DE GESCHIEDENIS VAN UITGEVERIJ WEL |
DE VOORGESCHIEDENIS: 1971-1973 In december 1971 verscheen in de in West-Brabant verspreide krant Brabants Nieuwsblad (later opgegaan in de combinatie BN/De Stem) een oproep aan de lezers een ‘dichtsel van eigen hand ter publicatie op te sturen’. Enkele dagen later al werden twee gedichten van de 21-jarige, in Tholen wonende Frans Mink afgedrukt, die hiervoor het pseudoniem De Enige gebruikte: 1) Maandag en 2) Sportbericht alsmede het in 1970 geschreven aforisme: vele pogingen / om het roken te laten / gaan in rook op. Na herhaalde verzoeken van het publiek bood ook het eenmaal per week verschijnende Stadsblad, in het voorjaar van 1972, haar lezers de gelegenheid ‘hun gedichten die meestal alleen aan henzelf bekend zijn’ te publiceren in de rubriek Spuigat.’ Wederom verschenen enkele teksten van De Enige. Op 25 juli 1972 stond in de plaatselijke pers het volgende bericht: ‘We kunnen melden dat Bergen op Zoom een jeugdige dichter rijker is. Hij heet Bert Bevers, woont Vijverberg 24 en heeft een bundel samengesteld onder de titel Berichten Uit Een Doolhof. De uitvoering is zeer eenvoudig, de inhoud bijzonder opmerkelijk voor een jongeman van zijn leeftijd.’ Op
3 augustus van datzelfde jaar verscheen vervolgens in het Brabants
Nieuwsblad onder de kop ‘Scholier ontpopt zich als dichter’ een
uitgebreider artikel, waaruit het volgende fragment:
‘Sinds ongeveer anderhalf jaar houdt Bert Bevers (18
jaar, leerling Havo eindexamenklas op de Rijks) zich serieus bezig met
het schrijven van gedichten. Enkele weken geleden bracht hij zelf zijn
eerste bundel uit, getiteld Berichten Uit Een Doolhof. Hoewel hij reeds
diverse malen zijn medewerking verleende aan schoolkranten en dergelijke
is dit voor hem toch zijn eerste officiële naar buiten treden met zijn
gedichten. Over het algemeen noodzaken de gedichten in de bundel de
lezer tot enkele malen herlezen, soms begrijpt men dan nog niet de
juiste bedoeling. Hij zelf zegt hierover: “Gedichten moeten
aanspreken, ik kan zelf ook niet alles verklaren. Het komt zó bij me
op. Je krijgt een bepaald beeld, dat je later niet meer met
oorspronkelijke beeld kunt associëren. Het waarom blijft me bij,
bepaalde beelden staan sterk in verband met elkaar. Het hoe weet ik vaak
zelf niet. De vorm van het ontstaan van de gedichten
is wel persoonlijk, de gedichten zijn op twee na echter helemaal niet
persoonlijk bedoeld.” Op de titelpagina van de in stencil uitgebrachte bundel haalt Bert een uitspraak van Archibald Macleish aan: A poem should not mean but be. Hoewel hij deze uitspraak pas las toen de bundel vrijwel klaar was, blijkt hij toch van dezelfde idee uit te gaan. Tot nu toe was het alleen aan zijn vrienden bekend, dat hij schreef. Door de uitgave van de bundel is het mogelijk dat ook een breder publiek kennis kan nemen van zijn werk. De bundel is namelijk vrijwel tegen kostprijs van f 1,- te koop bij Bert thuis. Wanneer Bert zijn eindexamen heeft behaald wil hij Nederlands gaan studeren, daarna is het zijn bedoeling les te gaan geven; het lijkt hem de mooiste manier om hobby en werk te kunnen combineren.’ Bij
het artikel werd uit de debuutbundel het gedicht Naam afgedrukt. Frans
Mink en Bert Bevers, die zich elk ook nog met beeldende kunst bezighielden, móesten
elkaar wel ontmoeten. Dit gebeurde al enkele maanden later, op een
expositie van Bert Bevers in de achterkamer van het huis Zuidzijde Haven
Bevers’ eerste bundel was inmiddels, vooral door een goede
verkoop op de plaatselijke braderie, al uitverkocht. Daarom durfde hij
het aan om ter gelegenheid van de expositie in De Trap Op met zijn
tweede bundel te komen: Drinken Van Duisternis.
Het merkwaardige was dat het boekje meteen de eerste titel in
een poëziereeks was, de zogenaamde Poëzieklus. Hier lig dus duidelijk
een aanzet tot continuïteit, ook al verscheen er daarna nog slechts
één ander boekje in die reeks: Het Gezwel Laat Zich Groeten van de in
Nieuw-Vossemeer wonende Jan Lanen, een goede vriend van Bert Bevers.
Het resultaat van de ontmoeting van Bert Bevers en Frans Mink
was vruchtbaar want in december van nog steeds datzelfde jaar 1972 hield
ook Frans Mink een expositie in Galerie De Trap op. Bovendien verscheen
kort hierna zijn in eigen beheer uitgebracht debuut Opruiming, Nu f
1,99.
Brabants Nieuwsblad besteedde aandacht aan deze expositie.
Uit een artikel: ‘Frans Mink (22), in het dagelijks leven etaleur
bij V&D te Roosendaal en wonend in Tholen, is de verzorger van de 6e
expositie in galerie De Trap op. Hij stelt zijn collages tentoon en een
deel van zijn gedichten. Helaas is zijn verzenbundel Opruiming, Nu f
1,99 niet op tijd gereed gekomen om die aan zijn verzameling toe te
voegen. Frans Mink, oorspronkelijk uit Roterdam, was op de Ulo een zo
weinig belovende leerling, dat hij zakte voor zijn einddiploma. De
voornaamste reden voor zijn gebrek aan studievorming was toen al zijn
grote interesse voor eigen schrijf- en collagewerk. // Wat zijn
gedichten betreft, heeft hij zich laten inspireren door o.m. Cees
Buddingh’, wat wil zeggen, dat hij gemakkelijk ernstige zaken
relativeert en er soms mee spot, zonder overigens de diepgang van zijn
voornaamste leermeester te bereiken. Wellicht is hij daarvoor nog te
jong.’
Omstreeks de jaarwisseling 1972-1973 werd in de ruimte van de
hulpverlenende instantie Sosjale Joenit, Potterstraat 22 te Bergen op
Zoom, door een aantal mensen, vrijwel allemaal scholieren, besloten tot
een algemeen cultureel blad voor de stad en omstreken. De naam daarvan
werd WEL, bedoeld als ‘bron’ en ook als het tegengestelde van
‘niet’. De naam is dus geen afkorting, zoals al vaak sinds die tijd
wordt gedacht. Het eerste redactie-adres was bij Frans de Looij thuis,
Bredasestraat
Het eerste, gestencilde, nummer verscheen eind maart Namens alle medewerkers (genoemd werden: Bert Bevers, Maty Buuron, Herman Elseman, carien Gieles, Willem Hesling, Roelof Hey, Frans de Looij, Maarten Pedroli, Peter van Tilburg, Kees Ulenkate en Adrie van Zielst), zei woordvoerder Kees van Wijk in zijn voorwoord: ‘Het
blad dat u nu voor het eerst zit te lezen, draagt de naam WEL. Het is
opgezet door een aantal, merendeels jongere mensen met de bedoeling een
tijdschrift, primair gericht op Bergen op Zoom en omgeving uit te
geven, waarin essays, gedichten, verhalen (proza) en grafisch werk
zullen worden opgenomen. De essays kunnen zowel op de situatie van
Bergen en omgeving betrekking hebben (we denken hierbij aan de
aktiviteiten van de derde-wereldwinkel, de BLB ofwel Behoud Leefbaar
Bergen, de Sosjale Joenit, het Kreatief Centrum etc.) alsook op het
gebied van kultuur, politiek en maatschappij in het algemeen. Het is
vooral onze bedoeling zoveel mogelijk de kreativiteit te stimuleren en
daarbij iedereen aan te sporen een bijdrage aan WEL te leveren. We doen
dit, omdat we van mening zijn, dat een blad als dit hier bestaansrecht
heeft. Er wordt gewerkt op non-profitbasis, dat betekent heel eenvoudig
zonder winstbejag, zodat we er in tegenstelling tot praktisch alle
andere bladen helemaal niets aan verdienen. We doen dit op
non-profitbasis, omdat dit volgens ons het beste overeenstemt met het
karakter van het blad, zoals wij da ons voorstellen. Daarom kunt u WEL
kopen tegen de zeer lage prijs van twee gulden. Hierdoor kunnen zoveel
mogelijk mensen bereikt worden en wordt aan iedereen de kans geboden dit
blad te kopen. Het is onze opzet, dat WEL tweemaandelijks zal
verschijnen. Het spreekt, dachten wij, vanzelf, dat enkel en alleen de
auteur van een bepaald stuk (en niet allen die aan het blad meegewerkt
hebben) verantwoordelijk is voor de inhoud en strekking van zijn werk.
