STRAATSBURG
Pasen. De kou jaagt
schichtig over
de Barrage Vauban en de oude havens.
Het regent onophoudelijk. In de diepe
Duitse straten, op Place Kléber is geen
toerist meer te zien. Het
meest navrante
geluid: dat van de roodomlijste, heen en weer
slingerende uithangborden der geschiedenis
die de stad één grens
groter maakte
dan ze, op de plaats
waarover een kaart
zou moeten liggen om elke vlucht in de eigen
mythe te ontkennen, voor anderen is.
Men verliest zich op een
houten brug en her–
vindt wat over is in een witgekalkt lokaal.
In de sluizen kolkt het bloed.
CHARTRES
Soms, lente en sterfte in
het gemoed,
zie ik mezelf weer lopen in die ene mei,
die ene middag van bloesems en zachte regen;
loop ik door de
heuvellange Rue Saint-Brice
opnieuw tussen de kathedraal en Le Coudray,
tot aan de zwellende Eure, tot aan het monument,
dichtgroeiend moment van
een grote oorlog,
dat een onderstroom van vorige namen vormt
die gaandeweg door een andere diepte voert,
waar de benedenstad met haar zware zerken,
kastanjebomen en voor immer lege cafés
verloren aan de bewierde trappen hangt.
Overal achter de gesloten
ogen richten
natte korenschoven zich op uit de dood.
Langzaam wordt de avond in hem donker.
BLOEMLEZING
‘DICHTER BIJ ANNE FRANK’
Samenstelling Henk van Zuiden. Uitgeverij Leopold, 1985.
|