*
Ik
kan jou nog zien: een echo,
betastbaar met voel-
woorden, op het afscheids-
mes.
Jouw
gezicht verschuwt langzaam
wanneer het plotseling
lampaardig helder wordt
in mij, op de plaats
waar men het pijnlijkst Nooit zegt.
KEULEN,
AM HOF
Hartentijd,
nu staan
de gedroomden
voor het middernachtelijke cijfer.
Er
werd gesproken in de stilte, er werd gezwegen,
vervolgde zijn weg
Verbannen en Verloren,
die waren thuis.
Gij
kathedralen.
Gij
kathedralen ongezien,
gij rivieren onbeluisterd
gij uurwerken diep in ons.
Köln,
am Hof – Gedichte. 1966
*
’s
Avonds, in
Hamburg, een
eindeloze schoenriem-
waarop
de geesten kauwen-
snoert twee bebloede tenen samen
tot de eed om verder te gaan.
Abends
– Atemwende. 1967
|