MAAGDENBURG
Grauwe velden. Gesloten
land. Wankelend
rijdt de trein door dit landschap waaruit
alle lucht gezogen is. Dat van mij gescheiden is.
Een herinnering splijt
plots de reis, opent de bol,
daar wordt tussen de bronzen randen mijn mond
een nap op de bevleesde ruimte van de ander
en in een verwarrend
beeld van sikkels
en sterren, sintels, stoom en roestende bruggen
en vertrouwde armen die zich wit en mager
uit een achtergrond van
dood water naar mij uit-
strekken, schuift Maagdenburg, verzakt in haar
decor van verouderde gieterijen, voorbij.
Nog opent het bevreesd
gezicht op de ruit de mond
voor een afwerend nee. Geen geluid. Dan weer
vale akkers. Verboden land. Wankelend.
VOLTOOIING
Er is een afgraving in
de heuvels
van mijn jeugd, gevuld met regen
van jaren, zoals ook vele nachten
als de bouwputten me trekken,
en ik de stilte van
drijfzand onderga
en de beklemming van zware kranen,
roerloos spiegelend in het zwarte water,
verlaten dokken, verwrongen rails,
misthoorns en de moord
op de heide;
fragmenten op een ver televisiescherm,
voor een lang geleden kind uitgezonden
en geluidloos, nu, eindelijk voltooid.
DE
TWEEDE RONDE, jrg. 3, no. 1, 1982.
Uitgeverij Bert Bakker BV.
|