We bedanken tenslotte al degenen die het financieel mogelijk gemaakt
hebben dat WEL van start kan gaan.’
Naast allerhande artikelen,o.a. over de aanleg van een tweede
nationale luchthaven in West-Brabant, waren er literaire bijdragen in de
vorm van poëzie van respectievelijk: Jan Lanen, een zekere Renee, Adrie
van Zielst, Frans Maas, Jennie van de Vliet, Anton van Geffen en Bert
Bevers, proza van Adrie van Zielst en Herman Elseman en een bespreking
van ‘Huizen Zonder Vader’ van Heinrich Böll door Kees van Wijk.
Een van de reacties van de pers:
‘…Het moet ons
overigens wel van het hart, dat op een enkele uitzondering na, de teneur
van de bijdragen aan de pessimistische kant is. Blijkbaar beschouwen de
jongeren de lichtzijde van het leven als een verleiding waar je absoluut
niet aan toe mag geven.’ WEL 2 verscheen, eveneens in een oplage van 200 exemplaren, in juli van hetzelfde jaar. Aan de lijst van medewerkers was voor de lay-out de naam van Rob Bouterse toegevoegd. Kees
van Wijk in zijn voorwoord:
Wat het karakter van het blad betreft, dit kan van tevoren
niet vastgelegd en bepaald worden, het karakter van WEL moet uit ieder
nummer opnieuw naar voren komen; het karakter van het blad groeit en
verandert met iedere nieuwe WEL, dat door de steeds wisselende kleur van
de omslag gesymboliseerd wordt.’
Deze keer bestaan de literaire bijdragen uit poëzie van Bert
Bevers, Herman Elseman, Adrie van Zielst, Loquar, Jan Lanen, Frans Maas,
Frans Mink en Dirk Hoogerwaard; proza van Adrie van Zielst en een
bespreking van het Magisch realisme (o.a. over Marie-Madeleine Pioche de
Een artikel in de krant maakte meldde: ‘Het resultaat is
dat er toch nog veel gedichten in staan. Als je die bij elkaar optelt en
daar de uitgebreide boekbespreking )over Gezonde Samenlevibg, Fromm) van
Kees van Wijk bijtelt, blijft er voor de rest niet zoveel over. Wat weer
geen reden is om WEL 2 ongelezen te laten. Er staat aardig wat
informatie in op verschillend gebied (BLB, oude instrumenten,
kernreactoren en, voor speciale liefhebbers van het kaartspel, Tarot).
We willen alleen ons bezwaar van de vorige keer herhalen: waarom moet
het allemaal zo loodzwaar zijn? ’t Is bekend, dat de jongeren van nu
de tachtigers beschouwen als kwijlebabbels. Maar evengoed schrijft
Herman Elseman in een van zijn gedichten: ‘De dromen zout geworden /
na vervlogen tranen / de bonkaarde ademt / nostalgie onhoorbaar uit’.
Goed, Kloos zou hier netjes komma’s en punten hebben gezet maar voor
de rest had hij deze regels best voor zijn rekening durven nemen.’
Van Bert Bevers was een maand eerder alweer de derde bundel
uitgekomen, wederom in eigen beheer: De Eerste Horizon Voorbij. Dit is
tevens de eerste uitgave in off-setdruk.
Tijdens de door alle medewerkers bezochte vergadering voor
WEL 3, ten huize van Adrie van Zielst, Meteorenlaan 32 te Bergen op
Zoom, bleek het enthousiasme van de meeste jeugdige scribenten
verdwenen. Daar kwam nog bij, dat een aantal geslaagd was voor de
middelbare school en elders ging studeren en wonen. Alleen de literair
geïnteresseerden, die waarschijnlijk al die tijd al de belangrijkste
groep vormden, wilden doorgaan, op wat voor manier dan ook.
Het resultaat was, dat het project WEL doodbloedde en Bert
Bevers, Frans Mink en Adrie van Zielst voorbereidingen gingen treffen om
een literaire uitgeverij op poten te zetten.
Het contactadres Bredasestraat 12 bleef voorlopig
beschikbaar.
DE GESCHIEDENIS, EERSTE PERIODE: 1973-1976
Op zaterdag 27 oktober 1973 werd de nieuwe uitgeverij
officieel gepresenteerd, in de ruimte van sociaal-cultureel centrum Ons
Bergen in de Goudenbloemstraat, tijdens een ‘Herfst’ getitelde poëzie-avond.
Aangekondigd was de doop van maar liefst vijf dichtbundels:
1) Op Zoek Naar Een Vriendelijk Gebaar van Adrie van Zielst, 2) .. -.-
…. --- ..- …- .- -. ..- van De Enige (pseudoniem van Frans Mink, die
met deze titel een primeur in de Nederlandse literatuur verwierf), 3) De
Stilte Voor De Winter van Bert Bevers, 4) Haud Secus Umbra Sumus van
Adrie Lint en 5) een niet nader met titel bekende bundel van Jan Lanen,
maar alleen de eerste drie genoemde boekjes, gedrukt bij de Copyshop in
Breda, konden toen daadwerkelijk gepresenteerd worden. De andere twee
zijn nooit meer verschenen. Elk
van de dichters leverde een beginkapitaal voor de nieuwe uitgeverij door
de kosten van de in off-set gedrukte eigen bundel te betalen. Van een
eventuele winst uit verkoop zouden dan de latere uitgaven bekostigd
worden.
De avond, waarop ook de plannen voor een nieuw, zuiver cultureel tijdschrift bekend gemaakt werden, was bedoeld om de poëzie in het algemeen te promoten en het verschenen werk in het bijzonder en tevens om contacten te leggen tussen auteurs en publiek. De entree was daarom gratis. Het aantal aanwezigen was ongeveer vijftig. Er werd voorgelezen door vier van de vijf genoemde dichters, Bert Bevers, De Enige, Adrie Lint en Adrie van Zielst, alsmede Herman Elseman, Cees van Dongen, Ingrid Vroom, en Johan Brouwers. Volgens de bewaard gebleven taakomschrijving zorgden Matty Buuron, Willem Hesling, Roelof Hey, Frans de Looij en Rinus Malée voor een muzikaal optreden, Frans Mink en Adrie van Zielst voor het decor, Jos Jansen voor licht en geluid, Adrie van Zielst en Jane Zuidema voor de uitbeelding van een dialoog, Bert Bevers voor het ‘affiesje’ en Peter Herfst alias Peter Bevers voor de fotografie. Een
teruggevonden krantenverslag over de avond hekelde opnieuw de negatieve manier van optreden: ‘Men had
gezorgd voor een goede sfeer, een aantrekkelijk decor en een sobere
verlichting. Alleen het woord was die avond belangrijk. Jammer dat de
meeste auteurs hun werken of die van anderen met een grafstem naar voren
brachten. Het leek veelal meer op de aankondiging van het einde der
wereld, hoewel de inhoud van het gebodene daar stellig niet altijd
aanleiding toe gaf.’
