EYES FASTENED WITH PINS
How much death works
No one knows what a long
day he puts in. The little
Wife always alone
Ironing death’s laundry.
The beautiful daughters
Setting death’s supper table.
The neighbors playing
Pinochle in the backyard
Or just sitting on the steps
Drinking beer. Death,
Meanwhile, in a strange
Part of town looking for
Someone with a bad cough,
But the address somehow wrong,
Even death can’t figure it out
Among all the locked doors…
And the rain beginning to fall.
Long windy night ahead.
Death with not even a newspaper
To cover his head, not even
A dime to call the one pining away,
Undressing slowly, sleepily,
And stretching naked
On death’s side of the bed.
Charles Simic
|
|
MET OPENGESPALKTE OGEN
Het
zwoegen van de dood
Niemand
weet hoeveel
Overuren
hij maakt. De kleine
Vereenzaamde
vrouw niet
Die
de strijk doet van de dood.
En
die aantrekkelijke dochters niet
Die
de tafel dekken
Voor
het avondeten van de dood.
Noch
de buren die in de hof
Nog
zitten te kaarten
Om
Schoppenvrouw en Ruitenboer,
Of
die op het stoepje gezellig
Een
pilsje drinken. En de dood
Ondertussen
maar zoeken
In
een of andere uithoek van de stad
Naar
iemand met een lelijke hoest,
Omdat
hij het juiste adres niet kan vinden.
Zelfs
de dood weet het nu niet meer
Tussen
al die gesloten deuren…
Het
begint dan ook nog eens te regenen.
Hem
wacht een lange, winderige nacht.
De
dood, die niet eens een krant heeft
Om
onder te schuilen, niet eens
Een
kwartje om te bellen
Naar
haar die zich met een vage pijn
Van
verlangen uitkleedt,
Sloom
en slaperig,
En
zich naakt uitstrekt,
Op
zijn helft van het bed.
Albert
Hagenaars
|