KARMELIETESSENKLOOSTER,
1963
Het
onweerde, en de slagregen
dwong de
bomen op de knieën.
Ik vluchtte
de grot op de hoek
in, kapel
van altijd durende bijstand.
Bij
kaarslicht staarden we elkaar uit
en ditmaal
knipperde zij het eerst.
Haar
gebarsten glimlach nodigde me
dichterbij
dan ik ooit had durven komen.
Nu leerde
een verre lispelende stem,
die ik niet
veel later liever hoorde,
me over de
lelies en de sterren,
over de
oneindigheid van de liefde.
Toen ik
buiten kwam was alles
stil, rook
het naar vagevuur
en wilde de
middag niet meer open,
maar ik wist
van het gisten
van het gips
onder haar habijt.
STROOM
no. 30, september 2008. Samenstelling Rose Vandewalle.
|