IAN HAMILTON (1938-2001)

 


DE STORM

Niet ver weg zwelt een storm aan. Hij komt onze richting uit.
Jij kijkt op zo’n manier op in het licht dat het één zijde
Van je gezicht vangt, je strakke mond, je bange blik.
Je draait je naar mij om en wanneer ik roep,
Kom je nader en kniel je naast me, wil je dat ik je hoofd
In mijn handen neem alsof het een kwetsbare schaal was
Die de storm zou kunnen breken.
Je wil dat ik tussen jou en de gewelddadige donder kom.
Maar over jouw vlees bewegend trillen mijn grote handen,
Kloppen met jou mee en dan, zich afvragend hoe, grijpen ze.
De storm davert door me heen als jouw mond zich openspert.

The Storm