GARE DU NORD

Eindelijk, door de diepe voren
in haar Algerijnse rug
weer aangekomen te Parijs.

De hal van het noorden
ruikt naar woorden
vol roet en roest, riet,
en zweet en dorpse rouw,

en zoals van deze stad
valt ook weer van mij,
traag en in plakken
de uitgedroogde pleisterlaag
van een onverdraaglijk verlangen.

 

IMPASSE VERLAINE

Heb je hier gewoond Paul, in het eind
van deze steeg, en je gewenteld en vernederd
op het kruis van taal en vlees?

Ja, dit was jouw domein. Vrouwloos
maar met de adder in je hoofd droomde je je
hier tussen de gepolitoerde coulissen van je tijd.

Opschoon diep verscholen in die ene,
al te mooie jeugd, weet ik: jouw liederen
over liefde en verraad zijn die van ieder.

Daarom Paul, volg ook ik het dalend stadspad,
en bid en zing, liederlijk, au vent mauvais, tot
door het gouden vlies van de eigen impasse.

MONTREUIL

Voor mijn vader

Door de mortel van Montreuil loop ik
een verlaten zondag uit, in de klanken
van een bekende opera denkend aan jou
en je drang naar zee, verre landen.

De versie van thuis, door jou zacht mee
gezongen, overstemt die van hier, schallend
uit schrale kozijnen. En nog verder vrouw
ik je vleugels in me open: duizelend

aan de kunst van Parijs, op een viaduct
over de Périphérique, schommel ik weer
in de loverrijke hof, jij duwend in de diepte,
ik een en al hoogtevrees boven de barakken

vol honger van Zuffenhausen en Fellbach,
en honger nog, tot tussen de zeemeeuwen
van onze geboortestad, krijsend om het witst.
Heimwee, in zwaarte zwermen, snerpende aria’s.


PARC DES BUTTES CHAUMONT

In elke straat de uitslag van de stad,
rond elke boom, iedere vrouw, haar lijfgeur.
Als een gehucht schuiert ze zich tegen
de leeggejaagde heuvels van Belleville.

In het park wordt geen decor nog doorbroken,
hekken en heggen beperken het perspectief.
Zwaarder worden de veren, rafelend en rood
slaat de snavel op de tralies in haar taal.

In mij niet langer de paringsdrift van Parijs,
maar een klapwieken met geknakte vleugels
tussen de hoge schotten van de verbeelding.
Aan de lijmstok van de lezer die ik word.

 

GIST, jrg. 6, no. 4, 1983.