IMPASSE VERLAINE

Heb je hier gewoond Paul, in het eind
van deze steeg, en je gewenteld en vernederd
op het kruis van taal en vlees?

Ja, dit was jouw domein. Vrouwloos
maar met de adder in je hoofd droomde je je
hier tussen de gepolitoerde coulissen van je tijd.

Ofschoon diep verscholen in die ene,
al te mooie jeugd, weet ik: jouw liederen
over liefde en verraad zijn die van ieder.

Daarom Paul, volg ook ik het dalend stadspad,
en bid en zing, liederlijk, au vent mauvais, tot
door het gouden vlies van de eigen impasse.

 

VERSAILLES

De nacht een rouwkleed over de voorstad.
Zij is vermoeid en opnieuw oud genoeg
in haar roze bloedende appartement,

om te kunnen luisteren in de ochtendhanden
van een koele gigolo die, nog beheerst,
de bladmuziek met mijn preludes openslaat,

haar glanzende vleugel bespeelt
op het van dauw spiegelende terras
tussen park en paleis en realiteit,

zijn vergroeiing met vrouwen verspeelt,
druppels weemoed op de toetsen.

Mijn bleke, natte gigolo.

 

RER

Regen spoelt het blauwzuur
van de hoogte der dag en trekt grillige
sporen in de valse vacht van de stad.

Nacht en tongval zijn nog ver
en weer dus daal ik op roltrappen
af in de warme schachten

van de onderstad met haar graffiti,
verscheurde affiches, zuigende lucht,
chloroform en schroeiend rubber.

Ons verblindend in voorbij flitsende
haltes giert, diep en onweerstaanbaar,
de metro door de sluis van verlangen.

En met vragende ogen naar binnen gericht
ben ik eindelijk de in lange manen
gedoken ruiter die over de prairie,

van La Défense tot Boissy St.-Léger,
doet draven en hinniken zijn zwarte merrie
van taal. En haar tekort.

 

WENEN  

Halte Heldendenkmal.
Langzaam rijden de lege trams onder
een eeuwig lauwe lucht van wakken voorbij.

Later, in het Prater, rose gefluister
en heel zacht, zwartomrand gelach.
Geluiden van ver voor mijn bezoek,

nu herhaald in de diepere krassen
op haar haast leeggedraaide film
waarin eens het bont en gekir

van het Fin de Siècle de renbaan vulde,
de donkere dreven der Sezession begaan
werden door wie het om vernedering ging,

of om de weeë nasmaak daarvan.
Dezelfde als die van de versneden moraal,
nasmeulend op het Aktionistisch offerblok.

De pathetische vlaggen uitgebloed,
het lood der maquillage versmolten met
het celluloid, dat in een stem blijft steken,

zijn hier de dagen wit en willig vlees
zonder de rode striemen van mijn angst.
Gesublimeerd maar leesbaar: uw vrees.

 

TIJDSCHRIFT ‘PRELUDIUM’, jaargang 3, no. 1/2, 1986.
Uitgave: Stichting Preludium, Breda.