LINGUISTICUM
I
Moeheid.
Leven
zonder zeilen.
onder
de vogels zonder genade.
Meer
nuchter:
inkt
die soms uit de stift vloeit
en
dan nog over hetzelfde woord.
Hetzelfde
woord,
dat vermaald, d.w.z. kernloos,
niet
eens meer kan staan
voor
schijn.
Eerder
tevoorschijn
gaat.
II
Uitzicht
op
de eigen verte,
desnoods
bekleed
met
de ivoren platen
uit
het bekende beeld.
Immers:
alles
draait hier toch
om
de relatie
taal
en verwijzing
tot
het ene inzicht.
Het
ene inzicht?
Ook
al schuiven oogleden
de
ruimte dichter,
da
afstand tot
blijft
daarbij steeds
gelijk.
III
Bijna
alles
verloren.
De
haat en beklemming
van
de vroege jaren
De
broei van de zinnen.
De
zinnen van de broei.
Dat
en meer,
tot
aan de horizon
van
het scheermes
of
tussen
pen
en papier,
bijna.
IV
Een
trein die door de velden,
over
de landkaart naar.
Daar
ben ik in,
probeer
de gebeurtenissen
naar
het algemene te.
En
op de taalkaart
juist
het omgekeerde.
Op
die overgang
van
vertrek en aankomst,
beweging
en stiltestand
beschrijf
ik.
Ander
prefix,
dus
andere periferie,
zelfs tot.
V
Moeheid.
Leven
zonder zeilen
onder
de vogels zonder genade.
Meer
nuchter:
inkt
die soms uit de stift vloeit.
En
dan nog over hetzelfde woord.
Hetzelfde
woord?
dat vermaald, d.w.z.kernloos,
niet
eens meer kan staan
voor
schijn
Eerder
tevoorschijn
gaat.
VI
Niets
Dan
het verraad
Toch
de vergelijking
Eb
op het papier
of
dood tij
Het
omgekeerde
gebeurt
nog steeds:
van
niets naar iets
in
plaats van andersom,
zoals
in de buitentaal
iets
VII
In
de taal,
zo
tussen vorm en model
en
daarna nog wat,
dit
te lezene bijvoorbeeld,
tracht
ik te bereiken
en
nog wat.
Als
is het dan maar
eenmalig
of
dat niet
Eens.
VIII
Uiteindelijk
slaan
we allen
in
het wit.
Of
men dan valt
of
nu duikt.
De
snelheid waarmee
zal
hetzelfde zijn,
maar
vooral,
zoals
om dit hier,
IX
Weer
eenzelfde grens.
Dezelfde
natuurlijk
Terug,
want erlangs
gaat
ook er over niets.
Taaltekens
worden grenstekens,
verplaats
ik de woorden
tot
hier
X
De
woorden leegte,
aan
de randen,
nog
gekruld,
maar
niet lang
meer.
‘BLOEMLEZING’
OP KOMST – WERK VAN SCHRIJVERS IN OPKOMST’
Deze
publicatie geldt tevens als nummer IV/4 van het tijdschrift Mandala,
1983.
Uitgeverij
In de Knipscheer, Amsterdam.
|