Het is een boek om te lezen en te herlezen, waarbij de lezer iedere keer nieuwe verbindingen ontdekt. Aantrekkelijk aan het boek is ook dat het nergens grote conclusies trekt. Van den Braembussche laat de conclusies aan de lezer zelf over, indachtig het zinnetje uit de inleiding: ‘Want elke lezer schrijft al lezend zijn eigen boek’ (15). Een boek dat mij om allerlei persoonlijke redenen bijzonder heeft aangesproken, dat ik in elk geval binnen handbereik zal houden en waar ik nog vaak naar zal teruggrijpen als een bron van inspirerende gedachten en ideeën.

Taede Smedes, Nieuw Wij, december 2016




5
Antoon van den Braembussche is kunst- en cultuurfilosoof. Hij doceerde onder andere aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam en aan de Vrije Universiteit van Brussel. Hij schreef onder meer het succesvolle standaardwerk 'Denken over kunst. Een inleiding in de kunstfilosofie'.

Zijn onderwerp
Stilte is een schaars goed geworden. We leven, stelt de auteur, in een tijd van 'oogverblinding en oorverdoving', dagelijks worden we overspoeld door beelden en geluiden die we niet in rust kunnen verwerken. Stilte staat voor meer dan enkel het ontbreken van geluid. Het is synoniem voor tijd voor reflectie, inkeer, ruimte voor dat wat niet direct onder woorden te brengen is. Er bestaat een duidelijk verlangen naar die schaarse stilte, getuige de populariteit van yoga, oosterse meditatievormen, boeken over stilte en stiltecoupés. De auteur wil het terrein van de stilte filosofisch verkennen.

Zijn methode
Van den Braembussche concentreert zich in het eerste deel van zijn boek op de stilte in beeldende kunst, muziek en andere artistieke disciplines. Daarna richt hij zich op de mystiek, zowel westerse als oosterse. Tussendoor presenteert hij twee intermezzo's, waarin hij in een bijna aforistische stijl schrijft over de 'ecologie van de stilte', de band tussen stilte en angst, poëzie en filosofie. Hij probeert werelden bij elkaar te brengen, zoals oost en west, kunst en mystiek. Zo vergelijkt hij de pogingen van kunstenaars om een 'sublieme ervaring' op te roepen met het streven van mystici om het denken uit te schakelen. In beide gevallen ontstaat er eerst een 'afgrondervaring', waarin het subject overweldigd kan worden door angst of wanhoop. Pas daardoor en daarna kan de esthetische ervaring of de verlichting ontstaan.

Mooiste zin
'De waarde van woorden ligt in hun betekenis, maar er is een bron van betekenis en deze bron kan niet in woorden beschreven worden.' Met dit citaat van Chuang-tzu illustreert Van den Braembussche dat er volgens hem een 'punt van Omega' moet zijn buiten de taal, waar we beseffen dat de taal geen woorden kan geven aan het onzegbare.

Leukste woord
Stiltologie. Dit is de 'wetenschap van de stilte', waar de auteur voor pleit. Studierichtingen: het fysieke verschil tussen stilte en geluid, het verschil tussen fysieke en innerlijke stilte, de historiografie, geografie en de esthetica van de stilte. En de relatie tussen stilte en mystiek.

Reden om dit boek niet te lezen
Dit is geen makkelijk boek dat snel voldoening geeft. Hoewel de auteur zijn best doet om toegankelijk te schrijven, vond ik het bij vlagen bijzonder moeilijk om mijn aandacht erbij te houden of überhaupt te kunnen reconstrueren wat de lijn ook alweer was. De verbanden tussen de uiteenlopende domeinen zijn nogal associatief. En de auteur grossiert in grote woorden, waardoor het abstractieniveau soms te hoog is. Als hij spreekt over 'de ambiguïteit van de sacrale ruimte' blijft het bijvoorbeeld lang onduidelijk over welke ruimte hij het nu eigenlijk heeft. Van den Braembussche is bovendien verzot op paradoxen. Maar het gevaar van al die paradoxen ('het beeld wordt ervaren in een ogenblik dat tegelijkertijd tijdloos is') is dat er geen duizeling ontstaat door de ervaring van diepgang, maar door frustratie over het uitblijven ervan.

Reden om dit boek wel te lezen
Het is nogal makkelijk om de inzichten uit dit boek uit hun verband te citeren en ze dan af te doen als platitudes. En waarschijnlijk leid ik zelf ook aan dat gebrek aan stilte. Zoals de auteur zelf al waarschuwt: 'Het unieke van deze tekst is juist de verborgen samenhang, die als een muzikale compositie haar geheimen slechts langzaam en overigens ook nooit geheel prijsgeeft. Afbreuk doen aan deze betovering door het geven van een samenvatting zou enigszins misdadig zijn.

Er staan veel waardevolle inzichten in, maar die komen denk ik vooral tot hun recht als ze in een laag tempo verwerkt worden. Dit boek moet je eigenlijk niet zomaar lezen, je moet er bij mediteren.


Marc van Dijk, TROUW, 23 november 2016





6
In onze hectische tijden met flitsende beelden en geluidsoverlast is stilte zeldzaam aan het worden. De zoektocht naar stilteplekken is groot. In het boek ‘De stilte en het onuitsprekelijke’ probeert de Belgische kunstfilosoof Antoon Van den Braembussche de stilte te doorgronden en verbindt hij haar met het onuitsprekelijke. Zijn onderzoek van de sublieme ervaring beperkt zich niet alleen tot het terrein van de kunst, maar reikt ook uit naar de mystiek. Het gaat om een gelijkaardige ervaring, luidt zijn these. Wat dit boek bijzonder uniek maakt.

Filosofe Patricia De Martelaere maakte in ‘Taoïsme, de weg om niet te volgen’ eerder de sprong naar Oosterse filosofie en wijsheid. Kunstfilosoof Van den Braembussche doet dit ook, maar is wellicht de eerste academicus die zich expliciet waagt aan de verbinding kunstfilosofie en mystiek.   In zijn eerste deel onderzoekt hij de ervaring van het sublieme in de beeldcultuur, de architectuur/installatie en de muziek. Terwijl hij in het tweede deel de sublieme ervaring in mystieke geschriften en filosofie uit het Westen en Oosten analyseert. Dit leidt tot een indrukwekkende synthese en een nieuw paradigma in de filosofie, waarin non-dualiteit centraal staat.

Isabelle De Baets, (H)ART, 15 december 2016

 





ANTOON VAN DEN BRAEMBUSSCHE; ‘De stilte en het onuitsprekelijke’; 176 pagina’s; EPO; Antwerpen; 2016; ISBN: 9789462670839; € 20,00.





index