*
Zware klanken
verlacht zij episch
en onweerstaanbaar
drijft zij en trekt zij
naar zwarte lakens
een knot in het haar
dromers van haar
wentelen
en zweet op haar rug
verlangen vergeefs
achter gordijnen
bijbels genot
BERGEN OP ZOOM
Een katholieke
wandeling
in heidense herfstnacht
door de stroeve straten
van de natte, oude stad,
waar alles in het
andere overgaat:
Bolwerk, Lievevrouwestraat, Spui.
Silhouetten van zware daken. De buik
vol blarenval. Gaslicht, zonder verte.
Geen beklemmender
geluid
dan van het water van de mist
en van de piek der paraplu,
die tussen keien en spaties
wellustig in de
vochtige,
aarden strophe
stoot
.
OORDEEL
Met tegenwind duw ik de
wissel in
een andere stand. Roest verstuift.
Een onvermoed spoor ligt open.
Her afwachten eerst.
Dan het naderen
vanuit een betekenisscherpe verte
van wat ooit vroegtijdig is vertrokken.
Het knarst, verlengt
zich haast, ont-
spoort in het wit. Papier verschuift
waar ik toch geschrokken te luisteren sta.
Lawaai versplintert
over de vlakte.
Stemmen ontbinden, gaan nergens verwacht
hevig teloor. Worden voltrokken.
GESPREK
OP SUMATRA
In
de verte lichtte het uit een krater.
Eén ogenblik stond de hemel in zwavelgroen,
weerspiegelde meer dan Samosir zich in het meer,
daarna was alles weer donker als voorheen.
De
dronken planter lachte met tandeloze mond
toen ik vroeg naar vroeger, waar hij liefde vond,
en drukte mijn hand in jouw schoot. Ik droomde,
maar voel nog steeds hoe alles in ons steeg.
‘Zoo,
zonder het te zien, is eenieder van U.
Wat voor zin hebben al Uw reizen?’ zei hij
en vervolgde met wat mijn antwoord nooit kon zijn.
Drong ik daarom even later in je oudste wond?
BLOEMLEZING
‘ZOOM OP BERGEN’.
Uitgave van Boekhandel Quist en Poëzie-uitgeverij WEL, 1992.
|