In
ditzelfde jaar 1973 vinden er buiten het verband van WEL meer
poëzie-activiteiten in Bergen op Zoom plaats, zij het op bescheiden
schaal. Zo maakt de scholier Albert Hagenaars, die zich vooralsnog samen
met o.a. zijn schoolmaten Marco Kolijn (1953-2005) en Jacky Jansen meer
op het schilderen richt, zijn eerste boekje, ‘Alter Ego’, dat in een
zeer kleine oplage verschijnt. De tekening op de omslag is van eigen
hand. Eind 1974 geeft hij enkele vrienden een exemplaar van ‘Gedichten
1974’. Het jaar 1974 werd meteen goed ingezet want in januari verscheen het eerste nummer van het nieuwe, maar nog steeds gestencilde tijdschrift WELlicht, Tijdschrift voor Woord en Beeld, waarmee enkele nummers later de eerste landelijke bekendheid werd bereikt. Een abonnement koste f 12,50 per zes nummers. Vooralsnog was het eerste nummer, dat 26 pagina’s telde, gevuld met poëzie, proza, illustraties en artikelen van mensen uit de eigen streek. Wat ontbrak was een voorwoord of een andere presentatietekst van de initiatiefnemers.
WELlicht was een initiatief van Mink en Bevers. De bedoeling
was om met de verwachte winst (zó optimistisch waren de betrokkenen) de
publicatie van bundels te ondersteunen. Hoewel het een tweemaandelijks
tijdschrift was, ging het onregelmatig verschijnen.
In WELlicht werd aangekondigd dat er op 8, 9 en 10 maart
Kort hierna, maar nog in maart, verscheen WELlicht 2, ditmaal
in off-set, wederom gevuld met poëzie, proza en tekeningen en nu een
artikel over de Pre-Rafaëlieten, alsmede een agenda met de
belangrijkste landelijke en regionale exposities. Op 6 juni 1974 werden drie nieuwe bundels ten doop gehouden tijdens een literaire avond in etablissement De Moyses in de Fortuinstraat: Wanneer Ook De Duisternis Licht Geeft van Cees van Dongen, Het Hoefgetrappel Van Een Hobbelpaard van Gerard van Wieringen en Een Schaduw Van Leven van Jan Lanen. Andere WEL-evenementen vonden in deze periode plaats in o.a. Breda en Tholen. In juli ziet WELlicht 4 (omslag off-set, binnenwerk gestencild) het licht. Er staat een artikel van Bert Bevers in, bestaande uit een artistieke en een niet-artistieke stellingneming.
In het eerste deel zegt hij o.m.
In het tweede deel vervolgt hij:
In september 1974 verschijnt de tiende bundel, The man Who Founded New York in 1653, van De Enige. Het is tevens de eerste bundel met een omslag in meerdere kleuren.
In december volgt WELlicht 5, alsmede het eerste
WELkringbulletin, waarin wordt bericht dat de kring 20 leden telt en dat
het ‘ge-wel-dig’ zou zijn als er een heleboel leden bij zouden komen.
Deze leden ontvangen dan de exclusieve WEL-kringbundel met
ongepubliceerd werk van WEL-dichters. Tevens zullen originele
manuscripten, tekeningen en één schilderij verloot worden op de
eerstvolgende poëzie-avond. Ook wordt vermeld dat WELlicht officieel
onregelmatig zal gaan verschijnen.
Op 6 februari 1975 is er een mede door WEL georganiseerde
poëzie-avond te Tholen met Cees Buddingh’ als gastdichter en naar
aanleiding van de 40e Boekenweek, met het thema Reizen &
Leven, verschijnt in een gewestelijke krant een artikel over WEL waarin
ook de oprichters zelf aan het woord komen:
.
Op 7 maart 1975 is er een groots opgezette poëzie-avond in de Hofzaal van cultureel centrum Het Markiezenhof in Bergen op Zoom, waarop o.a. voorlezen: Bert Bevers, Cees van Dongen, Jan Lanen, Frans Mink, Adrie van Zielst, allen fondsdichters, en Karel Hendrik Osten, pseudoniem van Fernand Ronsmans. Zoals gewoonlijk is de organisatie goed geregeld met affiches, programmafolders en een muziekoptreden van Nol Vergaans en Joop van Rijsbergen. Mede hierdoor wordt de avond een succes.
Enkele weken later verschijnt van Bert Bevers bij Uitgeverij Ostentatief, die beheerd wordt door Ronsmans, de bundel Onbegonnen Werk. Bevers en Ronsmans hadden elkaar al in 1972 tijdens de Literaire dagen in Eindhoven leren kennen. Er worden meer contacten met literair Vlaanderen gelegd, deze zullen steeds belangrijker gaan worden, hetgeen in feite logisch is omdat Bergen op Zoom een vrij centrale plaats in het Nederlands taalgebied inneemt. Ditzelfde geldt voor de in Eindhoven zetelende coöperatie Opwenteling, die naast een uitgeverij het tijdschrift Naar Morgen kent. Omstreeks deze tijd is Frans Mink als mede-oprichter en bestuurslid, samen met o.m. Jana Beranová, Emile Puetmann, Gerrit Jan de Rook en Bas Lubberhuizen, betrokken bij de Stichting Drukwerk in de Marge, die in redelijk korte tijd internationaal aanzien zal verwerven. Via Frans Mink sluit WEL zich hierbij aan. In korte tijd volgen de poëzie-evenementen elkaar op, zo bijvoorbeeld op de Graanzolder te Essen, waaraan naast o.a. Wilfried Adams, Gust Gils en Marcel voor Maele, voor WEL Frans Mink en Aaike Jordans deelnemen, en ook in jongerencentrum De Kousepael te Terneuzen, een activiteit die georganiseerd wordt door de uit deze stad afkomstige Hen Huisman, die later bij WEL zal uitgeven. Huisman nodigt in Terneuzen regelmatig WEL-dichters uit, in dat eerste jaar alvast Bert Bevers, Frans Mink en Johanna Kruit, die samen optreden met Romain Jan Biezen, John van de Maele, Fernand Ronsmans, alsmede Joop Oversteegen en Ton Veugen (beide verbonden met Opwenteling).
Op 27 september 1975 is dan de later zo vaak gememoriseerde poëziemanifestatie in de hoeve Animal Farm van Fernand Ronsmans, die ook nog een nieuwe uitgeverij is begonnen die eveneens Animal Farm heet. Maar liefst vijftig dichters uit Nederland en Vlaanderen ontmoeten elkaar tijdens dit spektakel o.a.: Wilfried Adams, Jan Biezen, Leopold van den Brande, Marc Bruynserade, Carlos Callaert, Phil Cailliau, Wilfried van Craen, Willem Sinninghe Damsté, Romain John van de Maele, Wim Nimmegeers, Eriek Verpaele, Miel Vanstreels, Ignaas Veys, alsmede namens WEL de inmiddels bekende bende van Bert Bevers, Jan Lanen, Frans Mink en Johanna Kruit. Het programma voorziet onder meer in een boekenmarkt, discussieprogramma’s in groepen en natuurlijk voorleesrondes. De Nieuwe Gazet meldt: ‘Om 19.00 uur vinden alle gegadigden elkaar op de Markt van Denderbelle bij Pierke, de plaatselijke rattenvanger en schaapsherder. Van daaruit gaat het, met de fanfare van Denderbelle op kop, stoetsgewijs door de landelijke wegen naar de Animal Far,. Op de binnenkoer zal een modest (maar daarom niet te versmaden) wandelconcert ten beste worden gegeven. Omstreeks 20.00 opent Omar Waegeman de tentoonstelling die er ook al plaatsvindt met tekeningen van Bert Bevers en gouaches van Marc Bruylants. In de koeienstal en de schuur steekt vervolgens de poëzie van wal, ingeleid door Jan Uyttendaele. Het optreden van de verschillende dichters wordt afgewisseld met muzikale intermezzi. De toegangsprijs van 50 francs levert gratis een exclusieve verzamelbundel op van alle optredende dichters.’
