NEHALENNIA
De zee, de zee die zij moest temmen voor wie haar eerde, liet nimmer af, spoelde Ganuenta’s tempel weg en sloeg de godin met dezelfde vergetelheid
als het volk dat haar tot uitdrukking bracht.
Votiefstenen erodeerden in het zure water waar Scaldis in Mare Germanicum overging,
gehuil van honden weer de stuurlui verwarde en vrachtschepen de donkere stranden op joeg
als in de barre tijden vóór het ware geloof.
Vruchten verkalkten onder slijk en wier, breuken groeiden en groeiden mosseldicht, onze blik werd troebeler dan de hartstocht
ver van huis, vergoed met vreemde munt,
pijpaarde, potterij of, liever,valse vleierij.
Toen trok een sleepnet de bodem open,
viel in glinsterende vis die ene bede bloot: “leid ons door de woelige baren, voer mij
langs de zandbanken van de taal”
votum solvit libens merito.
Ballustrada, jrg. 28, no. 1/2, mei 2014
|