GENOEGDOENING
Elke vrouw
een voor in verdorde akker. De daad bij het woord, al vroeg.
Het mes op de keel, een greep in hun strofe, elk geslacht een
trofee.
De schande
van de schennis, bezworen in een taal van krassen op het
matglas om de kliniek, met de mantel van Gods liefde bedekt.
Wantrouwende
moeder, ongewassen en gedoodverfd op de trap naar zolder. Daar
de dichter, hier haar dochter bloedend in de klem van zijn benen.
Het kind,
als te vaak gestorven ouder, onthuld onder geen beding. Welke
dokter gebruikte zeep voor zijn ziekte van rijm en roem. Wie
ontkende
zijn talent, haar levenslang aangedaan?
|