Voor WEL is
het gebeuren belangrijk omdat hier vele contacten gelegd en verstevigd
worden, die mede zouden resulteren in publicatie van werk van optredende
dichters, zowel in WELlicht 6, dat daarmee meer kwaliteit krijgt, als in
persoonlijke bundels. Vooral na dit weekend zit WEL stevig in het
poëziecircuit.
Op 23 oktober 1975 nodigt Bert Bevers een aantal medewerkers uit voor een belangrijke vergadering op de 26e ten huize van Izaak van Cruyningen, Moeregrebstraat 14 te Bergen op Zoom. Het eerste agendapunt luidt: Moet Uitgeverij WEL, om beter te kunnen funtioneren, de stichtingsvorm aannemen of niet? Andere punten in vraagvorm zijn: 2) Moet WEL, om elk manuscript op zijn juiste waarde geschat te laten worden een jurycommissie/lezersraad instellen (vgl. Opwenteling-Eindhoven)? 3) Zou deze dan een adviserende funktie hebben of een beslissende? 4) Moet WEL, om de werkzaamheden aangenamer te laten verlopen, een voor- en najaarsaanbieding in het leven roepen? 5) Hoe en welke bundels uit te geven? Voorstel: uniform formaat bijv. half quarto. 6) Hoe gaan we verder met WELlicht?
De
teruggevonden notulen geven de volgende antwoorden: Op een volgende vergadering, op het redactie-adres, wordt bekendgemaakt dat de notaris die de stichtingsstatuten heeft meegegeven de kosten lager wil houden dan het bedrag van f 200,- dat er voor staat, omdat hij waardering heeft voor het streven van WEL. Na veel overleg worden de nieuwe functies verdeeld: Geertje Hoefnagels wordt voorzitter, Bert Bevers secretaris en Frans Mink penningmeester. Adrie van Zielst en Jan Lanen worden beiden bestuurslid, bovendien vormen ze de jurycommissie. Bert van Zielst, broer van Adrie, wordt het 6e bestuurslid, hij zal de taken voor de WEL-kring coördineren. Izaak van Cruyningen wordt het 7e bestuurslid en zal het vele type- en ontwerpwerk voor zijn rekening houden. Nog voordat de stichting officieel een feit is, verrast Bert Bevers begin januari 1976 iedereen door zich behalve uit WELlicht ook helemaal uit WEL terug te trekken. In een open brief, gedateerd 28 januari, deelt hij mee: ‘Bij deze het bericht dat ik mij, na lang beraad heb teruggetrokken uit WEL. Naast verschillende persoonlijke (duidelijke en onduidelijke) motieven (waarvan de uitleg hier mij irrelevant lijkt) zijn o.a. de volgende feiten debet aan mijn vertrek: a) een redelijk drukke dagtaak, b) het door Jan Lanen en mij opgerichte & te redigeren Nieuw-Vosmeers Tijdschriftje (waarover nader nieuws zal volgen), c) het graag voor eigen plezier in eigen oplaagjes maken van boekjes, zonder daarvoor verantwoording af te hoeven leggen en/of gebonden te zijn aan (o.a. lezersraad-) tijd. Vanaf heden wordt nu de functie van WEL-secretaris bekleed door Izaak Johannes van Cruyningen (…) die op de WEL-bestuursvergadering van zondag 25 januari j.l. als vervanger werd gekozen. Rest mij u nog te vermelden dat om technische redenen het in het briefhoofd vermeld redactie-adres wél wordt gehandhaafd & u te danken voor alle in het verleden genoten moeite, interesse en vriendschap, met werkelijk de allerbeste groeten, Bert Bevers (mede-oprichter & aftredend secretaris).’ Hiermee verdwijnt een van de belangrijkste figuren uit de WEL-geschiedenis van het podium. Zijn sterkste punten waren zonder meer het vermogen om contacten te leggen en verrassende initiatieven te nemen. Ondanks dit verlies zal WEL medio 1976 in staat blijken zich o.a. middels een Week van de Poëzie naar een eerste hoogtepunt te werken. Bert Bevers blijft door de jaren heen nauw wel verbonden met WEL, als optredend dichter op vele manifestaties, als recensent voor literatuur voor diverse bladen (hij bespreekt vaak WEL-uitgaven) en als organisator van de succesvolle literaire cafés in Het Wapen van Engelandt waar hij barman wordt. Bovendien worden door WEL nog diverse bundels van hem uitgegeven: Prachtig Beheersen (1977), De Nadering (1982) en het grote overzicht Afglans – Gedichten 1972-1997 (1997). Zelfs treedt hij nog een enkele keer als woordvoerder van WEL op. Na zijn formele afscheid van WEL richt hij in slechts enkele jaren tijds o.m. de organisaties Ballon Producties en Idee BV op en achtereenvolgens de uitgeverijtjes Castores, Uitgeverij Bevers, De Dijkpers, Cantonese Boy Press, alsmede het tijdschrift Het Roze Gevaar. Tevens ontwikkelt hij een postorderbedrijf voor poëzie, geeft hij o.m. cartoons van anderen en zichzelf uit en schrijft hij een groot aantal songteksten voor popgroepen waarvan hij soms zanger is, zoals De Prins Van Albanië. Op 20 maart 1976 wordt WEL officieel een stichting onder de naam Stichting Literair Gezelschap WEL. Het kersverse bestuur maakt zich op voor een krachttoer: de Week van de Poëzie. Op vrijdagavond 7 mei verricht de wethouder van Culturele Zaken, Rien Arnoys, in galerie Etcetera de opening van deze week en presenteert daarbij de voorjaarsaanbieding van maar liefst zes nieuwe titels inclusief WELlicht 8. Daarbij doet zich een probleempje voor want een van de bundels, Achter Een Glimlach van de debutante Johanna Kruit uit Biggerkerke blijkt onverwacht zo’n succes dat hij al vóór deze presentatie uitverkocht is! Ook volgende drukken zullen in korte tijd opraken. Met recht mag gesproken worden van een bestseller, als we de verhoudingen die voor poëzie gelden niet uit het oog verliezen. De andere bundels zijn van Aleida Houtman-Ennik uit Halsteren, Bob Powers uit Londen/Breda, De Enige en Fernand Ronsmans. De muziek op de avond word verzorgd door de Tilburgse groep Fluitekruid. Gedurende de hele week zijn er talrijke activiteiten. Zo vinden er maar liefst drie exposities plaats. In samenwerking met de stichting Drukwerk In De Marge is er een in de pas gerestaureerde synagoge aan de Koevoetstraat, die geopend wordt door voorzitter Gerrit Jan de Rook. In zijn rede legt hij het accent op de manier waarop baanbrekende literatuur zoals Ulysess van James Joyce soms op de markt gebracht wordt, namelijk via kleine, ein eigen beheer uitgegeven oplagen. Een van de teruggevonden krantenartikelen luidt: ‘De synagoge in de Koevoetstraat is een huis des gebeds, Je kúnt dat dan een verjaarde bijbelse term noemen, maar je ontsnapt er niet meer aan zodra je over de drempel komt. De ruimte heeft een nauwelijks gebroken helderheid die tijdloos is. Daarom is het bijna onfatsoenlijk dat godshuis onder te brengen in een of andere stijl. Op dit moment is er een tentoonstelling van drukwerken in een grote variatie van vormgeving. Oude en jonge auteurs van poëzie en proza zijn er aan te treffen binnen uitersten van de typografie, het vakmanschap dat zich helemaal aan de letter houdt. De expositie staat aan de voet van een kennisgeving van doden. Je vindt namelijk in het uiterste oosten de tafels met de namen van vermoorde Bergse joden. Met titels van concentratiekampen. Je ziet gezichten terug, je herinnert je winkeltjes, situaties, gesprekken. En