DEPERSONALISATIE
De pogingen waarmee hij
zich in steeds
andere arrondissementen van het verleden
trachtte te ontdoen strandden elke nacht
opnieuw bij het fixeren
van het wak in de
zwak door de hotellamp beschenen plattegrond,
plaats van hendeling waar tekens verduisteren:
de bouwput waar hij
tezelfdertijd, voor
het verblindend staren van boven geschuifel
weggedoken, kortstondig huivert van bijna
bevrijdend genot in de reeks reflexen van
een paar ervaren, al te haastige handen.
ONTMOETING
Soms, buiten de
vereenzelviging, hervindt hij
zich in het krimpend perspectief van een laat feest
en in het gebaar van wat van liefde overbleef:
het glimlachend
verglijden in elkanders pose,
of nog later, in het mechanisch omstrengelen
van te magere benen voor een kort kwartier,
met op elk van de
overal ongestelde schermen
de bewasemde rug van een rustelozer iemand,
vertrekkend uit een onuitwisbaar landschap. Nog
reikt hij naar
schouders, maar iemand houdt hem
terug. Hij roept, maar hoort nauwelijks, luistert
niet meer. Vergroot afstand. Van ruimte, noch tijd.
DE
TWEEDE RONDE, jrg. 5, no. 1, 1984.
|