BRUG OVER DE KWAI
I:
KANCHANABURI
Voor
ons ligt, samengesteld uit uit Indië
geroofde bruggen, de brug waarvan elke
nagel nog steeds in nachten van oude mannen
wordt geslagen. Met jou beklemd naast me
hoor
ik ze liggen luisteren naar het hameren
op de slaap. Bevelen schallen over het water.
In echo’s de broze stem van opa, en de boze
van zijn zoon die jou er tot bloedens mee sloeg
toen
je koos voor mij. Sindsdien het bedrog:
een film, een gedicht, zijn zware hand
op de mijne in jouw geslacht. En dieper nog,
het malen in de politieke trog. Het vermalen.
II:
WISSELS
De
locomotief wielloos wegroestend op zijn sokkel,
jouw vader de verdwaalde stoker, jou op de schop.
Japanse toeristen dribbelen over het begroeide spoor,
dat oost en west en hem in ons voorgoed verbindt.
Buigend
van onschuld vragen ze mij een foto
te maken. Ze wachten in het gelid, glimlachen
van herkenning. Willoos verleg ik hun bestaan
in albums met Pat Pong, Clifford Pier en Borobudur,
naar
dit kamp, het zwellen van de Kwai. Hij vloekt.
Dat wordt veel drinken vannacht, langer praten.
Over opa’s graf in Bergen op Zoom, zijn Christus,
het kwaad dat over de rand van de doopvont komt.
III:
MUSEUM JEATH
Vijf
landen in je naam, op geen kaart te vinden.
Ik kom uit de laatste letter. Jij weet het almaar niet;
geen afkorting scheidt het merg van het eelt, geen vrede
de vrouw in zijn slapeloze uren van die op mijn scherm.
Het
gastenboek waait open, bladzijden klapperen
aan zwachtels. Ik strijk ze glad en schrijf in mijn vak
de naam van opa op. De monniken knikken.
Ze vragen materiaal voor hun museum, vragen
dan
door: over jouw mongolenplooi, over je vader,
een kind nu aan het water, over onze eigen kinderen,
zogenaamd thuis, en over westerse seks. Ik lach mee,
maar de pen is weer al niet meer te houden.
BLOEMLEZING
‘VERZAMELD WERK’.
Samenstelling: Bert Bevers.
Uitgeverij Casablanca, 1995.
|