vooral mensen die opeens verdwenen waren. Süsskind, Stibbe, Van Loon. Sommigen waren al weg in 1942, anderen zagen de dood in het voorjaar van 1945, vlak voor de ondergang van hun beulen. En dan is er die tentoonstelling waarvoor jonge mensen de typografische en literaire bouwstenen aandroegen. Ze weten niets van de tijd waarin de potentiële moordenaars van de getekenden op de wandtafels hun primitieve V kalkten tegen de buitenmuur van deze synagoge. Letters-Buchstaben-Buchenwaldt. Er is hier toch geen sprake van een tegenstelling. Daarvoor is er een te grote eerlijkheid in de bedoelingen van die exposerende jongeren. En te veel warmte in de teksten. Als je er gaat kijken en je laat het allemaal op je inwerken is er één onderdeeltje waar je wat langer bij stil blijft staan. Het is een lange, smalle strip met bovenin het woord BEGIN, uitgekristalliseerd in puntjes. Door telkens een stip weg te nemen in de reeks van boven naar onder bereikt de maker het woord EINDE. Misschien mag je dit vormenspel zien als een symbool van wat er achter dat monument in de Koevoetstraat schuilgaat. Misschien past daarom juist deze tentoonstelling zo goed in het tijdloze maar wel beschreven karakter van de synagoge!’ Daarnaast is er een visueel poëzieproject in Etcetara van Adrie van Zielst en heeft Frans Mink in een van de zalen van het stadhuis een Kunstwerk Van De Maand vervaardigd: een levensgrote gedichtenbundel in een schaalmodel van 1:10 van een museumzaal, bestaande uit zeven pagina’s, die voor de dagen van de week staan en elk een gedicht van een WEL-dichter presenteren. In samenwerking met een aantal scholen van het lager onderwijs en het middelbaar onderwijs wordt poëzieproject uitgevoerd, waar twee boekjes uit voortkomen: Geheimpjes In Een Voorleesboek, gericht het lager onderwijs, en Dichter Bij De School, een bloemlezing uit werk van leerlingen van de middelbare school. De presentatie van deze bundels vindt plaats op 12 mei. Door de leerlingen zijn ook werkstukken gemaakt, die te zien zijn in een apart daarvoor vrijgehouden hoek van de synagoge. Op de vraag wat een dichter is, luiden sommige antwoorden van de kleintjes: ‘een nadenker, een rijmer, iemand die gebedjes zegt, iemand die kan digten, het is een heel lang verhaal, een voorleesmeneer.’ De Bergse boekhandels etaleren de hele week Nederlandstalige poëzie, waarbij de nadruk op het WEL-fonds ligt. Verder verkopen zij zgn. kwartjesgedichten à 25 cent, uit het nieuwe pakket bundels en een poëzieverjaardagskalender, ontworpen door Frans Mink. De regionale kranten wijden veel aandacht aan het gebeuren, o.m. door elke dag een gedicht uit de nieuwe bundels te plaatsen. Andere steun komt van de gemeente, die het speciaal voor deze gelegenheid ingediende subsidieverzoek inwilligt en toestemming geeft voor een vaste WEL-kraam op het midden in het winkelcentrum gelegen Zuivelplein, alsmede voor het ophangen van spandoeken in verschillende toegangsstraten naar de binnenstad. Hoewel ook op zaterdag 15 mei nog activiteiten plaatsvinden, o.a. een schrijversbijeenkomst in jongerencentrum De Botte Hommel met o.a. Johnny van Doorn alias de Selfkicker en in het Sentrum voor vorming, is op vrijdag 14 mei de slotavond. De daaraan deelnemende dichters worden vanaf het station door het voorop lopende streetjazz-orkest Brandaris naar de inmiddels gesloopte Korenbeurs in de Potterstraat geleid. Deelnemers zijn o.a. Anton van Kraaij, redacteur van het tijdschrift Slib, uit Middelburg, Ton Veugen, redacteur van Opwenteling, uit Eindhoven, Wim Nimmegeers, redacteur van de tijdschriften Hagelslag en –kort daarna- Deus ex Machina, Hans Hoefnagels uit Tilburg, Phil Cailliau, redacteur van o.a. Groot Vizier uit Brussel, en WEL-dichters Jan Lanen, Aleida Houtman-Ennik, Fernand Ronsmans, Johanna Kruit en uiteraard, Frans Mink, Bert Bevers en Adrie van Zielst. Cees Buddingh’ zegde op het laatste moment af.
De
presentatie is in handen van Bert Bevers en Frans Mink. Bevers valt in
wegens de omvang van de organisatie en het daardoor ontstane tijdgebrek.
De muziek is wederom van Joop van Rijsbergen en Nol Vergaans. Een team
van de NCRV is aanwezig en neemt de activiteiten van deze slotavond op.
Op 30 augustus wordt er in het programma Literama uitgebreid aandacht
besteed aan de week en de slotavond in het bijzonder. Er zijn interviews
met Johanna Kruit, Anton van Kraay en Ton Veugen en namens WEL
beantwoord Bert Bevers vragen van verslaggeefster Myrle Tjoeng: Nu de Week Van De Poëzie een succes is, worden onverdroten nieuwe plannen gesmeed. De meeste vergaderingen die nog belegd worden (de laatste is volgens archiefstukken in november van datzelfde jaar 1976) gaan daarover. Niet alles lukt. Om diverse redenen zijn de volgende initiatieven niet levensvatbaar: 1) het opzetten van een speciale debutantenreeks in goedkopere uitvoering, 2) het maken van een ‘witte lp’ met o.m. het door de NCRV opgenomen materiaal, 3) het vestigen van een makkelijk bereikbaar vast verkooppunt in de stad buiten de boekhandel om, 4) het instellen van een jaarlijkse WEL-prijs of Literaire Prijs van de stad Bergen op Zoom, 5) het organiseren van een reeks poëziemiddagen in alle bejaardentehuizen (en dat zijn er nogal wat) in de stad, 6) het in gebruik nemen van een lijmklem om de bundels te kunnen ‘lumbacken’ en 7) het oprichten van een poëzie-totaal-theater en het onderbrengen van het copyright bij de uitgeverij.
Daar staat
een en ander tegenover. Op 18 september 1976 is er in Breda een voetbalwedstrijd tussen een WELftal en een team van de sociale academie Markendaal uit die stad, georganiseerd door Jan Lanen, die op die school studeert. Er worden sowieso steeds meer contacten gelegd, o.a. met de Rotterdamse Kunststichting c.q. Poetry Internationalm de organisatie van de Gentse Feesten, Other Books And So in Amsterdam, het kunstenaarscollectief De Grootste Luxe Na De Kleurenteevee met haar ‘poemskroeg’-activiteiten in Tilburg, het Provinciaal Genootschap in Den Bosch, de Culturele Raad van Noord-Brabant, eveneens in Den Bosch en natuurlijk met veel collega-uitgevers zoals: Cees Aarts (Amsterdam) en de Literaire Instuif (Haarlem) en tijdschriften als Letters (Roosendaal), Tijd Schrift (Haarlem, de latere WEL-dichter Bies van Ede is bij de oprichting hiervan betrokken), Mandragora in Oosterzele, waarvoor Johanna Kruit de Nederlandse redactie verzorgt, Yang (Gent), de Poëziekrant (De Pinte), Dimensie (Antwerpen en Kruispunt-Summier (Brugge). Resultaat is dat er steeds meer artikelen over WEL verschijnen in deze en andere bladen en ook dat de aan WEL gelieerde dichters veel meer publicatiemogelijkheden krijgen, waarvan ze over het algemeen goed gebruik weten te maken. Ze worden ook steeds meer uitgenodigd om op poëziemanifestaties op te treden, o.a. in Huisje Weltevree enJongerencentrum Suomi, beide te Tilburg.
