JAKARTA : OUDE LIEFDE

Mitsubishi, Toshiba, Fuji . Neon slaat
tegen het zwaarder wordend wolkendek,
haar afgewende gezicht. Antennes tekenen
zich zoekend af. Ik streel haar geplooide huid.                                                                          

De stad zinkt in de zee van kampongs, nacht
die zich zuigend om de veranda sluit, ons samen
deed komen in het washok. De gaten in het zink,
een laatste krekel, elastiek. Ik kom omhoog,

zij blijft, het souvenir ontbloot op schoot,
huilend zitten. Willoos kus ik haar witte haar.
Een klap, rood dat zich uit de inslag scheurt,
en als toen meteen de regen, het tomeloze water.  

 

JAKARTA: 1965  

Papier ritselt. Een kakkerlak kruipt uit nieuws
dat nieuw bleef. Onze gastvrouw vraagt iets
in het Chinees aan haar vader. Hij schudt nauwelijks
merkbaar het hoofd, blijft maar roeren in zijn thee.

Het jaar waar onze familie nooit over praat 
rimpelt open: opgerold geld, ampullen en lijsten
van namen uit Glodok. Mijn nieuwe tante omarmt
hem, staart om hulp. Ik ben pas tien maar schrijf

wat ik kan: ‘Ze begroef de boeken, ontbond haar
haar en deed het witte kleed aan in het achterhuis,
waar ze haar vonden, en niet meer lieten gaan.’
Oma is het kopje, rinkelend in zijn hand.

 

VLAANDEREN, Jrg. 48, no. 1, 1999.