JACHTRECHT
In
het schaakspel van het leven
Ben ik de jager van een derde speler
Die mij poetst en polijst
En elke nacht ophitst en bevrijdt.
Sla
ik eerst de witte dame die lief is
Maar dwangmatig liegt of de zwarte,
Betrouwbaar als een doofstomme non
Maar agressief in hart en ziel?
Zo
kruis ik pleinen en passages,
Sluip ik door stegen en spelonken,
En breek ik echt en wet van mijn meester,
Die mij elke morgen vergeeft.
Droit
de chasse
|