Enkele
fragmenten uit artikelen in die tijd: Jos Knipscheer in “Het gat van
Nederland” in het tijdschrift Plug, waarvan hij redacteur is: En Wim Zaal in Elseviers Magazine: ‘…Maar de acties zijn niet tot Eindhoven beperkt. In Bergen op Zoom is sedert ruim drie jaar ook het Literair Gezelschap WEL in touw: het geeft een tijdschrift uit, publiceert evenals Opwenteling veel bundels met werken van jongeren, en organiseert tal van manifestaties. // De bestseller onder de ruim dertig bundels is een boekje van Johanna Kruit, waarvan er tegen de achthonderd zijn verkocht; een normale eerste druk is tweehonderd stuks. Net als Opwenteling speelt WEL het klaar om de uitgaven voor minieme prijzen beschikbaar te stellen, en het is een hele stap geweest om de eenheidsprijs van drie gulden per boekje met vijftig cent te verhogen. Van al dat drukke leven krijgt het publiek nooit iets te horen. Het is waar, dat de bundels niet uit z’n voegen tillen, maar het gaat om de uitstraling, het wakker blijven. Brabant, doe er eens wat aan! Stort één of twee tientjes op gironummer 37.10.257 ten name van F.J. Mink en vraag hen gewoon een maaltje WEL-uitgaven: het mijne heeft me prima gesmaakt.’ Johan Diepstraten, die samen met Henk Egbers in Dagblad de Stem ruimschoots aandacht aan WEL en de nieuwe uitgaven besteedt, besluit zijn gedeelte met: ‘WEL wordt steeds beter, dunkt me.’ En dan, terwijl bijna alles uitstekend verloopt, volgt onverwacht, dit achteraf gezien tenminste, eind 1976 een instorting die bijna de ondergang is: Geertje Hoefnagels treedt wegens drukke werkzaamheden elders af als voorzitter, Frans Mink verhuist wegens een nieuwe baan van zijn vriendin in die stad naar Tilburg en Izaak van Cruyningen en zijn vriendin Nelly Wiersma, die de laatste tijd ook meegeholpen heeft bij WEL, vertrekken voor onbepaalde tijd naar India. WEL lijkt verloren. Gelukkig ontstaat bij Frans Mink de gedachte dat WEL niet mag verdwijnen. Hij besluit in z’n eentje, nu letterlijk als ‘de enige’ de uitgeverij dan maar in z’n eentje voort te zetten. In een interview omschrijft het de voorbije jaren het samenwerken met de vertrekkende mensen als: ‘heel democratisch, ludiek, amateuristisch maar vooral spontaan! Spontaniteit stond hoog in het vaandel.’
DE
TWEEDE PERIODE: 1977-1980
De eerste bundel, nummer 031, die hij volgens
bovenstaande plannen verzorgde, was ’Herinnering aan leven’ van de
in Zandvoort wonende student Bies van Ede, die later grote bekendheid
zou krijgen als kinderboekenschrijver. Het was gelijk een schot in de
roos want de bundel was gauw uitverkocht en er was nog voldoende
belangstelling voor een tweede druk,die korte tijd later dan ook
verscheen. Mink ging in Tilburg ook naarstig op zoek naar nieuwe
medewerkers want de uitgeverij bood te veel werk voor een persoon. Hij
slaagde wegens gebrek aan belangstelling niet in deze opzet. Desondanks
stond hij één keer per maand met een WELstand in de stad en zag hij
kans om binnen een jaar uitgaven te realiseren van o a. Johanna Kruit,
de in Terneuzen actieve dichter en journalist Henk Huisman, Bert Bevers
en Aaike Jordans uit Bergen op Zoom, en ook als compensatie voor de
tevens wegvallende contacten de band te verstevigen met het nu
makkelijker te bereiken Opwenteling te Eindhoven, vooral met voorman Ton
Veugen. Omdat mede door veranderingen, naar eigen inzicht
aangebracht door mensen van de kopieerinrichting waar Mink de nieuwe
bundels liet drukken, ’Elke tijd een eigen geluid’ van Henk Huisman
(die zich later Michel Huisman zou gaan noemen), krioelde van de fouten,
ging hij er toe over de verantwoording voor de tekst bij de betreffende
dichters te leggen. Van Huismans bundel verscheen een tweede, foutloze
druk. De eerste versie werd uit de handel genomen en met opgaaf van
reden in de verrassingspakketten voor de weinige nieuwe donateurs
gestopt. De nieuwe drukker werd Stichting Bureau van Spaendonck
te Tilburg,die alle volgende bundels zonder mankeren prima verzorgde.
Het in elkaar zetten van de boekjes, d.w.z. het rapen, vouwen, nieten en
snijden gebeurde vele avonden lang door Mink alleen. In de jaren ervoor
had hij ook al, vooral met Bert Bevers samen, het grootste aandeel in
deze werkzaamheden gehad. In september 1977, ten tijde van het verschijnen
van’ Prachtig Beheersen ’van Bert Bevers, ontmoette Frans Mink bij
Bert Bevers thuis Albert Hagenaars. Bevers en Hagenaars probeerden
allerlei culturele activiteiten van de grond te krijgen, met o.a.
exposities (waar de meeste belangstelling van Hagenaars naar uitging) en
het cultureel bureau Ballon Producties, dat een initiatief van ander
was. Albert Hagenaars was al enkele jaren in stilte met poëzie bezig en
kreeg door het onweerstaanbare enthousiasme van de beide anderen nu ook
interesse voor het uitgeverswerk. De contacten werden weliswaar in stand
gehouden maar die tussen WEL en Hagenaars bleven tot het einde van dat
jaar summier. In Tilburg moest het tempo noodgedwongen traag blijven,
er kon niets opzienbarends plaatsvinden. Af en toe waren er poëzie-optredens,
en een enkele keer verscheen een recensie, zo een van Hans Warren in de
PZC over de bundels van de Zeeuwen Johanna Kruit en Henk Huisman. Eind 1977 waren er plots weer enige veranderingen
:Marianne Brouwers, Minks vriendin, kreeg een interessante baan in
Bergen op Zoom aangeboden en binnen de kortste tijd zetelde WEL op een
nieuw redactie-adres daar: Koevoetstraat 9A.
Izaak van Cruyningen was teruggekeerd uit India, hij
ging zich als vroeger bezighouden met het typewerk voor de bundels. In diezelfde tijd kreeg Bert Bevers van Albert
Hagenaars de uitnodiging om samen met hem en de in Chartres wonende
kunstenares Elisabeth Bonvarlet in januari 1978 te exposeren in de stad
Dreux. Deze expositie had in elk geval als resultaat dat de onderlinge
samenwerking hechter werd. Bovendien ging Hagenaars proberen de
expositie naar Nederland te halen, wat uiteindelijk alleen mogelijk
bleek door zelf een galerie te openen. Toen dat eenmaal gerealiseerd
was, gaf hij diverse WEL-dichters de mogelijkheid om te exposeren en
zette hij in de galerie een verkooppunt van WEL op. Het contact tussen
hem en Frans Mink werd nu een stuk intensiever. Bert Bevers en Albert Hagenaars wilden ter gelegenheid
van de expositie in Dreux elk een bundel door Bonvarlet in het Frans
vertaalde poëzie van hun hand te laten verschijnen. Tijdens een bezoek
van Elisabeth Bonvarlet aan Nederland, werd er gewerkt aan ‘Découper
des rêves’ van Bevers en ‘Un acces d’éclats’ van Hagenaars.
