ROME

De hitte slaat gaten in de stad. In de tijd.
Lezend op de Spaanse Trappen verlies ik me
in de liefde van een zieke Engelse dichter

die ik laat sterven in mijn nabije hotel,
kuchend, herfst spuwend, zijn lippen nog
schroeiend aan de strofen van een hitsige muze.

Maar ’s nachts, op de fluisterende Monte Mario,
de stad aan mijn voeten en haar adem hoger,
steeds hoger, herdroom ik marmerslijtend teder

het kind vol toekomst van een andere ode,
een ander heden, en streel keer op keer
de koele gehuurde rug. Nu, vergeefs, dicht.

 

VERS, JRG. 2, NO. 3, MAART 1981.