Uiteindelijk verscheen alleen het eerste boekje, bij Editions Castores,
maar te laat om de expositie te bereiken. Later ging een deel van de
oplage door waterschade verloren, op de wrakke zolder van het pand
Sint-Josephstraat. WEL nam een deel van de distributie op zich. Wat
eveneens verscheen was een gezamenlijke uitgave, waarin van Bonvarlet
een tekening, van Bevers enkele cartoons en van Hagenaars een poëtisch
getint manifest voor zijn schilderijen alsmede enkele tekeningen staan.
Een fragment uit dit manifest,dat in feite zijn debuut is luidt:’ Avec
des débris dans bras / je suis un glapeur sauvage / revêtu
de ses habits de cérémonie/ qui se glisse/ par les ruelles obcures/ de
notre empire occidental’. ‘Ils
devaient être trois. Mais Bevers n’a pu se joindre au dernier moment
á leur exposition. C’est donc Elisabeth Bonvarlet et son ami
hollandais que nous avons rencontrés hier á l’Ancienne Chapelle au
milieu de silencieux des fraîchement accrochées sur le fond d’œil
sur leurs toiles c’est un grand choc visuel; un monde étrange,
barbare, inhumain qui s’accroche derrière des barreaux de couleurs
avec des grincements de dents des yeux troués de peur des révoltés
qui claquent, un monde aussi trop nu où il n’y a rien de rigide, mais
qui approche la décomposition, l’angoisse nucléaire, la
solitude’….
Bij WEL verschenen in de loop van 1978: ’Madeliefjes’ van Nicoline Hooymans uit Rotterdam, ‘Een meervoudige wereld’ van Pieter Luykx uit Breda, alsmede ‘Laatste woord?’ van De Enige, ditmaal onder het pseudoniem de Eeuwige. Deze optimistische naam hing samen misschien met de voorbereidingen om het vijfjarig bestaan van WEL te vieren. Ook de titel van de bundel was goed gekozen, want het bleek werkelijk de laatste van Mink onder pseudoniem te zijn. Het
feest voor het eerste lustrum vond op 24 november 1978 plaats in de
ruimte van het inmiddels gesloopte culturele centrum De Botte Hommel aan
de Rijtuigweg. De opening geschiedde door medewerker Bert van Zielst (broer
van Adrie) en Mink zelf. Voor het eerst was Albert Hagenaars present op een WEL-avond, maar meer om contacten te leggen met de beeldend kunstenaars onder de dichters, dan om naar de poëzie te luisteren. Enkele weken eerder, op 3 november had hij met een expositie van fotograaf Jacques Bakker galerie Valckesteyn geopend, in een op de slooplijst genoteerd pand in de binnenstad, Koevoetstaat 23. Na een grondige restauratie ging hij er ook wonen. Behalve exposities van Elisabeth Bonvarlet en hemzelf volgden er de eerste maanden ook nog van de WEL-dichters Frans Mink, Bert Bevers, Bob Powers en Cees van Dongen. Laatstgenoemde gaf ook een aparte soiree met veel muziek, poëzie en drank. Tevens werd er een activiteit georganiseerd rond de snel bekend geworden volksrijmelaar Ko van de Ketterij, die op de viering van het eerste WEL-lustrum op een open podium zijn eerste optreden beleefde. Naar aanleiding hiervan verscheen kort erna zijn eerste door Bert en Peter Bevers uitgegeven boek ‘Ieder mens heeft wel een gave’, dat meteen een verkoopsucces beleefde. Enkele
maanden later, in het voorjaar van 1979, verscheen het eerste nummer van
het nieuwe tijdschrijft ‘Het roze gevaar, magazine voor cultuur en zo’
van Bert Bevers, die hierin veel aandacht besteedde
aan zowel WEL als Galerie Valckesteyn. Poëzie-avonden
zijn sedert de opkomst van literair gezelschap WEL (toentertijd nog
gewoon uitgeverij WEL) als paddestoeltjes, maar wel gedoseerd uit de
grond geschoten. De productiviteit van de dichters taande, WEL
reorganiseerde en verhuisde naar Tilburg. De frequentie (is die er ooit
geweest?) van de poëzie-avonden nam af en het allerlaatste dat we op
dit gebied van WEL hoorden, was de avond ter gelegenheid van het 5-jarig
bestaan, in de Botte Hommel. Galerie Valckesteyn heeft het heft een
beetje in handen genomen. Ter gelegenheid van een expositie van
WEL-medewerker Frans Mink werd op 17 februari 1979 een poëzie-avond
gehouden. Vooraf even de mededeling dat de datum zonder meer ongunstig
was. Zelfs de meest fervente dichter/poëzieliefhebber met fanatiek
Bergs bloed is rond dat tijdstip in hogere (carnavals-)sferen. Ook de
kou van deze winter was volgens galeriehouder Albert Hagenaars debet aan
het gering aantal bezoekers. Slechts een tiental personen had alle
moeilijkheden getrotseerd om de gedichten van Frans Mink, Albert
Hagenaars, Cees van Dongen en Nicoline Hooymans (voorgelezen door
Marianne Brouwers) te aanhoren. Exposant annex dichter Frans Mink was
niet in een uitgelaten stemming en motiveerde dat: ‘Ik kreeg vanmorgen
een rouwkaartje in de bus en het is geloof ik de eerste keer dat ik een
rouwkaart in de bus kreeg. Dat bleek van Mia Veugen te komen. Haar man,
Ton Veugen is deze week op 39- jarige leeftijd overleden. Op de vraag
uit het publiek wie Ton Veugen was, antwoordde hij: ‘Ton schreef zelf
ook gedichten, maar hij is heel lang besturende kracht geweest van
uitgeverij Opwenteling uit Eindhoven. Hij stond altijd op de Bergse
braderie met een stand van Opwenteling. Vanaf september was hij ziek,
alhoewel hij dat aan zijn humeur niet liet blijken. Ik hoorde in
Middelburg, dat hij in het ziekenhuis lag en heb toen een gedicht
opgezocht uit zijn laatste bundel. Het heet: ‘Een meisje met een roos
op het balkon’: Tot
augustus 1979 gaf Mink slechts één boekje uit, een WEL-minibloemlezing,
die gebruikt werd als reclamemateriaal. Hij voerde nog steeds alleen
alle bestuurstaken uit, alleen bij de assemblage van de bundels werd hij
voortaan geholpen door buurman Albert Hagenaars, die ook tot 1980
meeging naar vrijwel alle poëzie-activiteiten waar WEL vertegenwoordigd
was. In
augustus nam Wilma van Engen, een buurvrouw van Mink, het typewerk over
van Izaak van Cruyningen, die inmiddels redacteur bij een krant geworden
was en geen tijd meer had voor de uitgeverij. Zij beschikte over een
IBM-machine met ‘bolletjes’, waardoor de variatie in lettertypes van
de bundels groter kon worden. In diezelfde maand verschenen eindelijk
weer nieuwe bundels. Het waren: ‘Je neus achterna’ van Bennie van
den Aarssen uit Tholen, ‘Als je goed kijkt’ van Marjo Steeman uit
Breda en ’Stadskoorts’ van Albert Hagenaars. Hagenaars
had in tussentijd zoveel ervaring opgedaan en contacten gelegd, dat hij
erover dacht een eigen uitgeverij op te zetten, een plan dat duidelijker
vorm kreeg, toen hij in april 1980 besloot de galerie op te heffen. Vaak
waren de activiteiten verbonden geweest met literatuur en muziek. In
totaal 21 kunstenaars, uit Nederland, België, Frankrijk, Italië en
West–Duitsland waren te gast. Tevens was de galerie een vast verkoop
punt van WEL-uitgaven. De laatste act die er plaats vond, in januari
1980, was de aan Jörg Immendorf opgedragen performance ‘Still life’
van Katharina Alberts uit Düsseldorf. De organisatie daarvan was mede
in handen van het K.A.K (Kultureel Advies Kantoor), een nieuw door
Hagenaars opgezet medium, dat hij hoopte te kunnen gebruiken voor zijn
uitgeverijplannen. De
bundels van Nicoline Hooymans en het Vlaamse vijftal werden op dezelfde
dag gepresenteerd, 4 april 1981; ’Duizend Prachtig’ ’s middags
tijdens een vrouwendag te Bergen op Zoom, ‘Solden’ ’s avonds in
het druk bezochte theater De Zwarte Komedie, midden in de rosse buurt
van Antwerpen, waar toepasselijk een expositie te zien was over de
collectie erotica van Louis Paul Boon. In
een vraaggesprek over de afgelopen periode zei hij het vooral te
betreuren, dat het tijdschrijft WELlicht noodgedwongen ter ziele was
gegaan. Nummer negen was het laatste nummer geweest. DE DERDE PERIODE: 1981-2004De
vergadering over de overname van het beleid van WEL vond plaats op 30
november 1980. Aanwezig waren: Frans Mink, Mona 1)
De gemiddelde kwaliteit van de uit te geven poëzie moet een stuk omhoog;
er moet veel strenger geselecteerd worden. De
belangrijkste voorwaarden van Frans Mink waren; 1)
Het betrokken blijven bij de uitgeverij en wel als voorzitter in het
nieuwe bestuur. Al deze
voorwaarden werden door de verschillende partijen ingewilligd. Op 7
april 1981 werd dan het nieuwe bestuur officieel geïnstalleerd. Frans
Mink werd voorzitter, Albert Hagenaars secretaris, Mona Medio
1981 werd het nieuwe redactie-adres Moeregrebstraat 4 te Bergen op Zoom.
Het postadres bleef evenals in de voorgaande jaren postbus 624, 4600 AP
Bergen op Zoom. Om
een soepel beleid met snelle beslissingen te kunnen voeren en ophoping
van werk te vermijden, dat al snel in omvang toenam, werd besloten de
binnenkomende scripts op het redactie–adres te houden. Ze konden dan
daar door alle leden van het bestuur, tevens de redactie, gelezen en
beoordeeld worden, zodat de inzenders uiterlijk binnen vier weken
antwoorden kregen. Het aantal contacten werd in hoog tempo opgevoerd. Daarnaast werden tientallen literaire tijdschriften uit Vlaanderen en Nederland gevolgd om op de hoogte te blijven van de actuele ontwikkelingen en opkomende dichters bijtijds te kunnen signaleren en eventueel een contract bij WEL aan te bieden. Met een aantal interessante tijdschriften die niet in de West-Brabantse bibliotheken te vinden waren, werd een ruilabonnement aangegaan, op andere een gewoon abonnement genomen. Na de
uitgave van ‘Wedersamenstelling’ van Phil Cailliau in de herfst van
1981, onderhandelde WEL met de Roemeense dichter Marin Sorescu, die door
zijn optreden op Poetry International te Rotterdam ook in Nederland
bekend geworden was. Het was de bedoeling een uitgave te maken met door
Theo Wieringa en, later, Michel Malm, uit het Duits vertaalde gedichten,
maar door de net iets eerder verschijnende uitgave van een soortgelijke
bundel bij Elsevier-Manteau, moest dat plan afgeblazen worden. Het was
een eerste tegenvaller voor het nieuwe bestuur. In deze jaren kwam er in Nederland en Vlaanderen een hausse op gang van kleine uitgeverijen en literaire tijdschriften. In Bergen op Zoom waren er toen naast WEL, maar niet alle tegelijkertijd, o.a. de volgende uitgeverijen: Heeffer Literair (van Magda Heeffer), Vlinder (van Cees van Dongen), Gedaante (eveneens van Cees van Dongen), Pandor (nogmaals van Cees van Dongen), H.I.C.(Haud Incerta Cano (van Carlo Jenniskens), De Dijkpers (opgericht door Bert Bevers), Cantonese Boy Pres (ook hiermee had Bevers bemoeienis), Cadans (dat met Marieke Hagenaars naar Utrecht verhuisde) en d’ Uitgeverei (van o.a. Peter Bevers). Een van de resultaten van deze ontwikkeling was, dat de nieuwe uitgeverijen en uitgeverijtjes werk gingen overnemen van WEL, voornamelijk werk dat WEL juist liet vallen, zoals het uitgeven van talent uit eigen streek. Ook ten opzichte van Opwenteling werden enige beleidsveranderingen doorgevoerd. De belangrijkste doelstelling van de Eindhovense collega’s was nog altijd vooral debutanten een publicatiekans te geven. Door deze taak voornamelijk aan Opwenteling en de vele nieuwe organisaties over te laten, kon WEL zich nu meer richten op de versterking van het inmiddels gesnoeide vaste fonds, zodat de betreffende dichters meer voorrang gingen genieten. Zo werden bijvoorbeeld hun uitverkochte bundels eerder herdrukt en richtte de reclame zich meer op hen. Alleen van debutanten en andere dichters die heel goed werk inleverden werden nog bundels uitgegeven. Een jaar later werden door het zogenaamde WELdra-plan, zij het uiteindelijk voor slechts één keer, de opgestelde richtlijnen op een inconsequente wijze doorbroken. Nog in 1981 werd besloten een prozatak op te zetten. Bij wijze van proef zou als eerste proza-uitgave een bundeling columns van de Almeerse journalist Henk Kruit (broer van Johanna Kruit) uitgegeven worden die eerder in dagblad De Almare verschenen. In 1982 verscheen het eerste boekje, getiteld ‘Zeeuwse Babbelaars’. Het was een succes,want in enkele maanden tijd waren er al drie drukken uitverkocht. Interessant
voor de uitgeverij was, dat enkele aan WEL gelieerde dichters in deze
periode landelijk begonnen door te breken middels opname van hun werk in
de grote literaire tijdschriften. Begin
1982 begon de verkoop snel te stijgen en een half jaar later was de
verkoop drie keer zo groot als in 1980! Mede daardoor konden de bundels
beter verzorgd worden: er kwamen glanzende omslagen en er werd op dikker
papier gedrukt. In 1983 konden de eerste bundels gezet worden en gingen
de oplagen nogmaals omhoog. Ook de gegenereerde publiciteit nam snel
toe, gedeeltelijk op kracht van de uitgeverij, gedeeltelijk op kracht
van de dichters die in artikelen herhaaldelijk het belang van WEL
onderstreepten. In
een Antwerps radio-interview voor het literair programma Anakoloet
beantwoordde Albert Hagenaars onder meer de volgende vragen van Rudy
Vanschoonbeek: RV:
Geef jij ook slechte poëzie uit? In
het najaar van 1982 werd, in weerwil van onlangs gemaakte afspraken, op
een vergadering besloten bij wijze van experiment voor één jaar een poëziereeks
speciaal voor debutanten op te zetten, de zgn. Weldrareeks, die
redactioneel onder de hoede van Mona In
deze periode ook begon een reeks van literaire cafés in het Wapen van
Engeland in de Lievevrouwestraat in Bergen op Zoom. Deze bijeenkomsten
werden steevast georganiseerd op zondagmiddag. De initiatiefnemer was
Bert Bevers die in het café werkte. Uiteraard waren regelmatig
WEL-dichters te gast. Bevers gaf ook zogenaamde Poëzie–cahiers uit,
waarin gedichten van optredende dichters in handschrift afgedrukt waren
en voorts bio- en bibliografische gegevens bevatten. Door de oplage
klein te houden werden de cahiers al gauw collectors–items. Begin
1983 was er wegens de goede verkoop geld beschikbaar om een aantal
herdrukken te laten verschijnen, zonder dat het geplande programma van
de nieuwe uitgaven in gevaar kwam. De herdrukken waren: Dolores
Dolores’ (2e druk) van Harry van Tienen,’Spertijd’ (2e
druk )van Albert Hagenaars, Landgrens’’ (2e druk)van
Johanna Kruit, en ‘Zeeuwse Babelaars’(3e druk) van Henk
Kruit. WORDT VERVOLGD
|
|